Parketnummer : 05/800805-08
Datum zitting : 15 december 2008
Datum uitspraak : 29 december 2008
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
naam : [verdachte],
geboren op : [geboortedatum] 1975 te [geboorteplaats],
adres : [adres],
plaats : [woonplaats],
rang / rnr : korporaal / 75.07.16.123,
ingedeeld bij : 220 transportcompagnie.
Raadsman : mr. M.P.K. Ruperti, advocaat te Amersfoort.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 8 juli 2006 tot en met 12 juli 2007 te Vroomshoop, gemeente Twenterand en/of te Darp, gemeente Westerveld en/of te Maastricht, in elk geval in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 1], in elk geval van een ander, met het oogmerk die [slachtoffer 1], in elk geval die ander te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, hierin bestaande dat hij, verdachte, tegen de wil van voornoemde [slachtoffer 1] meermalen telefonisch contact met die [slachtoffer 1] heeft gezocht en/of die [slachtoffer 1] sms-berichten en/of e-mails en/of E-cards heeft toegezonden;
2.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 7 november 2005 tot en met 12 juli 2007 te Vroomshoop, gemeente Twenterand, (telkens) opzettelijk mishandelend (van) een persoon (te weten [slachtoffer 1]), heeft geslagen en/of gestompt en (met kracht) (bij de keel) heeft vastgegrepen en/of de/een arm heeft omgedraaid, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is laatstelijk op 15 december 2008 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen, bijgestaan door mr. M.P.K. Ruperti, advocaat te Amersfoort en door Majoor G. Dekker, officier-raadsman.
Als benadeelde partij heeft zich schriftelijk in het geding gevoegd:
-[slachtoffer 1]
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder 1 en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 200 uur waarvan 100 uur voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en met aftrek van de tijd in verzekering doorgebracht.
De officier van justitie heeft voorts verzocht de vordering van [slachtoffer 1] ad € 2.247, - toe te wijzen en heeft gevorderd dat er een schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 44 dagen hechtenis.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Feiten ten aanzien van feit 1 en 2
Op grond van de bewijsmiddelen worden de navolgende feiten, die verder ook niet ter discussie staan, vastgesteld.
1.Verdachte heeft in 2004 een relatie gekregen met aangeefster. De relatie is omstreeks juli 2006 beëindigd. Tijdens deze relatie heeft verdachte aangeefster gespuugd en op haar gezicht geslagen. Verdachte heeft aangeefster ook bij haar arm gepakt.
2. Na het beëindigen van de relatie heeft verdachte getracht op verschillende manieren met aangeefster contact op te nemen.
3.Verdachte heeft namelijk in de periode 8 juli 2006 en 12 juli 2007 meer dan honderd mails gestuurd aan aangeefster.
4.Ook heeft verdachte meerdere malen E-cards aangemaakt en op verschillende data verstuurd. Verdachte verstuurde deze E-cards ook onder andere namen.
5. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij zowel het telefoonnummer van de ouders van aangeefster als dat van aangeefster zelf veelvuldig heeft gebeld.
6.Aangeefster heeft verdachte kenbaar gemaakt dat ze geen contact met verdachte wilde hebben en dat hij haar met rust moest laten.
7. Verdachte heeft haar bewust niet met rust gelaten.
Standpunt van de verdediging
Verdachte heeft betoogd dat hij aangeefster weliswaar heel veel mails en E-cards heeft gestuurd en haar heeft getracht te bellen, maar daardoor nog geen inbreuk heeft gemaakt op haar privacy. Volgens verdachte stond aangeefster open voor contact, want anders zou ze zijn mails en zijn E-cards niet openen.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte wel inbreuk heeft gemaakt op de privacy van aangeefster. Verdachte heeft aangeefster vaak en veel benaderd en aangeefster heeft dat ook zo ervaren. Zij heeft voldoende kenbaar gemaakt dat zij dit contact niet wenste.
Beoordeling van het standpunt
De militaire kamer verwerpt het verweer van verdachte en overweegt daartoe het navolgende.
Nadat de relatie tussen aangeefster en verdachte omstreeks juli 2006 definitief was beëindigd, heeft verdachte aangeefster meermalen zowel telefonisch als door middel van het veelvuldig sturen van sms-berichten en E-cards, benaderd. Verdachte heeft verklaard dat hij aangeefster misschien wel 100 mailtjes heeft gestuurd, terwijl hij wist dat aangeefster geen contact wenste. Zij had dat keer op keer aan hem kenbaar gemaakt. Hoewel hij dit wist heeft hij aangeefster bewust niet met rust gelaten, naar zijn zeggen omdat hij haar zijn kant van het verhaal (“de waarheid”) wilde laten horen. Behalve het sturen van e-mails en sms-berichten heeft verdachte aan aangeefster ook vele - al dan niet door hem tevoren ingestelde- E-cards gestuurd. Hij heeft zich bij het sturen van de E-cards van verschillende namen bediend. Daarnaast heeft verdachte regelmatig het telefoonnummer van (de ouders van ) aangeefster gebeld en vervolgens vaak zonder iets te zeggen de verbinding verbroken. Ook sprak hij voice-mailberichten in op het oude prepaidnummer van aangeefster.
De militaire kamer is van oordeel dat verdachte, door in een periode van 8 maanden -verdachte bevond zich van augustus 2006 tot december 2006 in Afghanistan van waaruit hij beperkt contact heeft gezocht - met zeer grote regelmaat zoals hiervoor geschetst aangeefster te benaderen, stelselmatig inbreuk heeft gemaakt op haar persoonlijke levenssfeer. Daarbij heeft de militaire kamer in aanmerking genomen de ruime periode waarover het tenlastegelegde heeft plaatsgevonden en de frequentie en intensiteit waarmee de verdachte (telkens) inbreuk heeft gemaakt op de leefomgeving van aangeefster. Blijkens haar aangifte en slachtofferverklaring van 14 oktober 2008 hebben de gedragingen van verdachte aangeefster een gevoel van onveiligheid gegeven en wenste zij door verdachte met rust gelaten te worden. Dat verdachte, zoals door de raadsman betoogd, de indruk had dat aangeefster openstond voor contact, is een eigen interpretatie van verdachte die niet wordt gestaafd door de feiten.
Op basis van de feiten en hetgeen hiervoor is overwogen acht de militaire kamer dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan.
Standpunt van de verdediging
Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde heeft verdachte verklaard dat hij aangeefster weliswaar tweemaal heeft geslagen, gespuugd en bij de keel heeft gepakt, maar dat dit allemaal op dezelfde avond is voorgevallen en bovendien nadat aangeefster als eerste had geslagen en gespuugd. Daarbij zou aangeefster hiervan geen pijn hebben ondervonden .
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het feit wettig en overtuigend bewezen.
Beoordeling van het standpunt
Wat er ook zij van het verweer van verdachte dat aangeefster als eerste zou hebben gespuugd of geslagen, dit ontneemt niet de wederrechtelijkheid aan verdachtes handelwijze, zodat de militaire kamer aan dit verweer voorbij gaat.
Voor zover verdachte heeft betoogd dat aangeefster als gevolg van de mishandeling geen pijn heeft gevoeld merkt de militaire kamer op dat aangeefster heeft verklaard dat zij haar arm een week niet heeft kunnen gebruiken en dat haar arm opgezwollen en pijnlijk was evenals haar kaak, waaraan zij kort daarvoor geopereerd was, zodat ook dit verweer wordt verworpen.
Op basis van de feiten en hetgeen hiervoor is overwogen acht de militaire kamer wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan.
De militaire kamer acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
1.
hij in de periode van 8 juli 2006 tot en met 12 juli 2007 te Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 1], met het oogmerk die [slachtoffer 1] te dwingen iets te dulden hierin bestaande dat hij, verdachte, tegen de wil van voornoemde [slachtoffer 1] meermalen telefonisch contact met die [slachtoffer 1] heeft gezocht en die [slachtoffer 1] sms-berichten en e-mails en E-cards heeft toegezonden;
2.
hij op tijdstippen in de periode van 7 november 2005 tot en met 12 juli 2007 te Vroomshoop, gemeente Twenterand, telkens opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 1]), heeft geslagen en gestompt en (met kracht) bij de keel heeft vastgegrepen en de/een arm heeft omgedraaid, waardoor deze pijn heeft ondervonden;
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewe¬zen. Verdach¬te moet daarvan worden vrijgesproken
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
Voor zover meer feiten bewezen zijn verklaard, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben.
4a. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
belaging
Ten aanzien van feit 2:
mishandeling, meermalen gepleegd
4b. De strafbaarheid van de feiten
De feiten zijn strafbaar.
5. De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten.
6. De motivering van de sanctie(s)
Bij de beslissing over de straf heeft de militaire kamer rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan; en
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
- een voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland, gedateerd
17 oktober 2008, betreffende verdachte; en
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd 18 november 2008.
De militaire kamer heeft bij de straftoemeting mede gelet op de navolgende door de officier van justitie –onder toezegging van afzonderlijke strafvervolging terzake te zullen afzien – ad informandum gevoegde zaak, die door verdachte is erkend, voorzien van parketnummer 05/800805-08, te weten:
- belediging, meermalen gepleegd, in de periode van 1 augustus 2005 tot en met 12 juli 2007 te Vroomshop.
De militaire kamer overweegt in het bijzonder het navolgende.
De verdachte heeft aangeefster door haar over een lange periode met zeer grote regelmaat te bellen, te mailen, sms-berichten en E-cards te sturen, terwijl hij wist dat zij geen contact meer met hem wenste en dus daarvan niet gediend was, belaagd. Door op deze manier te handelen heeft hij inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster en haar een gevoel van onveiligheid gegeven. Tevens heeft hij haar binnen hun relatie mishandeld en haar daarbij pijn bezorgd, terwijl juist binnen een relatie sprake zou moeten zijn van wederzijds respect en vertrouwen. Ter terechtzitting van 15 december 2008 heeft verdachte er nauwelijks blijk van gegeven het strafwaardige van zijn optreden in te zien.
Daar staat evenwel tegenover dat verdachte niet eerder met justitie in aanraking is geweest.
De militaire kamer is – alles overwegende – dan ook van oordeel dat een deels voorwaardelijke werkstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt. Deze straf is lager dan door de officier van justitie gevorderd, omdat de militaire kamer, het bewezenverklaarde in aanmerking genomen, tot een andere beoordeling van de feiten en omstandigheden in deze zaak komt.
6a. De beoordeling van de civiele vordering, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft overeenkomstig het bepaalde in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vordering, strekkende tot vergoeding van geleden schade.
De benadeelde partij [slachtoffer 1] vordert ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde feit een bedrag van € 1000,- en ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde feit een bedrag van € 1.247,-, in totaal derhalve een bedrag van € 2.247,-.
Aan de benadeelde partij is door de bewezenverklaarde strafbare feiten rechtstreeks nadeel toegebracht dat niet in vermogensschade bestaat. Dit is verdachte aan te rekenen. Aan de wettelijke vereisten, waaronder die bedoeld in artikel 6:106 Burgerlijk Wetboek, is voldaan. Naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid moet deze schade worden begroot op na te melden bedrag.
De militaire kamer zal de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] voornoemd toewijzen tot een bedrag van € 500, -. Daarbij zal tevens de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht worden opgelegd waarbij de vervangende hechtenis dient te worden vastgesteld op 10 (tien) dagen. Voor het overige deel zal zij de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, nu deze vordering niet van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 27, 36f, 57, 285b en 300 van het Wetboek van Straf¬recht.
De militaire kamer, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot:
een werkstraf voor de duur van 160 (honderdzestig) uur
Bepaalt dat van deze werkstraf een gedeelte, 80 (tachtig) uren subsidiair 40 (veertig) dagen hechtenis, niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
Stelt een proeftijd vast van 2 (twee) jaren. De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit.
Bepaalt dat het onvoorwaardelijke gedeelte van deze werkstraf binnen één (1) jaar na het onherroepelijk worden van dit vonnis moet worden voltooid.
Bepaalt voorts dat de termijn binnen welke de werkstraf moet worden verricht, wordt verlengd met de tijd dat de veroordeelde rechtens zijn vrijheid is ontnomen evenals met de tijd dat hij zich aan zodanige vrijheidsontneming heeft onttrokken.
Beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast.
Stelt deze vervangende hechtenis vast op 80 (tachtig) dagen.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde in verzekering doorgebracht geheel in mindering wordt gebracht, te weten 6 uren, zijnde 3 dagen hechtenis.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1], woonachtig aan de [adres], [woonplaats] ten aanzien van de feiten 1 en 2.
Wijst de vordering van de benadeelde partij ten dele toe.
- Veroordeelt de veroordeelde tegen kwijting aan [slachtoffer 1] wonende te [woonplaats], te betalen € 500, - (zegge: vijfhonderd euro) te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van de datum van dit vonnis.
- Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
Verklaart de vordering voor het overige deel niet-ontvankelijk.
Maatregel van schadevergoeding ad € 500,-, subsidiair 10 dagen hechtenis.
- Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1], wonende te [woonplaats], te betalen € 500,- (zegge : vijfhonderd euro), bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 10 (tien) dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Aldus gewezen door:
mr. M.F. Gielissen, als voorzitter,
mr. A.G. Broek-de Stigter, rechter,
kapitein ter zee van administratie mr. H.T. Wagenaar, militair lid,
in tegenwoordigheid van mr. S.C.A.M. Janssen, griffier.
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 29 december 2008.