ECLI:NL:RBARN:2008:BM9588

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
20 oktober 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 07/3708
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omzetbelasting en administratie van een Chinees-Indisch restaurant: beoordeling van naheffingsaanslag en boete

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Arnhem op 20 oktober 2008, staat de administratie van een Chinees-Indisch restaurant centraal. De inspecteur van de Belastingdienst had een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd aan de V.O.F. [X] voor het tijdvak van 1 januari 2002 tot en met 31 december 2004, alsook een vergrijpboete. De rechtbank oordeelt dat de administratie van eiseres gebreken vertoonde, waaronder onvolledige omzetverantwoording en het tewerkstellen van illegale werknemers. De rechtbank concludeert dat de gebreken in de administratie leiden tot omkering van de bewijslast, waardoor het aan eiseres is om de onjuistheid van de correcties aan te tonen. Eiseres slaagt hierin niet, en de rechtbank bevestigt de naheffingsaanslag en de boete, maar vermindert de boete van 50% naar 40% van de verschuldigde belasting, rekening houdend met de samenloop van boetes in gelijktijdig behandelde zaken. De rechtbank oordeelt dat de heffingsrente correct is berekend en verklaart het beroep gegrond, maar vermindert de boete tot € 6.680. De uitspraak benadrukt het belang van een deugdelijke administratie en de gevolgen van het niet voldoen aan de administratieplicht.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM
Sector bestuursrecht, meervoudige belastingkamer
registratienummer: AWB 07/3708
uitspraak ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
van 20 oktober 2008
inzake
V.O.F. [X], thans gevestigd te [Z], eiseres,
tegen
de inspecteur van de Belastingdienst/Noord, kantoor Groningen, verweerder.
1. Ontstaan en loop van het geding
Verweerder heeft aan eiseres over het tijdvak 1 januari 2002 tot en met 31 december 2004 een naheffingsaanslag (aanslagnummer [000].F.01.4501) omzetbelasting ten bedrage van € 20.875 opgelegd, alsmede bij beschikking een boete van € 10.437. Daarnaast is heffingsrente berekend tot een bedrag van € 1.614.
Verweerder heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 8 september 2006 de naheffingsaanslag, de boetebeschikking en de beschikking heffingsrente gehandhaafd.
Eiseres heeft daartegen bij brief van 17 oktober 2006, ontvangen bij de rechtbank Leeuwarden op 19 oktober 2006, beroep ingesteld.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
Op 13 juni 2007 heeft bij de rechtbank Leeuwarden een zitting plaatsgevonden. De rechtbank Leeuwarden heeft in haar mondelinge uitspraak van 13 juni 2007 beslist dat zij onbevoegd was om de beroepen in behandeling te nemen, gelet op de vestigingsplaats van eiseres (Apeldoorn). De rechtbank Leeuwarden heeft beslist dat de gedingstukken moesten worden doorgezonden aan de rechtbank Arnhem als de wel bevoegde rechtbank.
Bij brief van 28 augustus 2007 heeft de rechtbank Leeuwarden de dossiers in de betreffende zaken aan de rechtbank Arnhem gestuurd.
Het onderzoek ter zitting te Arnhem heeft plaatsgevonden op 14 april 2008. De zaken met de nummers 07/3707 en 07/3709 ten name van de heer [A] en met nummer 07/3709 ten name van eiseres zijn daar gelijktijdig behandeld. Namens verweerder is verschenen [gemachtigde]. Eiseres is door de griffier bij aangetekende brief, verzonden op 25 februari 2008 aan haar toenmalige gemachtigde [gemachtigde], Administratiekantoor [C] op het adres [A-straat 1] te [Q], onder vermelding van plaats en tijdstip, uitgenodigd om op de zitting te verschijnen. Eiseres is, zonder kennisgeving aan de rechtbank, niet verschenen. Nu genoemde brief niet ter griffie is terugontvangen, is de rechtbank van oordeel dat de uitnodiging om op de zitting te verschijnen op juiste wijze, tijdig op het juiste adres is aangeboden.
Verweerder heeft voorafgaande aan de zitting van 14 april 2008 een pleitnota met bijlagen aan de rechtbank gezonden. Een afschrift van deze stukken is aan de wederpartij gezonden.
De rechtbank heeft op verzoek van de nieuwe gemachtigde van eiseres het onderzoek heropend. Een afschrift van deze beslissing is op 22 augustus 2008 aan partijen gezonden.
Eiseres heeft op 14 augustus 2008 nadere stukken ingediend, waarvan een afschrift aan de wederpartij is gezonden. Bij brief van 15 augustus 2008 heeft verweerder nadere stukken ingediend. Een afschrift daarvan is aan de wederpartij gezonden.
Met instemming van partijen heeft het tweede onderzoek ter zitting plaatsgevonden op 28 augustus 2008, zonder dat daartoe schriftelijke uitnodigingen aan partijen zijn gezonden. Gelijktijdig met onderhavige zaak zijn behandeld de zaken ten name van mevrouw [D] met de nummers 08/2062, 08/2063 en 08/2064, alsmede de zaken ten name van de heer [A] met de nummers 07/3709 en 07/3707. Namens eiseres is verschenen [D], bijgestaan door haar gemachtigde drs. [E]. Namens verweerder is verschenen [gemachtigde]. Beide partijen hebben een pleitnota voorgedragen en afschriften daarvan aan de wederpartij en de rechtbank overgelegd.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.
2. Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting, stelt de rechtbank als tussen partijen niet in geschil, de volgende feiten vast.
De heer [A] en mevrouw [D] hebben vanaf 1 januari 2002 tot en met 15 februari 2005 tezamen in de vorm van een vennootschap onder firma, V.O.F. [X] (eiseres) een Chinees restaurant geëxploiteerd in [R].
De omzet van de onderneming werd hoofdzakelijk behaald door verkoop van afhaalmaaltijden.
In maart 2004 is bij eiseres een boekenonderzoek ingesteld, waarbij onder meer de ingediende aangiften omzetbelasting over de jaren 2001 tot en met 2004 op hun aanvaardbaarheid zijn beoordeeld.
De bevindingen van het onderzoek zijn vastgelegd in een rapport met dagtekening 28 september 2005. Voorzover van belang, is in dit rapport het navolgende opgenomen:
“3.1 De kasadministratie
De gevoerde kasadministratie maakt in eerste instantie een goede indruk. Per dag zijn er omzetboekingen Per dag worden de kasafslagen bewaard. En er is ook nog een maandafslag.
Negatieve kassen kwamen niet voor.
Echter de beide privé-bankrekeningen waren niet in de kas verwerkt. De stortingen op deze beide rekeningen heb ik alsnog verwerkt in de kasadministratie als kasopnames. Voor het jaar 2002 “loopt” de kas dan voor het eerst negatief op 2-4-2002. Vervolgens kunt u zien waar het nog meer fout gaat.
Vanaf juli blijft de kas “negatief lopen”. Hoogste negatieve kas in 2002 op 13-12 te weten € 2.917,48.
Voor 2003 heb ik ook nu weer de stortingen op deze twee rekeningen verwerkt in de kasadministratie.
Op 3-2-2003 “loopt” de kas voor het eerst negatief. In het begin zit er nog wat afwisseling in, positieve kassen worden afgewisseld met negatieve kassen. Vanaf 6-3 is het echter alleen nog maar negatief. Hoogste negatieve kas werd aangetroffen op 9-12 voor een bedrag van € 6.284,57.
Verder is gebleken dat de heer [A] in mei 2003 voor 7 dagen naar Amerika was geweest. Bij zijn terugkomst op 27 mei moest de heer [A] een boete betalen bij luchthaven Schiphol. Kennelijk is hij afwezig geweest van 20 mei tot en met 27 mei. De kosten die zijn gemaakt om deze vlucht mogelijk te maken en daarboven op ook nog eens de verblijfkosten zijn niet verwerkt in de administratie. Vervolgens blijkt dat de zaak gedurende de afwezigheid van de heer [A] normaal open was. Er zijn omzetten geboekt gedurende deze periode. Wie heeft er in de keuken gestaan? Er is blijkens de administratie één persoon in loondienst. Deze krijgt één keer maand netto uitbetaald € 244. In de maand mei wordt op 31-5 het vaste bedrag van € 244 geboekt?
In november 2003 is de zaak van 3-11 tot en met 12-11-2003 gesloten. Dit i.v.m. een reis van de beide vennoten naar Shanghai. Ook de kosten die voor de vliegreis en voor het verblijf ter plaatse zijn gemaakt, zijn niet verwerkt in de administratie. Retourtje Shanghai kost toch al gauw ongeveer € 579 per persoon. Op 31-10-2003 wordt € 1.000 geboekt voor privé en op 30-9-2003 hetzelfde bedrag.
(…)
3.2 Omzetverantwoording/goederenbeweging
Ik heb u geconfronteerd met de norm die wordt gebruikt om tot een ruwe benadering van de omzet te komen. Het gaat hier om € 840 per 23,5 kilo rijst en om € 840 per 10 kg bami. Voor alle duidelijkheid nog het volgende: de omzet bedragen die hier uit komen staan dus voor het volledige assortiment aan etenswaren. Als ik deze norm loslaat op de “Kersebloesem” dan geeft dit de volgende resultaten:
2002 Euro’s Euro’s
Rijst balen 50 lbs 105 840,00 88.200,00
Bami dozen 10 kg 122 840,00 102.480,00
Aantal colli’s 227 190.680,00
Omzet kasboek incl. OB 83.582,00
Verschil: te kort 107.098,00
2003 Euro’s Euro’s
Rijst balen 50 lbs 95 840,00 79.800,00
Bami dozen 10 kg 106 840,00 89.040,00
201 168.840,00
Omzet kasboek incl. OB 79.339,00
Verschil te kort 89.501,00
(…)
4.1 WTP’s onaangekondigd
31-10-2004 zondag: op die dag werden door mij 78 transacties (1 transactie = 1 klant met één of meerdere plastic zakken) geteld. De geboekte omzet volgens grootboekoverzicht was € 292,30. Met 78 transacties kom je dan op een gemiddelde opbrengst van € 3,75.
5-11-2004 vrijdag: op die dag werden door collega [B] 33 transacties geteld. De geboekte omzet volgens grootboekoverzicht was € 228,20. Met 33 transacties kom je dan op een gemiddelde opbrengst van € 6,92.
4.2 Zichtwaarneming ter plaatse (aangekondigd)
Op 17-12-2004 zaterdag om ongeveer 16:00 hebben collega [F] en ik het restaurant bezocht. Nadat wij ons hadden gelegitimeerd hadden, hebben wij het doel van ons bezoek nogmaals uitgelegd.
We hebben alle bestellingen vastgelegd en ook nu weer de transacties (1 transactie = 1 klant met één of meerdere plastic zakken) genoteerd. Om ongeveer 19:00 uur hebben wij een kassa-uitdraai laten maken. Deze met de pen overgenomen en het origineel teruggeven aan mevrouw [D]. Deze werd door mij van een paraaf voorzien en met de mededeling dat deze bewaard moest worden bij de administratie. Opbrengst van onze waarneming was € 392,20 met volgens de kassa-afslag 29 transacties. De gemiddelde transactie kwam toen dus op € 392,20: 29 = € 13,52. Dit was dus aanmerkelijk hoger dan die van 3-10 en 5-11.
Op zondag 23-1-2005 heb ik samen met collega [B] nogmaals een zichtwaarneming ter plaatse uitgevoerd. Er werd op dezelfde wijze gehandeld als de vorige keer. De omzet kwam op € 1.051,40 met totaal 63 transacties volgens de kassa-afslag. De gemiddelde transactie kwam uit op € 16,69.
Als een bedrag van € 13 wordt aangehouden als redelijk gemiddeld bedrag per transactie. Dan is er maar één conclusie mogelijk: er wordt op grote schaal omzet verzwegen. Op 31-10 zou dan de omzet met 78 waarnemingen x € 13 een bedrag van € 1.014 moeten opbrengen. Er werd slechts € 292,30 geboekt!
Om dit in beeld te krijgen heb ik van het jaar 2004 en voor de maand januari 2005 een exel-overzicht bijgevoegd. Deze overzichten laten duidelijk zien dat de opbrengsten bij de zichtwaarnemingen ter plaatse er te ver bovenuitspringen. Als deze verschillen worden doorgerekend dan komt het op neer dat van de 100% omzet er waarschijnlijk 40% werd aangegeven. Dus 60% werd buiten de administratie gehouden. De breuk wordt dan 100/40 (2,5) om op de herrekende omzet te komen.
Berekening van de eventueel aan te brengen correcties.
(…)
6 Conclusie
De administratie is door mij verworpen op de volgende punten:
-volledigheid van de geboekte omzetten;
-illegale werknemers te werk stellen;
-privé-bestedingen, in het bijzonder de reizen naar Amerika en naar China zijn niet in te passen in de gevoerde administratie; er hebben ook geen bankmutaties plaatsgevonden die in verband zouden kunnen worden gebracht met deze reizen
-door het alsnog verwerken van kasstortingen naar de privé-bankrekening in de kasadministratie “loopt” de kas negatief voor de jaren 2002 en 2003.
(…)
10 Samenvatting
Er is op grote schaal omzet verzwegen. Door de omzetbijtelling stijgt de brutowinst van 153% (jaar 2001) naar 560%. Dit is een onmogelijke brutowinstmarge. Deze marge is veel te hoog. Er moeten dan ook nog op grote schaal inkopen niet geboekt zijn. Van het jaar 2002 gaat de marge van 212% naar 690%. Dat kan natuurlijk niet. Ook voor het jaar 2002 zijn er inkopen niet geboekt. Als er met de nieuwe herrekende omzet teruggerekend wordt naar een redelijke brutowinstmarge van stel 225% dan blijkt dat er ook ongeveer 60% van de inkoop ontbreekt. Zie bijgaande herrekening van het jaar 2002.
11 Herrekening 2002
Jaar 2002
Omzet € 78.845
Correctie € 125.373
Herrekende omzet € 204.218 325% € 204.218
Inkoop rapport € 25.818 100% € 62.836 Herrekende inkoop
Brutowinst € 178.400 225% € 141.382 Brutowinst
Brutowinst p. v/d inkoop 690,99% 225,00%
Verdeling
Inkoop volgens rapport € 25.818 41,09%
Herrekende inkoop € 62.836 100,00%
Te kort € 37.018- -58,91%
Conclusie is dat er ook inkopen niet volledig zijn geboekt.
12 Boetes
Negatieve kassen, omzet/inkoop niet volledig geboekt. Illegale werknemers te werk gesteld, privé is niet toereikend om de reizen naar de Verenigde Staten en naar China te kunnen bekostigen.
Dat hier sprake is van opzet is naar mijn mening dan ook wel duidelijk. Bij de correcties zullen boetes worden voorgesteld van 50%. Deze boetes zullen gelden voor de inkomstenbelasting, waz, ziekenfonds en de omzetbelasting. Voor deze boetes zullen aparte “boetebrieven” worden verstuurd.
(…)”
Bij het opleggen van de naheffingsaanslag heeft verweerder de conclusies en berekeningen uit het rapport gevolgd door uit te gaan van de bij de zichtwaarnemingen geconstateerde verhouding van wel en niet geboekte omzet.
Ter zitting heeft verweerder een brief d.d 1 juli 2007 overgelegd die de toenmalige gemachtigde van eiseres, [gemachtigde], namens haar heeft gericht aan verweerder. In deze brief is, voor zover relevant, het navolgende opgenomen:
“(…)
Afgelopen week heb ik van het gerechtshof Leeuwarden de uitspraak mogen ontvangen inzake haar onbevoegdheid. Zoals reeds aan u aangegeven heb ik samen met de familie [G] nagedacht over een schikkingsvoorstel.
De fam. [G] wil echter nog wel enige toelichting geven op hetgeen er gebeurd is. Zij hebben spijt dat zij niet geheel correct gehandeld hebben in het verleden en een klein gedeelte van de omzet hebben verzwegen. Dit hebben zij echter niet gedaan om zichzelf op onrechtmatige wijze te verrijken maar om de moeder van mw. [D] (wonende in China) te ondersteunen. Indertijd is de vader van mevrouw [D] overleden en hierdoor is de moeder zonder enige middelen van bestaan komen te zitten. Om dit te bekostigen hebben zij maandelijks een bedrag aan haar gegeven om in haar levensonderhoud te voorzien. Daar het restaurant in [R] géén wereld restaurant is hebben zij dit niet uit de vrijkomende middelen kunnen bekostigen. Zij hadden alles nodig om hun eigen rekeningen te kunnen betalen. Dit heeft er toe geleid dat zij een klein gedeelte van de omzet hebben verzwegen.
(…)”.
3. Geschil
In geschil is of:
a. de door verweerder geconstateerde gebreken in de administratie moeten leiden tot omkering van de bewijslast;
b. de naheffingsaanslag terecht en tot het juiste bedrag is opgelegd;
c. de vergrijpboete terecht en tot het juiste bedrag is opgelegd;
d. de heffingsrente tot het juiste bedrag is berekend.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken.
4. Beoordeling van het geschil
Artikel 27e, aanhef en onderdeel b, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) bepaalt, voor zover van belang, dat de rechtbank het beroep van de belastingplichtige ongegrond verklaart indien niet volledig is voldaan aan de verplichtingen van artikel 52 van de AWR, tenzij is gebleken dat en in hoeverre de uitspraak op het bezwaar onjuist is.
In artikel 52 van de AWR is, voor zover hier van belang, bepaald dat administratieplichtigen gehouden zijn van hun vermogenstoestand en van alles betreffende hun bedrijf naar de eisen van dat bedrijf op zodanige wijze een administratie te voeren en de daartoe behorende boeken, bescheiden en andere gegevensdragers op zodanige wijze te bewaren, dat te allen tijde hun rechten en verplichtingen alsmede de voor de heffing van belasting overigens van belang zijnde gegevens hieruit duidelijk blijken.
Verweerder betoogt dat de navolgende gebreken in de administratie van eiseres moeten leiden tot omkering van de bewijslast:
- onvolledigheid omzetverantwoording;
- tewerkstellen van illegale werknemers;
- onduidelijkheid privé-bestedingen;
- negatieve kas.
Tevens verwijst verweerder naar de brief van de toenmalige gemachtigde van eiseres van 1 juli 2007.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder met de verwijzing naar de bevindingen zoals neergelegd in het rapport van 28 september 2005 en de brief van 1 juli 2007 van de heer [gemachtigde] voldoende aannemelijk gemaakt dat de omzet niet volledig in de adminstratie is verantwoord. Naar het oordeel van de rechtbank is dit gebrek zodanig dat niet kan worden gesproken van een deugdelijke en betrouwbare grondslag voor de winstberekening. Eiseres heeft de administratie- en de bewaarplicht zoals neergelegd in artikel 52 van de AWR derhalve geschonden. Deze schendingen zijn naar het oordeel van de rechtbank zodanig dat op grond daarvan plaats is voor toepassing van de bewijsregel van artikel 27e van de AWR (omkering en verzwaring van de bewijslast).
Dit betekent dat het aan eiseres is om overtuigend de onjuistheid van de correcties ter zake van de verzwegen omzet aan te tonen. Eiseres heeft op dit punt aangevoerd dat de correcties niet juist zijn omdat verweerder is uitgegaan van onjuiste brutowinstpercentages. Een aantal factoren zou de inkoopwaarde drukken, hetgeen over de verschillende jaren tot acceptabele brutowinstpercentages zou leiden. Daarnaast stelt eiseres dat de normbedragen die zijn gebruikt om tot een ruwe benadering van de omzet te komen, in dit geval niet van toepassing zijn omdat eiseres zich voornamelijk richt op afhaalmaaltijden.
Naar het oordeel van de rechtbank is eiseres niet in de op haar rustende bewijslast geslaagd. Zij heeft haar stellingen op geen enkele wijze gestaafd met concrete en controleerbare gegevens. Eiseres heeft met hetgeen zij heeft aangevoerd niet overtuigend de onjuistheid van de correcties aangetoond.
De zogenoemde omkering van de bewijslast ontslaat verweerder evenwel niet van zijn verplichting de door hem aangebrachte correcties niet naar willekeur vast te stellen. De naheffingsaanslag dient te berusten op een redelijke schatting (vergelijk HR 29 september 1993, BNB 1993/330). Verweerder heeft ter zitting nader toegelicht dat de omzetcorrecties als volgt zijn bepaald. Er zijn grote verschillen in omzet per afhaaltransactie geconstateerd tussen de aangekondigde en onaangekondigde waarnemingen ter plaatse. Aan de hand van het aantal transacties bij deze waarnemingen en de verantwoorde kasomzet is vervolgens een gewogen gemiddelde omzet per afhaaltransactie vastgesteld. Deze gewogen gemiddelde omzet per afhaaltransactie is een factor 2,5 hoger dan de verantwoorde omzet per transactie bij onaangekondigde waarneming. Verweerder heeft vervolgens de aangegeven omzet verhoogd met eenzelfde factor 2,5. De aldus herrekende omzet berust naar het oordeel van de rechtbank op een redelijke schatting.
Eiseres heeft voorts geen recht op een hoger bedrag aan aftrek van voorbelasting als bedoeld in artikel 15, eerste lid, van de Wet op de omzetbelasting 1968, vanwege hogere niet verantwoorde inkoopkosten. Zij heeft immers geen facturen overgelegd waaruit blijkt dat en tot welk bedrag aan haar terzake omzetbelasting in rekening is gebracht.
Verweerder heeft mitsdien de naheffingsaanslag terecht en tot een juist bedrag opgelegd.
Aan eiseres is een vergrijpboete van 50% opgelegd. Onder verwijzing naar hetgeen hiervoor is overwogen over de wijze waarop eiseres haar omzet verantwoordde, is de rechtbank van oordeel dat het aan opzet van eiseres is te wijten dat de onderhavige omzetbelasting niet is betaald. Verweerder heeft derhalve terecht een boete van 50% opgelegd. De rechtbank ziet evenwel aanleiding de boete te verminderen tot 40% van de verschuldigde belasting, dus tot € 8.350, gelet op de samenloop met de boeten die zijn opgelegd aan de vennoten van eiseres in de gelijktijdig behandelde zaken betreffende de navorderingsaanslagen inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen. De rechtbank ziet in de omstandigheid dat de verschuldigde belasting is vastgesteld met toepassing van de omkering van de bewijslast geen aanleiding voor verdere matiging.
De boete dient bovendien gematigd te worden indien de redelijke termijn voor het doen van uitspraak is overschreden. Daarvan is sprake indien de rechtbank niet binnen twee jaar nadat die termijn is aangevangen, uitspraak heeft gedaan (zie HR 22 april 2005, NTFR 2005/591). De termijn vangt aan op het moment dat jegens de beboete een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dan aan hem een boete zal worden opgelegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de boete in ieder geval in het rapport van 28 september 2005 aan eiseres bekend is gemaakt. Nu tussen het toezenden van het rapport en deze uitspraak van de rechtbank meer dan drie jaren zijn verstreken, is de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM overschreden. De rechtbank ziet hierin aanleiding de boete met nogmaals 20% te verminderen tot € 6.680.
Eiseres heeft geen gronden aangevoerd waarom de heffingsrente ten onrechte zou zijn berekend. Nu de rechtbank niet is gebleken dat de heffingsrente tot een onjuist bedrag is berekend, faalt dit beroep.
Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep gegrond te worden verklaard.
5. Proceskosten
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling in de bezwaarfase nu niet is gebleken dat eiseres daartoe een verzoek heeft gedaan voordat de beslissing op bezwaar is genomen (artikel 7:15, derde lid, van de Awb).
De rechtbank vindt aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiseres in verband met het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: Besluit) voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op 1/6 van € 1.207,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, 0,5 punt voor een nadere zitting met een waarde per punt van € 322, een wegingsfactor 1 en een factor 1,5 voor het aantal samenhangende zaken), ofwel € 201,25. De rechtbank neemt in aanmerking dat de zaken met de nummers 08/2062, 08/2063, 08/2064, 07/3708, 07/3709 en 07/3707 met elkaar samenhangen in de zin van artikel 3 van het Besluit. Aan iedere zaak zal 1/6 deel van de totale proceskosten worden toegerekend.
6. Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar, voor zover deze betrekking heeft op de boetebeschikking;
- vermindert de boete tot een bedrag van € 6.680 en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres ten bedrage van € 201,25, en wijst de Staat der Nederlanden (Ministerie van Financiën) aan dit bedrag aan eiseres te voldoen;
- gelast dat de Staat der Nederlanden (Ministerie van Financiën) het door eiseres betaalde griffierecht van € 281 vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan op 20 oktober 2008 en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. I. Linssen, voorzitter, mr. M.C.G.J. van Well en mr. A.I. van Amsterdam, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.H. Gudden, griffier.
De griffier, De voorzitter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Arnhem (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.