ECLI:NL:RBARN:2008:BM3163

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
5 juni 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 07/3059
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van aftrekbare buitengewone uitgaven wegens ziekte door de Belastingdienst

In deze zaak heeft de Rechtbank Arnhem op 5 juni 2008 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, [X], en de inspecteur van de Belastingdienst/Rivierenland, kantoor Arnhem, over de vraag tot welk bedrag eiser recht heeft op persoonsgebonden aftrek in verband met uitgaven wegens ziekte en of de alleenstaande-ouderkorting in aanmerking is genomen. Eiser had een aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen ontvangen voor het jaar 2003, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 14.888. De inspecteur had bij uitspraak op bezwaar van 15 juni 2007 de aanslag gehandhaafd, waarna eiser beroep instelde.

Tijdens de zitting op 20 mei 2008 heeft eiser, bijgestaan door zijn gemachtigde, zijn standpunt toegelicht. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser alleenstaand is en een gezamenlijke huishouding voert met zijn zoon, die in 1984 is geboren. Eiser ontvangt een bijstandsuitkering van de gemeente Arnhem. De inspecteur heeft een aantal door eiser geclaimde ziektekosten niet geaccepteerd, maar heeft een aftrek in verband met uitgaven wegens ziekte van € 59 in aanmerking genomen.

De rechtbank heeft de relevante wetgeving, waaronder de Wet inkomstenbelasting 2001, in haar beoordeling betrokken. Eiser had kosten geclaimd voor apotheekkosten, reiskosten, dieet, kleding en beddengoed, maar de rechtbank oordeelde dat eiser niet aan zijn bewijslast had voldaan. De geclaimde dieetkosten werden niet in aftrek toegelaten omdat eiser niet voldeed aan de voorwaarden. De rechtbank concludeerde dat de inspecteur de kosten terecht niet in aanmerking had genomen en dat het beroep van eiser ongegrond was. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling en heeft de uitspraak openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM
Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer
registratienummer: AWB 07/3059
uitspraak ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
van 5 juni 2008
inzake
[X], wonende te [Z], eiser,
gemachtigde mr. [gemachtigde]
tegen
de inspecteur van de Belastingdienst/Rivierenland, kantoor Arnhem, verweerder.
1. Ontstaan en loop van het geding
Verweerder heeft aan eiser voor het jaar 2003 een aanslag (aanslagnummer [000].H.36) inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 14.888.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 15 juni 2007 de aanslag gehandhaafd.
Eiser heeft daartegen bij brief van 18 juli 2007, ontvangen bij de rechtbank op 19 juli 2007, beroep ingesteld.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 mei 2008 te Arnhem.
Eiser is daar in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Namens verweerder is verschenen [gemachtigde].
2. Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast.
Eiser is alleenstaand en voert een gezamenlijke huishouding met zijn zoon, die is geboren op 6 mei 1984. Hij geniet een bijstandsuitkering van de gemeente Arnhem.
Bij het vaststellen van de aanslag heeft verweerder de navolgende geclaimde ziektekosten niet geaccepteerd:
Apotheek € 100
Reiskosten artsen € 150
Dieet € 1.744
Kleding/beddengoed € 320
Huisarts/specialist € 100
De navolgende uitgaven wegens ziekte heeft verweerder wel geaccepteerd:
Ziekenfondspremie werkgeversaandeel € 1.287
Ziekenfondspremie Amicon € 545
Huisapotheek € 46
Totaal € 1.878
Drempel (11,2% van € 16.247) € 1.819
Resteert € 59
Bij het vaststellen van de aanslag heeft verweerder een aftrek in verband met uitgaven wegens ziekte in aanmerking genomen van € 59.
3. Geschil
In geschil is het antwoord op de vraag:
- tot welk bedrag eiser recht heeft op persoonsgebonden aftrek in verband met uitgaven wegens ziekte; en
- of de alleenstaande-ouderkorting in aanmerking is genomen.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken.
4. Beoordeling van het geschil
Ingevolge artikel 6.1, eerste lid, juncto tweede lid, onderdeel d, van de Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: de Wet) behoren buitengewone uitgaven tot de persoonsgebonden aftrek.
Artikel 6.16, eerste lid, van de Wet bepaalt dat de uitgaven wegens ziekte van de belastingplichtige tot de buitengewone uitgaven worden gerekend. Ingevolge onderdeel c van dit artikel worden uitgaven wegens arbeidsongeschiktheid of chronische ziekte van de belastingplichtige tot de buitengewone uitgaven gerekend.
Ingevolge artikel 6:17, eerste lid, van de Wet worden –voor zover van belang- als uitgaven wegens ziekte en invaliditeit aangemerkt de daarmee verband houdende
a. uitgaven voor geneeskundige hulp, met inbegrip van farmaceutische en andere hulpmiddelen en vervoer;
b. extra uitgaven voor een op medische voorschrift gehouden dieet indien zij meer bedragen dan € 113 tot een bedrag bepaald volgens bij ministeriële regeling te stellen regels;
c. extra uitgaven voor kleding en beddengoed, volgens bij ministeriële regeling te stellen regels.
Ten aanzien van de door eiser geclaimde apotheekkosten, reiskosten en kosten voor huisarts/specialist overweegt de rechtbank dat eiser ter onderbouwing van zijn standpunt dat hij deze kosten heeft gemaakt geen verifieerbare gegevens heeft overgelegd. Dit betekent dat hij niet aan zijn bewijslast heeft voldaan en dat verweerder deze kosten terecht niet in aftrek heeft toegelaten.
Ten aanzien van de geclaimde aftrek wegens extra uitgaven voor dieet overweegt de rechtbank als volgt. Het in aftrek gebrachte bedrag van € 1.744 hoort, op basis van de tabel van artikel 37 van de Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 2001 (hierna: UR), bij een matig vetbeperkt in combinatie met MCT of ander preparaat, tevens energieverrijkt dieet. Eiser heeft diverse (medische) verklaringen overgelegd waaruit blijkt dat hij, in verband met maag- en darmklachten een natriumbeperkt, vezelverrijkt, cholesterol- en vetbeperkt dieet dient te volgen. Uit deze verklaringen volgt niet dat hij een dieet met MCT of ander preparaat dient te volgen. Nu eiser hiermee niet voldoet aan alle voorwaarden voor de geclaimde aftrek, is de rechtbank van oordeel dat verweerder de dieetkosten terecht niet heeft in aftrek heeft toegelaten. Voorts is niet gebleken dat eiser recht heeft op een aftrek wegens extra uitgaven voor een ander, op de lijst voorkomend, dieet. De rechtbank merkt daarbij op dat uit de verklaringen weliswaar blijkt dat eiser een dieet volgt, doch dat de extra uitgaven daarvan, overeenkomstig hetgeen is bepaald in voornoemd artikel 37, op nihil worden gesteld.
Voor wat betreft de geclaimde aftrek wegens extra uitgaven voor kleding en beddengoed overweegt de rechtbank als volgt. Eiser heeft geen gegevens of stukken overgelegd waaruit kan worden afgeleid dat uit zijn ziekte extra uitgaven voor kleding en beddengoed voortvloeien. Hierdoor voldoet eiser niet aan alle voorwaarden die in artikel 38 van de UR zijn gesteld, zodat verweerder de kosten bij het vaststellen van de aanslag terecht niet in aanmerking heeft genomen.
Ter zitting heeft de gemachtigde van eiser bevestigd dat verweerder de alleenstaande-ouderkorting weliswaar heeft toegekend, maar dat deze is verrekend met de bijstandsuitkering zodat hij feitelijk de korting niet heeft ontvangen. Nu niet langer in geschil is dat de alleenstaande-ouderkorting door verweerder is verleend, faalt eisers beroep op dit punt. Dat een andere overheidsinstantie de (uitbetaalde) heffingskorting heeft verrekend met een uitkering, nog daargelaten of deze verklaring op juistheid berust, doet daar niet aan af.
Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep ongegrond te worden verklaard.
5. Proceskosten
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
6. Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 5 juni 2008 en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. I. Linssen, rechter, in tegenwoordigheid van M. Brouwer, griffier.
De rechter,
De griffier is verhinderd deze uitspraak te ondertekenen.
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Arnhem (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.