ECLI:NL:RBARN:2009:BH2945

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
13 februari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
571924 CV Expl. 08-6802
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.P.M. Weusten
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van abonnementskosten en schadevergoeding door Vodafone aan [gedaagde]

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Arnhem op 13 februari 2009 uitspraak gedaan in een geschil tussen Vodafone Libertel B.V. en [gedaagde]. Vodafone vorderde betaling van abonnementskosten en schadevergoeding na ontbinding van een overeenkomst tot levering van telecommunicatiediensten. De overeenkomst was op 7 september 2007 gesloten voor een periode van 24 maanden, maar [gedaagde] was in gebreke gebleven met de betaling van de verschuldigde kosten. Vodafone had de overeenkomst ontbonden en vorderde een totaalbedrag van € 991,30, bestaande uit hoofdsom, rente en buitengerechtelijke kosten.

De kantonrechter oordeelde dat Vodafone haar vordering niet deugdelijk had onderbouwd. De rechter stelde vast dat Vodafone onvoldoende bewijs had geleverd voor de hoogte van de schade die zij claimde, en dat de vordering tot schadevergoeding niet kon worden toegewezen. De kantonrechter wees de vordering tot betaling van de resterende abonnementskosten af, omdat de overeenkomst inmiddels was ontbonden. Wel werd een bedrag van € 164,19 aan gebruiks- en abonnementskosten toegewezen, maar Vodafone werd grotendeels in het ongelijk gesteld en moest de proceskosten dragen.

De uitspraak benadrukt het belang van een deugdelijke onderbouwing van vorderingen in civiele procedures. De kantonrechter gaf aan dat Vodafone, ondanks meerdere kansen om haar vordering te onderbouwen, hierin niet was geslaagd. Dit leidde tot de afwijzing van het grootste deel van de vordering, wat een belangrijke les is voor partijen in soortgelijke geschillen.

Uitspraak

Vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector kanton
Locatie Nijmegen
zaakgegevens 571924 \ CV EXPL 08-6802 \ 19bw
uitspraak van 13 februari 2009
Vonnis
in de zaak van
de besloten vennootschap Vodafone Libertel B.V., rechtsopvolgster van de naamloze vennootschap Libertel Verkoop en Services N.V.
gevestigd te Maastricht
eisende partij
gemachtigde F.H.E.G. van den Heuvel
tegen
[gedaagde], h.o.d.n. [handelsnaam]
wonende te Wijchen
gedaagde partij
procederend in persoon
Partijen worden hierna Vodafone en [gedaagde] genoemd.
1. De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit
- de dagvaarding van 19 september 2008
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek met producties
- de conclusie van dupliek.
2. De feiten
De kantonrechter gaat uit van de volgende vaststaande feiten.
2.1 Vodafone heeft op 7 september 2007 met [gedaagde] een overeenkomst tot levering van telecommunicatiediensten gesloten voor de duur van 24 maanden. Op die overeenkomst zijn de Algemene Voorwaarden van Vodafone van toepassing.
2.2 Vodafone heeft bij het aangaan van die overeenkomst aan [gedaagde] een mobiele telefoon van het merk Nokia ter waarden van € 400,-- verkocht voor een bedrag van € 0,01.
2.3 [gedaagde] is, ondanks sommatie, in gebreke gebleven met de betaling van de verschuldigde abonnements- en gesprekskosten.
2.4 Vodafone heeft de overeenkomst met [gedaagde] ontbonden en haar op 5 maart 2008 de “resterende abonnementskosten tot einde contract i.v.m. beëindiging overeenkomst” in rekening gebracht, een bedrag van € 548,50, vermeerderd met de btw van € 104,22, in totaal € 652,72.
3. De vordering en het verweer
3.1 Vodafone vordert dat de kantonrechter, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,
[gedaagde] veroordeelt aan haar te betalen een bedrag van € 991,30, bestaande uit een hoofdsom van 816,91, € 24,39 aan rente tot en met 19 september 2008 en € 150,-- aan buitengerechtelijke incassokosten, vermeerderd met de wettelijke rente over € 816,91 vanaf 19 september 2008 tot aan de dag van volledige betaling, een en ander een bedrag van € 5.000,-- niet te boven gaand, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2 Zij baseert haar vordering, tegen de achtergrond van de vaststaande feiten, op de volgende, zakelijk weergegeven stellingen.
Omdat [gedaagde] niet betaalde heeft zij de dienstverlening beëindigd en de overeenkomst ontbonden. Op grond van artikel 15, lid 2 van haar Algemene Voorwaarden is [gedaagde] naast de gebruiks- en abonnementskosten ook de vaste maandelijkse abonnementsvergoeding verschuldigd over de resterende overeengekomen periode. Ook moet zij haar de wettelijke rente en de buitengerechtelijke incassokosten betalen.
3.3 [gedaagde] heeft de vordering gemotiveerd bestreden. Op dat verweer gaat de kantonrechter hierna, waar nodig, in.
4. De beoordeling
4.1 [gedaagde] voert aan dat zij, na een aantal betalingsherinneringen van de klantenservice van Vodafone desgevraagd heeft gehoord welk bedrag zij nog moest betalen, dat zij dat bedrag, ongeveer € 100,-- heeft overgemaakt naar Vodafone, maar dat haar aansluiting niettemin werd beëindigd.
Zij is het er daarom niet mee eens dat zij de resterende abonnementskosten en de overige (proces)kosten moet betalen.
4.2 Vodafone vordert betaling van haar facturen voor gebruiks- en abonnementskosten van 19 oktober en 19 december 2007 en van 20 februari 2008 (bedragen van € 68,20, € 79,60 en € 16,39). De verschuldigdheid van die bedragen is door [gedaagde] niet, althans onvoldoende gemotiveerd, betwist. Zij heeft slechts aangevoerd dat zij een openstaand bedrag heeft betaald, maar dat is, zonder nadere toelichting, die ontbreekt, onvoldoende.
Het totaalbedrag van € 164,19 is daarom toewijsbaar.
4.3 Daarnaast vordert Vodafone de betaling van een bedrag van € 652,72 inclusief btw aan abonnementskosten over de resterende abonnementsperiode en, zoals zij bij repliek aanvullend stelt, ter compensatie van de schade die zij heeft geleden als gevolg van de ontbinding. Die schade, aldus Vodafone, bestaat uit de waarde van haar investeringen in telefoontoestel voor [gedaagde] (€ 399,99) en een bonus voor de dealer (€ 370,--), maar ook in de weggevallen winstcomponent over de abonnementskosten en de eventuele gebruikskosten gedurende de resterende looptijd.
Vodafone baseert deze vordering, voor zover het de vaste maandelijkse abonnementsvergoeding betreft, op artikel 15, lid 2 van haar Algemene Voorwaarden.
De kantonrechter neemt aan dat zij de vordering tot schadevergoeding op de wet baseert.
4.4 Volgens opgave van Vodafone – zij heeft de tekst van haar Algemene Voorwaarden, in strijd met het in artikel 85, lid 1 Rv bepaalde, niet overgelegd – volgt uit artikel 15, lid 2 daarvan dat [gedaagde] na de blokkering van de aansluiting gehouden is tot betaling van de vaste maandelijkse abonnementskosten gedurende de resterende tijd van de overeenkomst. De kantonrechter neemt aan, nu [gedaagde] dat niet heeft weersproken, dat die bepaling aldus luidt.
Op grond van deze bepaling kan Vodafone echter geen betaling van abonnementskosten en schadevergoeding vorderen. Er is niet slechts sprake van een blokkering van de aansluiting, maar de overeenkomst is inmiddels ontbonden en dus geëindigd.
Wel heeft Vodafone op grond van artikel 6:277 BW aanspraak op vergoeding van de schade die zij door de ontbinding van de overeenkomst heeft geleden. Vodafone laat echter na de opbouw van het door haar in rekening gebrachte schadebedrag van € 652,72 inzichtelijk te maken. Zij noemt slechts de posten “telefoontoestel” en “dealerbonus” van € 399,-- en € 370,--, maar maakt niet kenbaar in welke mate die posten in het door haar gevorderde bedrag meewegen. Ook noemt zij niet de datum waarop zij de overeenkomst heeft ontbonden en laat zij na een kopie van de brief waarmee zij de overeenkomst heeft ontbonden over te leggen. Evenmin is de looptijd van de overeenkomst duidelijk: Vodafone stelt bij dagvaarding dat die twaalf maanden is, maar bij repliek legt zij een kopie van de overeenkomst over waarop een looptijd van 24 maanden staat vermeld.
Ten aanzien van de post “telefoontoestel” geldt bovendien dat zij blijkens het door haar als productie 2 bij repliek overgelegde “Memo Report” (op bladzijde 1) aan haar gemachtigde als waarde van het telefoontoestel “ongeveer € 250,--“ heeft opgegeven. Vodafone onderbouwt evenmin waarom zij btw vordert over een bedrag tot vergoeding van haar schade.
Toch heeft Vodafone tweemaal de gelegenheid gehad voor een deugdelijke onderbouwing: bij dagvaarding en bij repliek. Nu zij dat bij beide gelegenheden niet heeft gedaan is er geen aanleiding haar daarvoor alsnog de gelegenheid te geven.
De conclusie is dan dat Vodafone niet aan haar stelplicht met betrekking tot de gevorderde schade heeft voldaan en dat de vordering op dit punt wordt afgewezen.
4.5 Tegen de gevorderde buitengerechtelijke kosten heeft [gedaagde] geen verweer gevoerd. Die kosten zijn toewijsbaar, nu voldoende aannemelijk is dat Vodafone buitengerechtelijke werkzaamheden heeft verricht. Wel zal de kantonrechter het bedrag van die kosten, conform de gebruikelijke staffel, relateren aan het uiteindelijk toe te wijzen bedrag van € 164,19. Aldus is een bedrag van € 37,-- toewijsbaar.
4.6 Vodafone wordt grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten dragen.
De beslissing
De kantonrechter
veroordeelt [gedaagde] aan Vodafone te betalen een bedrag van € 201,19, vermeerderd met de wettelijke rente over € 164,19 vanaf de respectievelijke verzuimdata tot de dag van volledige betaling, een en ander een bedrag van € 5.000,-- niet te boven gaand;
veroordeelt Vodafone in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van
[gedaagde] begroot op nihil;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. B.P.M. Weusten en in het openbaar uitgesproken op 13 februari 2009.