ECLI:NL:RBARN:2008:BG6234

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
1 december 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05/900477-06
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een ontslagen onderofficier wegens valsheid in geschrifte en wapenbezit

In deze zaak heeft de militaire kamer van de Rechtbank Arnhem op 1 december 2008 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een ontslagen onderofficier van de Koninklijke Luchtmacht. De verdachte werd beschuldigd van het op grote schaal valselijk opmaken en indienen van dienstreisdeclaraties, samen met twee ex-collega's, gedurende de periode van 5 april 2004 tot en met 1 november 2006. De verdachte maakte gebruik van vervalste bewijsstukken om het Ministerie van Defensie te misleiden, waardoor hij en zijn mededaders onterecht geldbedragen ontvingen. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, en een schadevergoeding van € 50.168,20 aan de benadeelde partij, de Staat der Nederlanden, Ministerie van Defensie.

Tijdens de zitting op 17 november 2008 werd de verdachte bijgestaan door zijn raadsman, mr. J.C. Oudijk. De militaire kamer oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan het medeplegen van oplichting en het voorhanden hebben van een vuurwapen van categorie III. De rechtbank achtte de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk, omdat deze onvoldoende gemotiveerd was.

De militaire kamer hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn ontslag en de gevolgen daarvan voor zijn gezin. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 maanden en een werkstraf van 240 uur, met de bepaling dat de werkstraf binnen een jaar na het onherroepelijk worden van het vonnis moet worden voltooid. De rechtbank besloot dat de gevangenisstraf niet tenuitvoer zal worden gelegd, tenzij de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van 2 jaar schuldig maakt aan een nieuw strafbaar feit.

Uitspraak

Vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector strafrecht
Militaire Kamer
PROMIS II
Parketnummer : 05/900477-06 en 05/801370-07 (ttz.gev.)
Datum zitting : 17 november 2008
Datum uitspraak : 01 december 2008
TEGENSPRAAK
In de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
tegen
naam : [verdachte],
geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats],
adres : [adres],
plaats : [woonplaats],
gewezen (tot 1 oktober 2006) adjudant-onderofficier (KLu) reg.nr.52.12.04.122.
Raadsman: mr J.C. Oudijk, advocaat te Venlo.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
(ten aanzien van de zaak onder parketnummer 05/900477-06)
hij in of omstreeks de periode van 5 april 2004 tot en met 1 november 2006 te Volkel en/of Arnhem en/of Roermond en/of Weeze en/of elders in Nederland en/of de Bondsrepubliek Duitsland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door een of meer kunstgre(e)p(en) en/of door een samenweefsel van verdichtsels, het Ministerie van Defensie heeft bewogen tot afgifte van (een) geldbedrag(en) in elk geval van enig goed, hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) toen aldaar met het vorenomschreven oogmerk -zakelijk weergegeven- opzettelijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid in de zaken met de nummers:
zaak 1 (proces-verbaal pagina 1093) en/of zaak 2 (proces-verbaal pagina 4766) en/of zaak 3 (proces-verbaal pagina 4802) en/of zaak 4 (proces-verbaal pagina 1247) en/of zaak 5 (proces-verbaal pagina 4843) en/of zaak 6 (proces-verbaal pagina 4882) en/of zaak 7 (proces-verbaal pagina 4917) en/of zaak 29 (proces-verbaal pagina 5536) en/of zaak 30 (proces-verbaal pagina 5610) en/of zaak 31 (proces-verbaal pagina 0560) en/of zaak 33 (proces-verbaal pagina 0703) en/of zaak 35 (proces-verbaal pagina 5717) en/of zaak 36 (proces-verbaal pagina 5766) en/of zaak 37 (proces-verbaal pagina 5833) en/of zaak 38 (proces-verbaal pagina 5865) en/of zaak 39 (proces-verbaal pagina 5899) en/of zaak 40 (proces-verbaal pagina 5952) en/of zaak 42 (proces-verbaal pagina 5985) en/of zaak 43 (proces-verbaal pagina 0934) en/of zaak 44 (proces-verbaal pagina 6051) en/of zaak 45 (proces-verbaal pagina 6105) en/of zaak 46 (proces-verbaal pagina 6174) en/of zaak 47 (proces-verbaal pagina 1022) en/of zaak 48 (proces-verbaal pagina 6203) en/of zaak 49 (proces-verbaal pagina 6231) en/of zaak 50 (proces-verbaal pagina 6256)
(telkens)
- een of meer documenten (doen) op(ge)ma(a)k(t)(en), welke moest(en) doorgaan voor (een) rekening(en) van door verdachte en/of diens mededaders genoten hotelovernachtingen tijdens (een) dienstrei(s)(zen) en/of (vervolgens)
- dit/deze document(en), als ware het (een) echte en onvervalste hotelrekening(en), als bijlage(n) gevoegd bij (een) dienstreisdeclaratie(s) en/of (vervolgens)
- deze dienstreisdelaratie(s), als ware deze volgens de in die declaratie(s) genoemde informatie verricht, ondertekend en/of ingediend (bij het bevoegd gezag waardoor het Ministerie van Defensie werd bewogen tot bovenomschreven afgifte.
(ten aanzien van de zaak onder parketnummer 05/801370-07)
hij op of omstreeks 21 augustus 2007 te Roermond een of meer wapens van categorie III, te weten een kogelgeweer, merkt TOZ, model T03-8M, kaliber .22, en/of (bijbehorende) munitie van categorie III, te weten 24 patronen van het kaliber .22 kort en 24 patronen van het kaliber .22 LR, voorhanden heeft gehad.
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaken zijn op 17 november 2008 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr J.C. Oudijk, advocaat te Venlo.
Als benadeelde partij heeft zich in de zaak onder parketnummer 05/900477-06 schriftelijk in het geding gevoegd de Staat der Nederlanden, Ministerie van Defensie, Koninklijke Luchtmacht.
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot: een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
De officier van justitie heeft voorts verzocht dat de vordering van de benadeelde partij de Staat der Nederlanden, Ministerie van defensie, Koninklijke Luchtmacht tot een bedrag van € 50.168,20, hoofdelijk, wordt toegewezen, dat een schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 364 dagen hechtenis en dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk wordt verklaard, nu dat deel van de vordering niet van zo eenvoudige aard is dat dit zich leent voor behandeling in het strafgeding.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Bewijsmiddelen ten aanzien van de zaak onder parketnummer 05/900477-06:
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting d.d. 17 november 2008;
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van de Koninklijke Marechaussee, district Zuid, brigade Recherche en Informatie, onderzoek Giebel, opgemaakt door P.H.M. Bongartz en J.A. Los, beiden opperwachtmeester der Koninklijke Marechaussee, onder meer inhoudende:
zaak 1: de verklaring van de aangever [aangever 1] d.d. 22 juni 2006 (pag. 1111 e.v.);
de verklaring van [medeverdachte 1] (pag. 1205 e.v.);
de verklaring van [medeverdachte 2] (pag. 1214 e.v.).
zaak 2: de verklaring van de aangever [aangever 1] d.d. 22 juni 2006 (pag. 1111 e.v.);
de verklaring van [medeverdachte 1] (pag. 1990 e.v.);
de verklaring van [medeverdachte 2] (pag. 2286 e.v.);
zaak 3: de verklaring van de aangever [aangever 1] d.d. 22 juni 2006 (pag. 1111 e.v.);
de verklaring van [medeverdachte 1] (pag. 2002 e.v.);
de verklaring van [medeverdachte 2] (pag. 2298 e.v.);
zaak 4: de verklaring van de aangever [aangever 1] d.d. 22 juni 2006 (pag. 1111 e.v.);
de verklaring van [medeverdachte 1] (pag. 1367 e.v.);
de verklaring van [medeverdachte 2] (pag. 1375 e.v.);
zaak 5: de verklaring van de aangever [aangever 1] d.d. 22 juni 2006 (pag. 1111 e.v.);
de verklaring van [medeverdachte 1] (pag. 2006 e.v.);
de verklaring van [medeverdachte 2] (pag. 2302 e.v.);
zaak 6: de verklaring van de aangever [aangever 1] d.d. 22 juni 2006 (pag. 1111 e.v.);
de verklaring van [medeverdachte 1] (pag. 2010 e.v.);
de verklaring van [medeverdachte 2] (pag. 2307 e.v.);
zaak 7: de verklaring van de aangever [aangever 1] d.d. 22 juni 2006 (pag. 1111 e.v.);
de verklaring van [medeverdachte 1] (pag. 2014 e.v.);
de verklaring van [medeverdachte 2] (pag. 2311 e.v.);
zaak 29:de verklaring van de aangever [aangever 2] d.d. 12 februari 2007 (pag. 4126 e.v.);
de verklaring van [medeverdachte 1] (pag. 1940 e.v.);
de verklaring van [medeverdachte 2] (pag. 2233 e.v.);
zaak 30:de verklaring van de aangever [aangever 1] d.d. 22 juni 2006 (pag. 1111 e.v.);
de verklaring van [medeverdachte 1] (pag. 1945 e.v.);
de verklaring van [medeverdachte 2] (pag. 2237 e.v.);
zaak 31:de verklaring van de aangever [aangever 2] d.d. 12 februari 2007 (pag. 4126 e.v.);
de verklaring van [medeverdachte 1] (pag. 0662 e.v.);
de verklaring van [medeverdachte 2] (pag. 0670 e.v.);
zaak 33: de verklaring van de aangever [aangever 2] d.d. 12 februari 2007 (pag. 4126 e.v.);
de verklaring van [medeverdachte 1] (pag. 0810 e.v.);
de verklaring van [medeverdachte 2] (pag. 0829 e.v.);
zaak 35:de verklaring van de aangever [aangever 2] d.d. 12 februari 2007 (pag. 4126 e.v.);
de verklaring van [medeverdachte 1] (pag. 1949 e.v.);
de verklaring van [medeverdachte 2] (pag. 2241 e.v.);
zaak 36:de verklaring van de aangever [aangever 2] d.d. 14 februari 2007 (pag. 4185 e.v.);
de verklaring van [medeverdachte 1] (pag. 1898 e.v.);
de verklaring van [medeverdachte 2] (pag. 2074 e.v.);
zaak 37:de verklaring van de aangever [aangever 2] d.d. 14 februari 2007 (pag. 4196 e.v.);
de verklaring van [medeverdachte 1] (pag. 1953 e.v.);
de verklaring van [medeverdachte 2] (pag. 2249 e.v.);
zaak 38: de verklaring van de aangever [aangever 2] d.d. 14 februari 2007 (pag. 4202 e.v.);
de verklaring van [medeverdachte 1] (pag. 1957 e.v.);
de verklaring van [medeverdachte 2] (pag. 2253 e.v.);
zaak 39:de verklaring van de aangever [aangever 2] d.d. 14 februari 2007 (pag. 4208 e.v.);
de verklaring van [medeverdachte 1] (pag. 1961 e.v.);
de verklaring van [medeverdachte 2] (pag. 2261 e.v.);
zaak 40:de verklaring van de aangever [aangever 2] d.d. 14 februari 2007 (pag. 4215 e.v.);
de verklaring van [medeverdachte 1] (pag. 1965 e.v.);
de verklaring van [medeverdachte 2] (pag. 2265 e.v.);
zaak 42:de verklaring van de aangever [aangever 2] d.d. 14 februari 2007 (pag. 4228 e.v.);
de verklaring van [medeverdachte 1] (pag. 1969 e.v.);
de verklaring van [medeverdachte 2] (pag. 2265 e.v.);
zaak 43:de verklaring van de aangever [aangever 2] d.d. 14 februari 2007 (pag. 4239 e.v.);
de verklaring van [medeverdachte 1] (pag. 1862 e.v.);
de verklaring van [medeverdachte 2] (pag. 2153 e.v.);
zaak 44:de verklaring van de aangever [aangever 2] d.d. 14 februari 2007 (pag. 4246 e.v.);
de verklaring van [medeverdachte 1] (pag. 1974 e.v.);
de verklaring van [medeverdachte 2] (pag. 2269 e.v.);
zaak 45:de verklaring van de aangever [aangever 2] d.d. 14 februari 2007 (pag. 4254 e.v.);
de verklaring van [medeverdachte 1] (pag. 2036 e.v.);
de verklaring van [medeverdachte 2] (pag. 2327 e.v.);
zaak 46:de verklaring van de aangever [aangever 2] d.d. 14 februari 2007 (pag. 4264 e.v.);
de verklaring van [medeverdachte 1] (pag. 1978 e.v.);
de verklaring van [medeverdachte 2] (pag. 2274 e.v.);
zaak 47:de verklaring van de aangever [aangever 2] d.d. 14 februari 2007 (pag. 4270 e.v.);
de verklaring van [medeverdachte 1] (pag.1870 e.v.);
de verklaring van [medeverdachte 2] (pag. 2165 e.v.);
zaak 48:de verklaring van de aangever [aangever 2] d.d. 14 februari 2007 (pag. 4276 e.v.);
de verklaring van [medeverdachte 1] (pag. 1982 e.v.);
de verklaring van [medeverdachte 2] (pag. 2278 e.v.);
zaak 49:de verklaring van de aangever [aangever 2] d.d. 14 februari 2007 (pag. 4282 e.v.);
de verklaring van [medeverdachte 1] (pag. 1986 e.v.);
de verklaring van [medeverdachte 2] (pag. 2282 e.v.);
zaak 50:de verklaring van de aangever [aangever 2] d.d. 14 februari 2007 (pag. 4289 e.v.);
de verklaring van [medeverdachte 1] (pag. 1994 e.v.);
de verklaring van [medeverdachte 2] (pag. 2290 e.v.).
Bewijsmiddelen ten aanzien van de zaak onder parketnummer 05/801370-07:
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting d.d. 17 november 2008;
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van de Koninklijke Marechaussee, district Zuid, Brigade Recherche en Informatie, dossiernr.PL27YR/07-004624, opgemaakt door A.J.W.M. Oomen, opperwachtmeester der Koninklijke Marechaussee, inhoudende het relaas van verbalisant(en);
Op grond van bovenstaande bewijsmiddelen acht de militaire kamer in de zaak onder parketnummer 05/900477-06 wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, in welk tenlastegelegde de militaire kamer tussen “een of meer” en “kunstgr(e)p(en)” inleest “listige” nu dit, gelet op het vervolg van de tenlastelegging kennelijk de bedoeling is van de steller van de tenlastelegging en verdachte daardoor naar het oordeel van de militaire kamer niet in zijn verdediging is geschaad, heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij in de periode van 5 april 2004 tot en met 1 november 2006 te Volkel en/of Arnhem en/of Roermond en/of Weeze en/of elders in Nederland en/of de Bondsrepubliek Duitsland, tezamen en in vereniging met anderen, telkens met het oogmerk om zich en/of anderen wederrechtelijk te bevoordelen door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, het Ministerie van Defensie heeft bewogen tot afgifte van geldbedragen
hebbende verdachte en/of zijn mededaders toen aldaar met het vorenomschreven oogmerk -zakelijk weergegeven- opzettelijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid in de zaken met de nummers:
zaak 1 en zaak 2 en zaak 3 en zaak 4 en zaak 5 en zaak 6 en zaak 7 en zaak 29 en zaak 30 en zaak 31 en zaak 33 en zaak 35 en zaak 36 en zaak 37 en zaak 38 en zaak 39 en zaak 40 en zaak 42 en zaak 43 en zaak 44 en zaak 45 en zaak 46 en zaak 47 en zaak 48 en zaak 49 en zaak 50
telkens
- een of meer documenten (doen) op(ge)ma(a)k(t)(en), welke moesten doorgaan voor een rekeningen van door verdachte en/of diens mededaders genoten hotelovernachtingen tijdens een dienstreis en vervolgens
- dit/deze documenten, als ware het een echte en onvervalste hotelrekeningen, als bijlage(n) gevoegd bij een dienstreisdeclaratie en vervolgens
- deze dienstreisdelaratie, als ware deze volgens de in die declaratie genoemde informatie verricht, ondertekend en ingediend bij het bevoegd gezag waardoor het Ministerie van Defensie werd bewogen tot bovenomschreven afgifte.
(ten aanzien van de zaak onder parketnummer 05/801370-07)
hij op 21 augustus 2007 te Roermond een wapen van categorie III, te weten een kogelgeweer, merkt TOZ, model T03-8M, kaliber .22, en bijbehorende munitie van categorie III, te weten 24 patronen van het kaliber .22 kort en 24 patronen van het kaliber .22 LR, voorhanden heeft gehad.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Voor zover meer feiten bewezen zijn verklaard, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben.
4a. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
(ten aanzien van de zaak onder parketnummer 05/900477-06)
Het medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd
(ten aanzien van de zaak onder parketnummer 05/801370-07)
ten aanzien van het wapen:
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie, terwijl het feit wordt begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III.
en
ten aanzien van de munitie:
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie.
4b. De strafbaarheid van het/de feit(en)
De feiten zijn strafbaar.
5. De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten.
6. De motivering van de sanctie(s)
Bij de beslissing over de straf heeft de militaire kamer rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de om¬stan¬dighe¬den waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd 28 oktober 2008; en
- een voorlichtingsrapportage van de Reclassering Nederland, regio Utrecht-
Arnhem d.d. 03 december 2007.
De militaire kamer overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte, ten tijde van het plegen van de bewezen feiten onderofficier bij de Koninklijke Luchtmacht, heeft gedurende een ruime periode bewust valse dienstreisdeclaraties opgemaakt, waarbij hij onder meer zich bediende van vervalste bewijsstukken, en deze ter incassering bij het Ministerie van Defensie ingediend. Daarmee heeft verdachte het in hem gestelde vertrouwen op grove wijze misbruikt. Juist van een onderofficier met de rang en anciënniteit van verdachte mag verwacht worden, zeker wanneer hij een functie bekleedt waarin hij vrij zelfstandig zijn werkzaamheden dient te verrichten, dat door hem ingediende declaraties juist zijn. Dit geldt temeer nu verdachte ten opzichte van ondergeschikten een voorbeeldfunctie heeft te vervullen.
De officier van justitie heeft een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk geëist. Op zich komt, gelet op de duur van de door verdachte gepleegde feiten, de omvang van de schade alsmede de geraffineerde wijze waarop verdachte te werk ging, de militaire kamer een dergelijke straf niet onredelijk voor.
Bij het bepalen van de hoogte van de op te leggen straf dient de militaire kamer enerzijds rekening te houden met de ernst van het strafbare feit zoals hiervoor overwogen. Anderzijds dient de militaire kamer ook met de persoon en persoonlijke belangen rekening te houden. Verdachte is, na een lange staat van dienst bij de Koninklijke Luchtmacht, vrij snel na ontdekking van de strafbare feiten ontslagen. Dit zal niet alleen voor verdachte, maar ook voor zijn gezin grote gevolgen teweeg hebben gebracht aangezien het vaste inkomen drastisch werd verminderde, bestaande (financiële) aanspraken vervielen en een geheel nieuw bestaan moest worden opgebouwd. Geruime tijd nadat verdachte was ontslagen, en inmiddels een nieuwe burgerwerkgever had gevonden, werd verdachte aangehouden, in verzekering gesteld en door de rechter-commissaris in bewaring gesteld. In totaal heeft verdachte gedurende 10 dagen in voorlopige hechtenis gezeten gedurende welke tijd het voor hem onzeker was of hij zijn nieuwe baan nog wel kon behouden. Na verdachtes invrijheidstelling heeft het wederom ruim één jaar geduurd voordat de zaak inhoudelijk op zitting werd aangebracht.
Gelet op al deze omstandigheden is de militaire kamer van oordeel dat thans volstaan kan worden met het opleggen van een werkstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf zoals hierna te melden.
Voor wat betreft de hoogte daarvan is de militaire kamer van oordeel dat geen onderscheid gemaakt moet worden tussen verdachte en zijn mededaders nu zij gedrieën de feiten hebben gepleegd en daar naar het oordeel van de militaire kamer gelijkelijk voor verantwoordelijk dienen te worden gehouden.
6a. De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft overeenkomstig het bepaalde in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vordering, strekkende tot vergoeding van geleden schade.
De militaire kamer acht de vordering van de benadeelde partij niet van eenvoudige aard, nu deze onvoldoende is gemotiveerd en er geen, althans in onvoldoende mate, rekening is gehouden met bedragen die wel gedeclareerd hadden kunnen worden, zodat de benadeelde partij in het onderhavige strafgeding in de vordering niet-ontvankelijk is. Mogelijk kan de benadeelde partij de schade verhalen via de burgerlijke rechter.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 22b, 22c, 27, 47, 57, 91 en 326 van het Wetboek van Strafrecht alsmede de artikelen 26, 55, en 56 van de Wet wapens en munitie.
8. De beslissing
De militaire kamer, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden,
bepaalt dat deze gevangenisstraf niet tenuitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
de tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit;
alsmede:
het verrichten van een werkstraf gedurende 240 (tweehonderdveertig) uren.
Bepaalt dat deze werkstraf binnen één (1) jaar na het onherroepelijk worden van dit vonnis moet worden voltooid.
De termijn binnen welke de werkstraf moet worden verricht, wordt verlengd met de tijd dat de veroordeelde rechtens zijn vrijheid is ontnomen alsmede met de tijd dat hij ongeoorloofd afwezig is.
Beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast.
Stelt deze vervangende hechtenis vast op 120 (eenhonderdtwintig) dagen.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht geheel in mindering wordt gebracht, te weten 20 (twintig) uren, zijnde 10 (tien) dagen hechtenis.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij: De Staat der Nederlanden, Ministerie van Defensie, Koninklijke Luchtmacht.
Verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering.
Aldus gewezen door:
mr. A.G. Broek-de Stigter, als voorzitter,
mr. M.F. Gielissen, rechter,
kapitein ter zee van administratie mr. H.T. Wagenaar, militair lid,
in tegenwoordigheid van R. van Dijk, griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 1 december 2008.