ECLI:NL:RBARN:2008:BJ6200

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
28 februari 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 07/1646
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Leges en aanmaningskosten voor gehandicaptenparkeerkaart

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Arnhem op 28 februari 2008, staat de vraag centraal of de aanmaningskosten die in rekening zijn gebracht voor het niet betalen van leges voor een gehandicaptenparkeerkaart terecht zijn. Eiser, wonende te [Z], had een gehandicaptenparkeerkaart aangevraagd en kreeg hiervoor een bedrag van € 35 aan leges in rekening gebracht. Aangezien eiser deze leges niet had voldaan, werd op 30 januari 2007 een aanmaning verzonden, waarbij € 6 aan aanmaningskosten in rekening werd gebracht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de leges en aanmaningskosten door verweerder, de heffingsambtenaar van de gemeente [P], terecht zijn opgelegd.

De rechtbank heeft het procesverloop in detail beschreven. Eiser had beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van 10 april 2007, waarin de leges en aanmaningskosten werden gehandhaafd. Tijdens de zitting op 30 oktober 2007 was eiser niet verschenen, maar de rechtbank oordeelde dat de uitnodiging om te verschijnen op de juiste wijze was verzonden. Verweerder had de Tarieventabel 2006, die relevant was voor de leges, aan de rechtbank toegezonden, en er werd een vermindering van de leges van € 15,60 aangeboden.

De rechtbank heeft de feiten en het geschil beoordeeld. De aanmaningskosten van € 6 zijn in overeenstemming met artikel 2 van de Kostenwet invordering rijksbelastingen, dat bepaalt dat voor het verzenden van een aanmaning tot een gevorderde som van € 454 een bedrag van € 6 verschuldigd is. De rechtbank concludeert dat de aanmaningskosten terecht zijn opgelegd, en dat de stelling van eiser dat de afwijzing van de aanvraag voor de gehandicaptenparkeerkaart nog onder de rechter is, niet kan leiden tot een verlaging van deze kosten. Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond en ziet zij geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM
Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer
Procedurenummer: AWB 07/1646
Uitspraakdatum: 28 februari 2008
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[X] wonende te [Z], eiser,
en
de heffingsambtenaar van de gemeente [P] verweerder.
1. Ontstaan en loop van het geding
Verweerder heeft aan eiser € 35 aan leges in rekening gebracht voor de aanvraag van een gehandicaptenparkeerkaart. Omdat eiser de verschuldigde leges niet heeft voldaan is op
30 januari 2007 een aanmaning verzonden waarbij € 6 aan aanmaningskosten in rekening is gebracht.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 10 april 2007 de in rekening gebrachte leges en de aanmaningskosten gehandhaafd.
Eiser heeft daartegen bij brief van 11 april 2007, ontvangen bij de rechtbank op 12 april 2007, beroep ingesteld.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 oktober 2007 te Arnhem.
Eiser is door de griffier bij aangetekende brief, verzonden op 7 augustus 2007, naar het adres [a straat 1] te [0000 AA] [Z], onder vermelding van plaats en tijdstip, uitgenodigd om ter zitting te verschijnen. Eiser is zonder kennisgeving aan de rechtbank niet verschenen. Nu genoemde brief niet ter griffie is terugontvangen is de rechtbank van oordeel dat de uitnodiging om op de zitting te verschijnen op juiste wijze, tijdig op het juiste adres is aangeboden. Namens verweerder is verschenen [gemachtigde] bijgestaan door [A].
De rechtbank heeft vervolgens het onderzoek ter zitting geschorst teneinde verweerder in de gelegenheid te stellen de Tarieventabel 2006 behorende bij de Legesverordening 2002 (hierna: Tarieventabel 2006) aan de rechtbank toe te zenden. Verweerder heeft de Tarieventabel 2006 bij brief van 20 november 2007 toegezonden. Verweerder heeft in deze brief vermeld eiser een vermindering van de leges van € 15,60 te verlenen.
De rechtbank heeft deze stukken bij brief van 23 november 2007 aan eiser toegezonden. Aangezien eiser inmiddels was verhuisd heeft de rechtbank de stukken bij brief van 3 december 2007 naar het juiste adres verzonden. Eiser heeft op deze stukken gereageerd bij brief van 12 december 2007.
Met toestemming van partijen heeft de rechtbank bepaald dat de nadere zitting achterwege blijft. De rechtbank heeft vervolgens het onderzoek gesloten.
2. Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast.
Eiser heeft een gehandicaptenparkeerkaart aangevraagd. Hiervoor is met dagtekening 10 juli 2006 aan eiser € 35 aan leges in rekening gebracht. Eiser heeft dit bedrag niet voldaan zodat hem met dagtekening 30 januari 2007 een aanmaning is verzonden. Daarbij is € 6 aan aanmaningskosten in rekening gebracht.
3. Geschil
In geschil is het antwoord op de vraag of de aanmaningskosten tot een juist bedrag in rekening zijn gebracht.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken.
4. Beoordeling van het geschil
Op grond van artikel 2 van de Kostenwet invordering rijksbelastingen is voor het verzenden van een aanmaning tot een gevorderde som van € 454 een bedrag van € 6 verschuldigd.
Uit de feiten volgt dat eiser de verschuldigde leges niet heeft voldaan. De rechtbank is derhalve van oordeel dat de aanmaningskosten terecht in rekening zijn gebracht.
De stelling van eiser dat de afwijzing van een aanvraag voor een gehandicaptenparkeerkaart nog onder de rechter is kan niet leiden tot een verlaging van de aanmaningskosten.
Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep ongegrond te worden verklaard.
5. Proceskosten
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
6. Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 28 februari 2008
en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. drs. L.B.M. Klein Tank, rechter, in tegenwoordigheid van mr. L.L. van Benthem, griffier.
De griffier, De rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Arnhem (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.