ECLI:NL:RBARN:2009:BH1799

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
4 februari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05/511112-08
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van doodslag en veroordeling voor zware mishandeling met dodelijke afloop

Op 4 februari 2009 heeft de Rechtbank Arnhem uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 20-jarige man, die werd beschuldigd van doodslag op zijn broer. De rechtbank oordeelde dat de doodslag niet bewezen kon worden, maar dat de verdachte wel schuldig was aan zware mishandeling die de dood van het slachtoffer ten gevolge had. De feiten vonden plaats in de nacht van 1 op 2 augustus 2008 in Culemborg, waar de verdachte en het slachtoffer, zijn broer, in een gewelddadige confrontatie verwikkeld raakten. De rechtbank concludeerde dat de verdachte het slachtoffer meermalen had geslagen en geschopt, wat leidde tot ernstige verwondingen aan de lever en uiteindelijk de dood van het slachtoffer. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet de intentie had om zijn broer te doden, maar dat hij wel excessief geweld had gebruikt. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn laaggemiddelde intelligentie en de invloed van alcohol op het slachtoffer. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 9 maanden, waarvan 152 dagen voorwaardelijk, en de rechtbank sprak de verdachte vrij van de doodslag. De vordering van de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM
Sector strafrecht
Meervoudige kamer
Promis II
Parketnummer : 05/511112-08
Datum zitting : 21 januari 2009
Datum uitspraak : 4 februari 2009
Tegenspraak
In de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
tegen:
naam : [verdachte],
geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats]
adres : zonder vaste woon-of verblijfplaats in Nederland.
Raadsman : mr. J.B.M. Nijhuis, advocaat te Beesd.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 augustus 2008 tot en met 2 augustus 2008 te Culemborg, in elk geval in de gemeente Culemborg, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, hierin bestaande dat verdachte en/of verdachtes
mededader(s) (telkens) opzettelijk meermalen, althans eenmaal die [slachtoffer] (met kracht) (tevens terwijl die [slachtoffer] op de grond lag) tegen diens hoofd en/of lichaam en/of een of meer (andere) lichaamsdelen heeft/hebben geslagen en/of gestompt en/of meermalen, althans eenmaal (tevens terwijl die [slachtoffer] op de grond lag) (met kracht) tegen diens hoofd en/of het lichaam en/of een of meer (andere) lichaamsdelen heeft/hebben geschopt en/of getrapt
en/of boven op die [slachtoffer] is/zijn gaan zitten en/of die [slachtoffer] (met kracht) tegen de grond en/of een hard voorwerp heeft/hebben gegooid en/of geduwd en/of (met kracht) bij de keel heeft/hebben gegrepen en/of (met kracht) heeft/hebben vastgepakt en/of vastgehouden, tengevolge waarvan voornoemde persoon is overleden;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 augustus 2008 tot en met 02 augustus 2008 te Culemborg, in elk geval in de gemeente Culemborg, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, aan een persoon genaamd [slachtoffer], (telkens) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel ( uitgebreide
verscheuringen van de middelste delen van de lever en/of bloed en/of bloedstolsels in de buikholte en/of meerdere ribbreuken), heeft toegebracht, door (telkens) opzettelijk die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal (met kracht) (tevens terwijl die [slachtoffer] op de grond lag) tegen het hoofd en/of het lichaam en/of een of meer (andere) lichaamsdelen te slaan en/of te stompen en/of die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal ( met kracht) ( tevens terwijl die
[slachtoffer] op de grond lag) tegen het hoofd en/of het lichaam en/of een of meer (andere) lichaamsdelen te schoppen en/of te trappen en/of boven op die [slachtoffer] te gaan zitten en/of die [slachtoffer] (met kracht) tegen de grond en/of een hard voorwerp te gooien en/of te duwen en/of die [slachtoffer] (met kracht) bij de keel te grijpen en/of die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal (met kracht) vast te pakken en/of te houden, terwijl het feit de dood tengevolge heeft gehad;
meer subsidiair:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 augustus 2008 tot en met 02 augustus 2008 te Culemborg, in elk geval in de gemeente Culemburg, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft mishandeld [slachtoffer], te weten door (telkens) opzettelijk die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal (met kracht) (tevens terwijl die [slachtoffer] op de grond lag) tegen diens hoofd en/of lichaam en/of een of meer (andere) lichaamsdelen te slaan en/of te stompen en/of die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal (tevens terwijl die [slachtoffer] op
de grond lag) (met kracht) tegen diens hoofd en/of het lichaam en/of een of meer (andere) lichaamsdelen te schoppen en/of te trappen en/of boven op die [slachtoffer] te gaan zitten en/of
die [slachtoffer] (met kracht) tegen de grond en/of een hard voorwerp te gooien en/of te duwen en/of die [slachtoffer] (met kracht) bij de keel te grijpen en/of te pakken en/of die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal (met kracht) vast te pakken en/of te houden , tengevolge waarvan voornoemde persoon werd gewond, terwijl dit feit de dood tengevolge heeft gehad;
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is op 21 januari 2009 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. J.B.M. Nijhuis, advocaat te Beesd.
De officier van justitie acht bewezen dat verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde feit heeft begaan en dit niet in vereniging met een ander of anderen, maar alleen heeft gepleegd. Zij concludeert dat het beroep van verdachte op noodweerexcess slaagt wat betreft de laatste fase van de gewelddadige confrontatie met het slachtoffer en heeft gevorderd dat verdachte wordt ontslagen van alle rechtsvervolging voor zover het gaat om het intreden van de dood. De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 118 dagen, met aftrek van het voorarrest.
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd:
- mevrouw [benadeelde partij], [adres].
De officier van justitie heeft verzocht dat de vordering van de benadeelde partij, mevrouw
[benadeelde partij], tot een bedrag van € 4.125,--, als voorschot voor het gederfde levensonderhoud, wordt toegewezen, en heeft gevorderd dat er een schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 82 dagen hechtenis.
De officier van justitie heeft voorts verzocht dat de geschorste voorlopige hechtenis van verdachte wordt opgeheven.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
In de avond en nacht van 1 op 2 augustus 2008 is in Culemborg tussen verdachte en het slachtoffer, zijn broer [slachtoffer], in een tijdsbestek van enige uren, een aantal keren gevochten. De medeverdachten M. [medeverdachte1] en J. [medeverdachte2] waren ook bij deze vechtpartijen betrokken. Verdachte heeft het slachtoffer meermalen in zijn gezicht gestompt, in zijn gezicht en op zijn hoofd geslagen en in zijn buik geschopt . Het slachtoffer is op 2 augustus 2008 omstreeks 04:08 uur overleden.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting betoogd dat wettig en overtuigend te bewiizen is dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan doodslag van het slachtoffer. Het totaal aan geweld dat in de avond en nacht van 1 op 2 augustus 2008 door verdachte op de buikstreek van het slachtoffer is uitgeoefend, heeft geleid tot zijn dood. In een tijdsbestek van enkele uren heeft verdachte op verschillende momenten, meerdere malen met de vuist, met kracht geslagen op het bovenlichaam van het slachtoffer. Vervolgens heeft verdachte het slachtoffer ook nog twee keer in de buik geschopt. Dit schoppen is een zeer gevaarlijke handeling tegen een lichaamsdeel dat op dat moment al meerdere keren door geweld was geraakt, aldus de officier van justitie. Verdachte kon weten hoe gevaarlijk het trappen in de buik kon zijn en heeft met zijn handelen bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat het slachtoffer zou komen te overlijden.
Verweer verdediging
De raadsman heeft betoogd dat de algemene conditie van het slachtoffer en de specifieke lichamelijke toestand van het slachtoffer op 1 augustus 2008 ook bij de beoordeling van de zaak dienen te worden betrokken. De algemene conditie van het slachtoffer was verre van optimaal, aldus de raadsman. Hij gebruikte veel medicijnen en had problemen in de buikstreek en met zijn lever.
Voorts voert verdachte aan dat ook de medeverdachten [medeverdachte1] en [medeverdachte2] het slachtoffer hebben geslagen.
Beoordeling door de rechtbank
Uit het sectierapport d.d. 7 november 2008 van de patholoog B. Kubat van het NFI blijkt dat
de lever van het slachtoffer "door de inwerking van uitwendig, mechanisch, stomp, botsend geweld, zoals kan optreden bijvoorbeeld ten gevolge van geslagen of geschopt worden”, op meerdere plaatsen is gescheurd. Als gevolg van de scheuringen is een inwendige bloeding ontstaan, waaraan het slachtoffer uiteindelijk is overleden .
De deskundige concludeert dat het overlijden van het slachtoffer zonder meer wordt verklaard door (inwendige) verbloeding opgetreden ten gevolge van een uitgebreide traumatische beschadiging van de lever .
In een aanvullend rapport stelt de deskundige onder meer:
“ Dit (letsel,rb) kan zijn (veroorzaakt, rb) door een harde slag in de buikregio, schoppen in de buik en bijv. een harde val op de bovenbuik. Meest waarschijnlijk is schoppen, maar dit kan niet met 100% zekerheid gezegd worden. Er zijn meerdere scheuren in de lever wat er op kan duiden (doch niet bewijst) dat de verscheuringen zijn ontstaan ten gevolge van herhaaldelijk geweld op dat deel van de romp (overgang borst/buik) De letsels aan de borst- en buikwand waarin links en rechts beschadigingen en bloeduitstortingen worden beschreven, waren het gevolg van herhaaldelijke geweldsinwerking.
Gezien de uitgebreidheid van de leverbeschadiging acht ik het waarschijnlijker dat deze het gevolg was van herhaaldelijk geweld dan van een eenmalige en in dat geval zeer heftige geweldsinwerking. Dergelijke zeer krachtige geweldsinwerking is noodzakelijk om de mate van beschadiging zoals in het voorliggende geval te veroorzaken. In dat geval zouden echter tevens meer gevolgen van de geweldsinwerking in bijvoorbeeld de buikwand te verwachten zijn dan werden aangetroffen bij de sectie.”
Op grond van de bevindingen van de deskundige en de daaraan door hem verbonden conclusies, neemt de rechtbank aan dat het letale letsel is veroorzaakt door herhaaldelijk uitgeoefend geweld op de romp van het slachtoffer ter hoogte van de lever.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte dit geweld toegepast. Naast de verklaring van verdachte zelf dat hij het slachtoffer tot twee maal toe in de buik heeft geschopt, neemt de rechtbank in aanmerking de verklaringen van de medeverdachte [medeverdachte1] dat verdachte en het slachtoffer elkaar met de vuisten (ook) op hun lichamen sloegen , dat verdachte het slachtoffer over zijn hele bovenlichaam sloeg , dat er sprake was van vuistslagen waarbij Marek op zijn bovenlichaam werd geraakt alsmede de verklaring van de medeverdachte [medeverdachte2] dat verdachte en het slachtoffer elkaar over en weer op het bovenlichaam raakten . Uit de verklaringen van verdachte en van medeverdachte [medeverdachte1] blijkt voorts dat het slachtoffer door verdachte dan wel de medeverdachte [medeverdachte2] in de laatste fase van de strijd naar de grond is gewerkt nadat het slachtoffer [medeverdachte2], die een emmer water over hem heen gooide, aanviel . Toen het slachtoffer op zijn rug op de grond lag, heeft verdachte met een neerwaartse stampbeweging in zijn buik geschopt . Dit heeft hij met kracht gedaan .
De rechtbank concludeert dat het schoppen in de buik van het slachtoffer door verdachte wezenlijk heeft bijgedragen aan het gevolg, te weten ernstige beschadiging van de lever, leidend tot de dood van het slachtoffer.
Voorts blijkt naar het oordeel van de rechtbank noch uit de verklaringen van verdachte noch uit die van zijn medeverdachten dat ook de medeverdachten dergelijk geweld hebben aangewend of het door verdachte toegepaste geweld hebben ondersteund.
Derhalve is de rechtbank van oordeel dat het dodelijke letsel geheel dient te worden toegeschreven aan het door verdachte op het slachtoffer uitgeoefende geweld.
De conditie van het slachtoffer en het aandeel van medeverdachten [medeverdachte1] en [medeverdachte2] doen daaraan gezien het bovenstaande niet aan af.
Doodslag?
Evenals de officier van justitie neemt de rechtbank aan dat verdachte de dood van zijn broer niet heeft gewild en dat er geen sprake is van het doelbewust doden van het slachtoffer.
Om te beoordelen of er wel sprake is geweest van voorwaardelijk opzet dient de vraag te worden beantwoord of verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het slachtoffer ten gevolge van het door verdachte toegepaste geweld zou overlijden. Anders dan de officier van justitie beantwoordt de rechtbank deze vraag ontkennend.
Daarlatend de vraag of er bij herhaaldelijk slaan en schoppen in de buikstreek sprake is van een aanmerkelijke kans dat het slachtoffer daaraan komt te overlijden, ziet de rechtbank geen grond voor het oordeel dat verdachte zich bewust was van deze kans. Evenmin gaat het naar het oordeel van de rechtbank om gedragingen die zodanig zijn gericht op het veroorzaken van de dood, dat moet worden aangenomen dat verdachte zich ervan bewust moet zijn geweest dat zijn gedragingen zouden kunnen leiden tot de dood van het slachtoffer en dat verdachte dit risico voor lief heeft genomen.
De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het primair tenlastegelegde.
Zware mishandeling de dood ten gevolge hebbend?
Naar het oordeel van de rechtbank zijn het meermalen met gebalde vuist slaan op de romp in het overgangsgebied tussen de borst en de buik en het krachtig schoppen in de buik naar hun aard gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Nu dergelijk letsel is ontstaan en heeft geleid tot de dood van het slachtoffer, acht de rechtbank bewezen dat verdachte het onder 1 subsidiair tenlastegelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
1. subsidiair
hij in de periode van 1 augustus 2008 tot en met 02 augustus 2008 te Culemborg, [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel ( uitgebreide verscheuringen van de middelste delen van de lever) heeft toegebracht, door telkens opzettelijk die [slachtoffer] meermalen (met kracht) (tevens terwijl die [slachtoffer] op de grond lag) tegen het lichaam en een of meer (andere) lichaamsdelen te slaan en te stompen en die [slachtoffer] meermalen,
( met kracht) ( tevens terwijl die [slachtoffer] op de grond lag) tegen het lichaam en een of meer (andere) lichaamsdelen te schoppen en te trappen,
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
4a. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
zware mishandeling, terwijl het feit de dood ten gevolge heeft
Het feit is strafbaar
5. De strafbaarheid van verdachte
Verweren verdediging
Verdachte voert aan dat hij tijdens de vechtpartijen met zijn broer geen buitensporig geweld heeft gebruikt en dat hij telkens heeft gehandeld uit zelfverdediging. Zijn broer was zeer agressief, begon steeds opnieuw te vechten, aanvankelijk met verdachte en nadien ook met
zijn medeverdachten [medeverdachte1] en [medeverdachte2]. Ook bedreigde hij verdachte en de medeverdachten herhaaldelijk met de dood. Er was sprake van een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding van verdachte en van zijn medeverdachten. Om die reden doet verdachte een beroep op noodweer. Voor zover de rechtbank tot het oordeel zou komen dat verdachte niet proportioneel zou hebben gehandeld, doet verdachte een beroep op noodweerexces. In dat geval heeft verdachte onder invloed van hevige gemoedsbewegingen de grenzen van de noodzakelijke verdediging overschreden. Een - lichter - alternatief om de aanval van het slachtoffer te pareren, was niet aanwezig.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie verwijst naar de indeling zoals die in het proces-verbaal van politie is gemaakt van de vechtpartijen in vijf opeenvolgende fasen en houdt die indeling aan. De officier van justitie heeft het standpunt ingenomen dat verdachte zich wat betreft de eerste twee vechtpartijen niet kan beroepen op noodweer, omdat er toen geen sprake was van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding, en dat verdachte derhalve evenmin een beroep kan doen op noodweerexces.
Wat betreft het laatste gevecht tussen verdachte en het slachtoffer, waarbij verdachte het slachtoffer onder meer tweemaal in de buik heeft geschopt, is er volgens de officier van justitie wel sprake geweest van een reactie van verdachte op een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding, waartegen verdachte zich met geweld mocht verweren. Verdachte heeft daarbij in de visie van de officier van justitie weliswaar de grenzen van een noodzakelijke verdediging overschreden, maar kan zich daarbij beroepen op noodweerexces. Nu de officier van justitie het schoppen in de buik in het laatste gevecht als de grootste bijdrage ziet in het overlijden van het slachtoffer, stelt zij zich op het standpunt dat verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging in zoverre het gaat om de doodslag van het slachtoffer waaraan verdachte zich in haar optiek heeft schuldig gemaakt.
Beoordeling van de verweren door de rechtbank
De rechtbank zal duidelijkheidshalve, net zoals de officier van justitie, de door de politie in het proces-verbaal gemaakte indeling van de vechtpartij in vijf fasen volgen.
Naar het oordeel van de rechtbank is op grond van de verklaringen van verdachte en zijn medeverdachten voldoende aannemelijk geworden dat het slachtoffer, dat zwaar onder invloed van alcohol verkeerde , herhaaldelijk de confrontatie met verdachte en zijn medeverdachten heeft opgezocht door hen aan te vallen en te bedreigen met de dood. Dit gebeurde telkens tegen de verwachting van verdachte en zijn medeverdachten in en op een onberekenbare manier. Voorts neemt de rechtbank op basis van de verklaringen van verdachte en zijn medeverdachten aan dat verdachte nadat hij voor de eerste keer slaags was geraakt met het slachtoffer en door [medeverdachte1] naar buiten was gebracht, had besloten de woning niet meer binnen te gaan en de nacht in een bedrijfsbusje door te brengen. De rechtbank neemt ook aan dat verdachte niettemin in de woning is teruggekeerd nadat hij had begrepen dat het slachtoffer tot bedaren was gebracht en was gaan slapen, wat echter niet het geval bleek te zijn.
Hoewel voor de rechtbank niet geheel duidelijk is of en zo ja in welke mate verdachte heeft bijgedragen tot de escalatie van de strijd tussen hem en het slachtoffer, wil zij aannemen dat er bij de eerste twee gevechten sprake is geweest van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding en dat verdachte daarbij de grenzen van een noodzakelijke verdediging niet heeft overschreden. In zoverre slaagt zijn beroep op noodweer dan ook.
In fase drie en vier is door verdachte geen geweld op de buikstreek van het slachtoffer toegepast.
Zoals hiervoor al is uiteengezet, heeft de laatste – fatale – fase van de vechtpartij zich ontwikkeld naar aanleiding van een aanval van het slachtoffer op medeverdachte [medeverdachte2].
De rechtbank constateert dat er ditmaal sprake was van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van medeverdachte [medeverdachte2] en dat handelen door verdachte, ter voorkoming van (ernstig) letsel bij [medeverdachte2], geboden was. Met zijn handelen is verdachte naar het oordeel van de rechtbank echter niet gebleven binnen de grenzen van proportionaliteit en subsidiariteit. Het met kracht schoppen in de buik was niet nodig om het slachtoffer tot bedaren te brengen, nu het slachtoffer al op zijn rug op de grond lag en op dat moment door verdachte met behulp van zijn medeverdachten onder controle kon worden gehouden door hem vast te houden.
Een beroep op noodweer kan dan ook niet slagen.
Ook voor het aannemen van noodweerexces ziet de rechtbank onvoldoende grond. Dat er bij verdachte sprake was van een hevige gemoedsbeweging die in overwegende mate is voortgekomen uit de ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding - die niet hemzelf, maar [medeverdachte2] betrof - is de rechtbank onvoldoende gebleken.
Blijkens de Pro Justitia rapportage van drs. M.Z. Pyrek speelde bij verdachte ook een enorme boosheid, opgebouwd vanaf zijn kinderjaren een rol . De rechtbank ziet in deze opgebouwde boosheid een belangrijke verklaring voor diens excessieve reactie in de laatste fase van het gevecht en acht om die reden niet aannemelijk dat er sprake is van een hevige gemoedstoestand die in overwegende mate uit de wederrechtelijke aanranding van [medeverdachte2] is voortgekomen.
Afgezien daarvan is de rechtbank van oordeel dat verdachte ook in het kader van een noodweerexces-situatie niet proportioneel en subsidiair heeft gehandeld. Door met kracht met een stampende beweging te schoppen in de buik, terwijl het slachtoffer op zijn rug op de grond lag en al was verzwakt door de daaraan voorafgaande mishandelingen, is verdachte naar het oordeel van de rechtbank beslist te ver gegaan.
Het beroep op noodweerexces wordt derhalve verworpen.
6. De motivering van de sanctie(s)
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
• de justitiële documentatie betreffende verdachte, gedateerd 22 december 2008 en
• de Pro Justitia rapportage van drs. M.Z. Pyrek d.d. 29 oktober 2008
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft zich in reactie op herhaald agressief optreden van zijn broer schuldig gemaakt aan zware mishandeling als gevolg waarvan zijn broer is overleden. Verdachte heeft daarbij op enig moment de grenzen van de noodzakelijke verdediging overschreden door het slachtoffer, terwijl dit op de grond lag, tot tweemaal toe met kracht in de buik te schoppen. Door zijn handelen heeft verdachte de nabestaanden van het slachtoffer, in het bijzonder diens vrouw
en drie kinderen, groot en onherstelbaar leed toegebracht. Een dergelijk misdrijf dient in beginsel te leiden tot een langdurige gevangenisstraf.
In de onderhavige zaak zijn echter bijzondere feiten en omstandigheden die maken dat de rechtbank met de op te leggen straf sterk afwijkt van hetgeen de ernst en het gevolg van het bewezenverklaarde strafbare feit op zichzelf rechtvaardigt. De rechtbank houdt daarbij met name rekening met de volgende omstandigheden.
De situatie in de avond en nacht van 1 op 2 augustus 2008 is begonnen met een verjaardagsfeestje van één van de medeverdachten en is in hoofdzaak door toedoen van het slachtoffer, dat sterk onder invloed van alcohol verkeerde en zich bij herhaling fysiek en verbaal agressief gedroeg, volkomen uit de hand gelopen. Verdachte, een twintigjarige Pool, was nog maar pas en voor een periode van zes weken in Nederland. Verdachte verbleef bij zijn vijftien jaar oudere broer, die samen met de twee andere (Poolse) medeverdachten, in een kleine woning op een bedrijventerrein in Culemborg woonde. Verdachte werd in deze voor hem vreemde omgeving geheel onverwacht met het herhaalde agressieve gedrag van zijn broer geconfronteerd, waarbij verdachte er tevergeefs op vertrouwde dat zijn broer door de medeverdachten - die vrienden van het slachtoffer waren - tot bedaren werd gebracht.
Ten voordele van verdachte houdt de rechtbank voorts rekening met de bevindingen zoals vermeld in de rapportage van drs. M.Z. Pyrek. Deze deskundige komt tot de conclusie dat verdachte een laaggemiddelde intelligentie heeft, waardoor hij onder meer beperkingen heeft in zijn sociale vaardigheden om adequaat op complexe situaties te reageren. De complexiteit van de situatie in de nacht van 1 op 2 augustus 2008 werd onder meer bepaald door de gezinservaringen en de dynamiek van verdachte met zijn broer. Het agressieve handelen van verdachte werd sterk bepaald door de bedreigingen van zijn broer en verdachte was ten tijde van het tenlastegelegde enigszins verminderd toerekeningsvatbaar. De kans op herhaling is volgens de rapportage minimaal , aldus de deskundige. De rechtbank neemt deze conclusies van de deskundige over.
Ten slotte laat de rechtbank meewegen dat verdachte veel spijt heeft van de gebeurtenissen, dat hij de dood van zijn broer nooit heeft gewild, en verder moet leven met het besef dat hij de dood van zijn broer heeft veroorzaakt.
Om de ernst van het feit te benadrukken, acht de rechtbank het aangewezen een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur op te leggen, waarvan het onvoorwaardelijk gedeelte gelijk is aan de duur van het voorarrest.
6a. De beslissing op de vordering van de benadeelde partij, [benadeelde partij].
De benadeelde partij heeft overeenkomstig het bepaalde in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vordering, strekkende tot vergoeding van geleden schade.
De benadeelde partij vordert een bedrag van € 4.125,-- als voorlopig geschatte kosten voor derving levensonderhoud als gevolg van het overlijden van haar echtgenoot.
De rechtbank acht de vordering van de benadeelde partij mevrouw [benadeelde partij], niet eenvoudig van aard, zodat de benadeelde partij in het onderhavige strafgeding in de vordering niet-ontvankelijk is.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 27 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.
8. De beslissing
De rechtbank, rechtdoende:
Spreekt verdachte vrij van het onder 1 primair tenlastegelegde feit.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 subsidiair tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van 9 (negen) maanden.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf 152 (éénhonderdentweeënvijftig) dagen niet tenuitvoer zullen worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht in geval van de tenuitvoerlegging van de opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf.
Heft op het (geschorste) bevel voorlopige hechtenis.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij, [benadeelde partij].
Verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering.
Aldus gewezen door:
mr. J.H.M. Westenbroek, als voorzitter,
mr. M.A.E. Somsen, rechter,
mr. drs. J.M. Klep, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. T. Demirci, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 4 februari 2009.