ECLI:NL:RBARN:2009:BH5163

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
6 maart 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
180449 / JE RK 09-15245
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • I. de Waal-van Wessem
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot machtiging uithuisplaatsing in gesloten jeugdzorg

In deze zaak heeft de kinderrechter op 6 maart 2009 uitspraak gedaan over het verzoek tot verlening van een machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg. Het verzoek was ingediend door de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en -reclassering, met als doel de minderjarige te plaatsen in een gesloten setting voor zijn verzorging en opvoeding. De minderjarige zou op 8 maart 2009 meerderjarig worden, en de behandeling was nog niet gestart, wat leidde tot vragen over de noodzaak van de machtiging.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige wel gemotiveerd was voor behandeling, maar alleen in een open setting. De moeder van de minderjarige had echter geen vertrouwen in een open setting en vond een gesloten plaatsing noodzakelijk. De raadsvrouw van de minderjarige heeft het verzoek afgewezen, stellende dat het verzoek in strijd was met de wet, aangezien de wetgever het traject na meerderjarigheid alleen mogelijk had willen maken om een reeds ingezette behandeling voort te zetten.

De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de minderjarige al sinds augustus 2008 in een gesloten setting verbleef en dat de behandeling pas na zijn meerderjarigheid kon beginnen. Gezien het feit dat de behandeling nog moest starten en het vervolgtraject nog geregeld moest worden, heeft de kinderrechter het verzoek afgewezen. Dit gebeurde met inachtneming van de wetgeving omtrent jeugdzorg en de rechten van de minderjarige, waarbij ook de vraag of de wetgeving in strijd was met artikel 5 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) aan de orde kwam. De beschikking werd openbaar uitgesproken en de mogelijkheid tot hoger beroep werd uiteengezet.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM
Sector Familie en Jeugd
Zaakgegevens: 180449 / JE RK 09-15245
Datum uitspraak:
beschikking van de kinderrechter van 6 maart 2009
in de zaak van
het op 30 januari 2009 ingediende verzoekschrift van de WILLIAM SCHRIKKER STG.JEUGDBESCH. EN -RECLASSERING, mede kantoorhoudende te [plaats], tot verlening van een machtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg van:
[naam], geboren op [geboortedatum] te [woonplaats],
hierna te noemen de minderjarige.
De kinderrechter merkt naast de minderjarige als belanghebbende aan:
- [moeder],
wonende te [woonplaats],
[adres].
Het ouderlijk gezag wordt uitgeoefend door de moeder [naam].
Het procesverloop
De machtiging tot uithuisplaatsing wordt verzocht in het belang van de verzorging en de opvoeding van de minderjarige.
Aangezien de stichting machtiging heeft verzocht tot plaatsing van de minderjarige in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg, is aan de minderjarige als raadsvrouwe toegevoegd mr. E.R.T. Tromp, advocate te Nijmegen.
Bij beschikking van 27 augustus 2008 heeft de kinderrechter reeds machtiging verleend tot plaatsing van de minderjarige in een voorziening voor gesloten jeugdzorg met ingang van 22 augustus 2008 tot uiterlijk 8 maart 2009.
Op 25 februari 2009 heeft de kinderrechter de zaak ter terechtzitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord daarbij:
- de minderjarige, bijgestaan door mr. E.R.T. Tromp,
- [de moeder], vergezeld door haar partner,
- een vertegenwoordiger van de stichting.
Vaststellingen en overwegingen
De minderjarige heeft aangegeven wel gemotiveerd te zijn voor behandeling, maar alleen in een open setting en van daaruit niet weg te zullen lopen.
De moeder van de minderjarige heeft naar voren gebracht dat zij in een open setting geen vertrouwen heeft. Zij acht een machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg noodzakelijk voor de duur van een half jaar.
Namens de stichting is aangevoerd dat de minderjarige zich bij een open setting aan de behandeling zal onttrekken of zal weglopen. De kans op ontsporing is dan te groot.
De raadsvrouw van de minderjarige heeft verzocht het verzoek af te wijzen. Het betreft een verzoek na meerderjarigheid, terwijl de behandeling van de minderjarige nog niet, dan wel eerst zeer recent is aangevangen. Toewijzing van het verzoek is in strijd met de wet, nu de wetgever het traject na meerderjarigheid alleen mogelijk heeft willen maken om een reeds ingezette behandeling voort te zetten en af te ronden.
Op 2 maart 2009 heeft de stichting op verzoek van de kinderrechter aanvullende stukken ingediend. Op 3 maart 2009 heeft mr. J.W.C. Giebels namens de minderjarige daarop per fax gereageerd. Vervolgens heeft de jeugdreclasseringswerker, [naam] van de stichting, per fax op 3 maart 2009 haar visie gegeven.
Uit de (nader ingediende) stukken en de ter terechtzitting verkregen inlichtingen is de kinderrechter het volgende gebleken.
Na een verblijf op strafrechtelijke basis in een Justitiële Jeugdinrichting vanaf april 2008 is bij de eerder genoemde beschikking van deze rechtbank van 27 augustus 2008 een machtiging verleend tot plaatsing van de minderjarige in een voorziening voor gesloten jeugdzorg met ingang van 22 augustus 2008 tot aan meerderjarigheid. Tijdens zijn verblijf in [plaats] is de minderjarige wel positief gegroeid door de structuur en veilige omgeving en heeft hij veel geleerd, maar hij verbleef daar in afwachting van een behandelplek. Sinds 11 februari 2009 bevindt de minderjarige zich in [plaats], waar men verwacht voor zijn behandeling een half jaar nodig te hebben. Met die behandeling zal pas worden gestart wanneer blijkt dat de thans verzochte machtiging is verleend. De minderjarige heeft een voorwaardelijke straf in de vorm van twee weken jeugddetentie met een proeftijd van twee jaar, waarbij hij zich tot 4 november 2010 dient te houden aan de aanwijzingen en voorschriften van de jeugdreclassering. Het is de bedoeling van de jeugdreclassering dat de minderjarige na zijn behandeling bij [naam] doorstroomt naar een woongroep waarbij 24 uur per dag begeleiding aanwezig is in een rustige woonomgeving waar hij tevens deel kan nemen aan een dagbestedingstraject. Hij zal daartoe in de komende maand worden aangemeld bij Pluryn, Siza Dorpgroep en Stichting De Driestroom.
Op grond van art. 29a lid 1 WJZ (Wet op de jeugdzorg) is hoofdstuk IVA gesloten jeugdzorg (waaronder art. 29b lid 1 WJZ) ook van toepassing op jeugdigen die de leeftijd van 21 jaar nog niet hebben bereikt, ten aanzien van wie op het tijdstip waarop zij meerderjarig worden, een machtiging gold.
Uit de parlementaire geschiedenis (betrekking hebbend op de wijziging van de Wet op de jeugdzorg met betrekking tot jeugdzorg waarop aanspraak bestaat ingevolge de wet in gesloten setting, 30644, met name de MvT , p. 7) blijkt, dat de wetgever het met deze bepaling mogelijk heeft willen maken dat jeugdigen na het bereiken van de meerderjarige leeftijd de behandeling in een instelling voor gesloten jeugdzorg onder dwang af kunnen ronden: ‘Bij voortzetting van de behandeling na het bereiken van de 18-jarige leeftijd dient de beslissing aan de criteria van subsidiariteit en proportionaliteit te worden getoetst. De gedachte achter de voortgezette behandeling van jeugdigen ouder dan 18 jaar is dat opvoeding nodig is om kinderen te doen uitgroeien tot volwassenen die volwaardig kunnen deelnemen aan de samenleving, Het voorgaande wordt van zodanig belang geacht dat dit een beperking van het recht op vrijheid en veiligheid van de persoon onder omstandigheden rechtvaardigt. Hiertoe dient steeds een afweging te worden gemaakt die in ieder geval rekening houdt met de belangen van de jeugdige en van de samenleving. Ook dient te worden aangegeven, welke vooruitzichten op korte termijn bestaan met de voortzetting van het behandeltraject en wanneer het traject wordt afgerond.’
De minderjarige wordt op 8 maart 2009 meerderjarig. De kinderrechter constateert dat de minderjarige al vanaf augustus 2008 in een gesloten setting heeft gezeten en dat pas na het bereiken van de meerderjarigheid een aanvang met zijn behandeling kan worden gemaakt, doordat er niet eerder een behandelplaats in de gesloten jeugdzorg voor hem beschikbaar was. Nu de behandeling nog moet worden gestart, deze naar verwachting een half jaar in beslag zal nemen en het vervolgtraject nog moet worden geregeld, is de kinderrechter van oordeel dat het verzoek dient te worden afgewezen, gelet op hetgeen de wetgever met art. 29a lid 1 WJZ heeft beoogd, zulks nog daargelaten de vraag of art. 29a lid 1 WJZ buiten toepassing moet worden gelaten wegens strijd met art. 5 EVRM.
Beslissing
De kinderrechter:
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mr. I. de Waal-van Wessem, kinderrechter, in tegenwoordigheid van N. Rakraki als griffier en in het openbaar uitgesproken op 6 maart 2009.Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof te Arnhem.
Zaakgegevens 180449 JE RK 09-15245
beschikking