ECLI:NL:RBARN:2009:BH2290

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
9 februari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05/800977-08
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van Arubaanse militair wegens invoer van cocaïne

In deze zaak heeft de militaire kamer van de Rechtbank Arnhem op 9 februari 2009 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een Arubaanse militair, die werd beschuldigd van het opzettelijk invoeren van cocaïne in Nederland. De verdachte, die op 28 juni 2008 te Schiphol werd aangehouden, had 998 gram cocaïne bij zich. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van vijftien maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk. De militaire kamer heeft de tenlastelegging, na een wijziging, geaccepteerd en het bewijs tegen de verdachte beoordeeld. Het bewijs bestond onder andere uit een faxbericht van het douanelaboratorium dat bevestigde dat het aangetroffen materiaal cocaïne bevatte. De verdediging voerde aan dat dit bewijs niet gebruikt mocht worden, maar de militaire kamer verwierp dit verweer en oordeelde dat het faxbericht als bewijsmiddel kon worden aangemerkt.

De militaire kamer achtte het bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde feit had begaan en kwalificeerde dit als medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De kamer overwoog dat het feit ernstig was, gezien de maatschappelijke schade die het gebruik van cocaïne met zich meebrengt. Bij de strafoplegging hield de militaire kamer rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder het verlies van zijn baan in Aruba en het feit dat hij nooit eerder was veroordeeld voor soortgelijke feiten. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van tien maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. De militaire kamer gelastte ook de teruggave van inbeslaggenomen telefoons aan de verdachte, maar verklaarde de koffer en claimtag verbeurd, omdat deze waren gebruikt bij het strafbare feit.

Uitspraak

Verkort vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector strafrecht
Militaire Kamer
Parketnummer : 05/800977-08
Datum zitting : 26 januari 2009
Datum uitspraak : 9 februari 2009
TEGENSPRAAK
In de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
tegen
naam : [verdachte],
geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats],
thans gedetineerd in : MPC Stroe, Wolweg 76, te Stroe,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland.
Raadsman : mr. M.P.K. Ruperti, advocaat te Amersfoort.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is, na een door de militaire kamer toegestane wijziging tenlastelegging, tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 28 juni 2008 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht 998 gram, althans een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, althans bevattende een (ander) middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is laatstelijk op 26 januari 2009 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. M.P.K. Ruperti, advocaat te Amersfoort.
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijftien maanden waarvan twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
Ten aanzien van het beslag heeft de officier van justitie gevorderd dat de inbeslaggenomen koffer en de inbeslaggenomen claimtag verbeurd worden verklaard. De inbeslaggenomen telefoons kunnen wat betreft de officier van justitie worden teruggegeven aan verdachte.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
In het dossier bevindt zich een faxbericht van het douanelaboratorium te Amsterdam. Dit faxbericht omvat het testrapport waaruit blijkt dat het in de koffer aangetroffen materiaal cocaïne bevat. De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat dit rapport niet tot het bewijs mag worden gebezigd nu het slechts een faxbericht betreft en het originele rapport in het dossier ontbreekt.
De militaire kamer stelt vast dat het faxbericht een schriftelijk bescheid is in de zin van artikel 339 lid 1 onder 5 van het Wetboek van Strafvordering en als zodanig als bewijsmiddel kan worden gebruikt. De militaire kamer verwerpt dan ook het verweer van de raadsman.
De militaire kamer acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij op 28 juni 2008 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht 998 gram, van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewe¬zen. Verdach¬te moet daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
De bewijsmiddelen zullen worden uitgewerkt in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist en zullen dan in een aan dit vonnis te hechten bijlage worden opgenomen.
4a. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod.
4b. De strafbaarheid van het feit
Het feit is strafbaar.
5. De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten.
6. De motivering van de sanctie
Bij de beslissing over de straf heeft de militaire kamer rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan; en
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd 24 december 2008.
De militaire kamer overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van de invoer van een aanzienlijke hoeveelheid cocaïne. Dit is een ernstig feit. Het is een feit van algemene bekendheid dat het gebruik van cocaïne een ernstige bedreiging voor de gezondheid van de gebruikers ervan vormt. Daarnaast zorgen harddrugs maatschappelijk gezien voor veel schade. De mensen die afhankelijk zijn van deze drugs veroorzaken veel overlast en schade om deze drugs te kunnen bekostigen. Om deze redenen dient tegen de handel in harddrugs krachtig te worden opgetreden. De militaire kamer is daarom van oordeel dat hier geen andere straf passend is dan een gevangenisstraf van nader te noemen duur. Zij zal een gedeelte van deze gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen om verdachte in de toekomst ervan te weerhouden soortgelijke feiten te plegen. De tijd dat verdachte in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft gezeten, zal overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht van het onvoorwaardelijke deel van de gevangenisstraf worden afgetrokken.
De raadsman van verdachte heeft de militaire kamer verzocht bij het bepalen van de hoogte van de straf rekening te houden met het feit dat verdachte heeft aangegeven onder bedreiging vanuit Aruba de cocaïne naar Nederland te hebben vervoerd. Echter, nu de stelling van verdachte dat hij werd bedreigd onvoldoende steun vindt in het procesdossier, houdt de militaire kamer hiermee geen rekening.
De militaire kamer heeft bij het bepalen van de hoogte van de straf wél rekening gehouden met het feit dat verdachte door zijn handelen zijn baan in Aruba is kwijtgeraakt en met het feit dat verdachte nooit eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
De militaire kamer heeft verder gelet op de afdoening in soortgelijke zaken. De opgelegde gevangenisstraf is daarom korter van duur dan door de officier van justitie is gevorderd.
Wat betreft de inbeslaggenomen koffer, de claimtag en de twee telefoons overweegt de militaire kamer als volgt.
Zij is, met de officier van justitie en de raadsman, van oordeel dat de inbeslaggenomen telefoons kunnen worden teruggegeven aan verdachte.
Wat betreft de inbeslaggenomen claimtag blijkt uit het onderzoek dat dit een aan verdachte toebehorend voorwerp is met behulp waarvan het strafbare feit is begaan. Om die reden zal de claimtag verbeurd worden verklaard.
Ook de koffer waarmee verdachte de cocaïne heeft ingevoerd is een voorwerp met behulp waarvan het strafbare feit is begaan, terwijl niet is kunnen worden vastgesteld aan wie deze toebehoorde. De koffer wordt daarom eveneens verbeurd verklaard.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 24, 27, 33, 33a en 91 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 10 en 13 van de Opiumwet.
8. De beslissing
De militaire kamer, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van 10 (tien) maanden.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 2 (twee) maanden, niet tenuitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
Bepaalt dat de tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht.
Heft op de voorlopige hechtenis met ingang van de dag waarop deze straf gelijk is aan de duur van de reeds ondergane voorlopige hechtenis.
Gelast de teruggave van het navolgende inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen aan [verdachte], te weten:
- twee mobiele telefoons van het merk Nokia.
Verklaart verbeurd:
- een claimtag van KLM met serienummer 0074 KL [...]
- de inbeslaggenomen koffer.
Aldus gewezen door:
mr. T.P.E.E. van Groeningen, voorzitter,
mr. A.G. Broek - de Stigter, rechter,
kolonel mr. J.P.M. Schwillens, militair lid,
in tegenwoordigheid van mr. S.C.A.M. Janssen, griffier.
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 9 februari 2009.