ECLI:NL:RBARN:2009:BH5946

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
11 maart 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
567875 BH VERZ 08-11767
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • H.J.T. Blom
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klachten van onderbewindgestelde over slecht bewindvoerderschap en schadevergoeding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Arnhem op 11 maart 2009 uitspraak gedaan over klachten van een onderbewindgestelde, mevrouw [X], tegen haar bewindvoerder, de heer [Y]. De klachten betroffen onder andere het ontbreken van een vaste contactpersoon, onprofessionele communicatie, en het niet tijdig aanvragen van huur- en zorgtoeslag. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de bewindvoerder zijn taken niet naar behoren heeft uitgevoerd, wat heeft geleid tot financiële schade voor de onderbewindgestelde. De kantonrechter heeft enkele klachten gegrond verklaard, waaronder het niet tijdig aanvragen van huursubsidie, wat resulteerde in een verstekvonnis en incassokosten. De bewindvoerder werd veroordeeld tot schadevergoeding van € 602,96 en de proceskosten van € 200,-. De kantonrechter benadrukte dat een goede bewindvoerder verantwoordelijk is voor het tijdig aanvragen van toeslagen en het onderhouden van contact met schuldeisers. De uitspraak onderstreept de verplichtingen van bewindvoerders en de noodzaak van goede communicatie met hun cliënten.

Uitspraak

Beschikking
RECHTBANK ARNHEM
Sector kanton
Locatie Nijmegen
zaakgegevens BM 3248 Nijmegen \ BH VERZ 08-11767 \ 254 HB
uitspraak van 11 maart 2009
Beschikking
in de zaak van
mevrouw [X]
in haar hoedanigheid van rechthebbende op het vermogen dat onder bewind is gesteld als bedoeld in boek 1, titel 19, BW;
wonende te Nijmegen;
klaagster;
gemachtigde mr. J.C.M.Bonnier
tegen
de heer [Y]
In zijn hoedanigheid van bewindvoerder als bedoeld in boek 1, titel 19, BW over het vermogen van mevrouw [X];
wonende te Nijmegen;
bewindvoerder;
procederend in persoon
Partijen worden hierna klaagster en bewindvoerder genoemd.
De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit
- de brief van 28 juli 2008 van de gemachtigde van klaagster met een aantal klachten en bijlagen;
- de schriftelijke reactie van 4 september 2008 van bewindvoerder met bijlagen;
- de brief van 16 oktober 2008 van de gemachtigde van klaagster met bijlagen;
- de brief van 8 januari 2009 van de bewindvoerder met bijlagen.
De klachten en het verweer
Klaagster heeft de volgende klachten geuit.
a. Na het vertrek van de heer [A] heeft zij ondanks herhaald verzoek niet opnieuw een vaste contactpersoon gekregen.
b. Bij telefonische contacten met medewerkers van bewindvoerder werd er gehaast en onbeschoft gereageerd.
c. Diverse malen heeft klaagster geen weekgeld (huishoudgeld) ontvangen – onder andere in april 2008 drie weken achtereen niet.
d. Terwijl zij in de veronderstelling verkeerde dat bewindvoerder de huur voor haar steeds tijdig betaalde, ontving zij een dagvaarding wegens huurachterstand voor de zitting van de kantonrechter te Nijmegen van 29 februari 2008. Bij telefonische informatie bij medewerker [B] van de bewindvoerder, werd klaagster gezegd dat zij zich geen zorgen behoefde te maken, omdat de zaak al was geregeld. Hij ried haar af om naar de zitting te gaan. Dat deed zij dan ook niet en vervolgens werd zij bij verstek veroordeeld. De huur werd ontbonden en uitzetting dreigde. Omdat ook na het vonnis niet werd betaald heeft de verhuurder de deurwaarder ingeschakeld voor de ontruiming van het huis van klaagster. Verschillende malen heeft klaagster [B] gebeld met het verzoek een betalingsregeling te treffen. In maart 2008 heeft [B] huurtoeslag aangevraagd. Omdat de betalingsachterstand waarschijnlijk grotendeels door de te verwachten huurtoeslag zou kunnen worden voldaan, heeft de verhuurder van verdere ontruimingsmaatregelen afgezien.
e. Bij brief van 29 februari 2008 heeft zorgverzekeraar CZ klaagster gemaand een betalingsachterstand van € 238,41 te voldoen. In haar brief van 28 maart 2008 heeft CZ de vordering verhoogd met invorderingskosten en rente tot een bedrag van € 368,10. De bewindvoerder heeft geen stappen ondernomen om deze schuld af te lossen.
f. Uit de door de gemachtigde bij de bewindvoerder opgevraagde rekeningen en verantwoordingen blijkt dat op data waarop betalingen niet zijn uitgevoerd, vermeld staat dat klaagster zelf voor betaling zorg moet dragen. Klaagster liet al haar inkomsten op de beheersrekening bij bewindvoerder binnenkomen. Hoe kon zij dan zelf voor betaling zorg dragen?
g. Indien de bewindvoerder door gebrek aan inkomsten van klaagster niet alle rekeningen kon betalen, heeft hij geen enkel overleg met de crediteuren gevoerd over uitstel van betaling. Hij heeft ook geen saneringsplan van oude schulden opgesteld. Bewindvoerder beperkte zijn taak tot het uitkiezen van de rekeningen die hij zou betalen. Door dit inadequate beheer heeft klaagster aanmaningen, verhoogd met incassokosten, ontvangen.
De bewindvoerder heeft gemotiveerd verweer gevoerd, waarop hieronder wordt ingegaan.
De beoordeling
1. De bewindvoerder erkent dat klaagster met meerdere van zijn medewerkers contact heeft gehad. Deze zijn volgens hem echter allen voldoende ervaren om problemen in te schatten of op te lossen.
De kantonrechter is het met klaagster eens dat het de voorkeur verdient dat de bewindvoerder een vaste contactpersoon voor haar had aangewezen, nadat de vorige vaste contactpersoon was vertrokken. De omstandigheid dat alle medewerkers ervaren waren en problemen konden oplossen, neemt niet weg dat een vaste contactpersoon het ontegenzeggelijke voordeel voor een rechthebbende heeft, dat deze persoon vertrouwd is met haar zaak, waardoor de communicatie gemakkelijker en sneller verloopt. Hoewel de bewindvoerder niet duidelijk heeft gemaakt waarom het in dit geval niet mogelijk is geweest een nieuwe vaste contactpersoon aan te wijzen, acht de kantonrechter de enkele omstandigheid dat de bewindvoerder geen vaste contactpersoon had aangewezen, na het vertrek van de vorige, niet voldoende zwaarwegend om de klacht gegrond te verklaren.
2. Naar aanleiding van de klacht over gehaaste en onbeschofte telefonische reacties heeft de bewindvoerder gesteld dat dit grotendeels te wijten was aan klaagster zelf. Meerdere malen zou zij bedreigingen en verwensingen hebben geuit aan het adres van de medewerker die zij aan de lijn had. De bewindvoerder verwijst naar bijlage I bij zijn brief, maar deze bijlage is een brief van de door klaagster ingeschakelde advocaat, die nu juist het standpunt van klaagster uiteenzet. Enige andere bijlage die het betoog van bewindvoerder kan schragen, ontbreekt.
De brief van klaagsters gemachtigde van 16 oktober 2008 (de repliek) is een uitgebreide beschrijving van een helpster van klaagster gevoegd. Hierin stelt deze helpster dat niet goed te praten valt dat een (andere) vriend van klaagster zich op agressieve manier jegens bewindvoerder heeft uitgelaten. Dat telefoongesprek heeft plaats gevonden op 28 maart 2008, toen klaagster inmiddels bij verstek was veroordeeld tot ontruiming van haar woning. Deze helpster schrijft verder dat zij op 18 maart 2008 getuige is geweest van een telefoongesprek dat klaagster had met medewerker [voornaam] ([B] ) van bewindvoerder. Deze had klaagster diverse malen smalend uitgelachen, als zij iets vroeg, waarop hij geen antwoord wilde geven. Verder heeft zij verschillende malen waargenomen dat [naam ] (de bedrijfsnaam van het kantoor van bewindvoerder; de kantonrechter) zich tijdens telefoongesprekken grenzeloos respectloos jegens klaagster gedroeg.
De bewindvoerder heeft dit alles niet weersproken.
Op grond hiervan stelt de kantonrechter vast dat personeel van de bewindvoerder klaagster via de telefoon heeft te woord gestaan op een manier die niet past voor een professioneel bewindvoerder. Respectloos gedrag, smalend lachen, onbeschoft reageren zijn uitingen die niet voldoen aan de norm waaraan de communicatie van een professioneel bewindvoerder met degene over wiens vermogen hij als zodanig is aangesteld, dient te voldoen. Dat is geen goed bewindvoerderschap.
Deze klacht is daarom gegrond.
3. Meermalen heeft klaagster geen huisgeld ontvangen, onder andere in april 2008 drie weken achtereen niet.
De bewindvoerder heeft niet concreet gereageerd op deze klacht. Wel heeft hij in het algemeen gesteld dat iedere cliënt verantwoordelijk is voor zijn eigen inkomsten. Verder heeft hij verwezen naar bijlage II bij zijn brief. Deze bijlage bevat totaaloverzichten van inkomsten en uitgaven in de jaren 2007 en 2008, vergezeld van aparte staten voor inkomsten en uitgavenposten, zoals bewindvoerderskosten, huur, huishoudgeld etc.
Omdat de klacht alleen de maand april 2008 met name noemt, beperkt de kantonrechter zijn onderzoek tot die maand.
Uit de inkomstenstaat 2008 blijkt dat in de maand maart € 1.968,92 is binnengekomen en in de maand april € 1.119,32.
Blijkens de huishoudgeldstaat is in april 2008 twee maal een bedrag van € 100 op de rekening van klaagster gestort, maar is driemaal een bedrag weer teruggestort op de rekening van bewindvoerder, in totaal € 146,60. Per saldo heeft zij die maand slechts € 53,40 huishoudgeld ontvangen.
Zonder toelichting, welke ontbreekt , is niet duidelijk waarom de bewindvoerder in de maand april niet in totaal € 200 als huishoudgeld heeft kunnen uitkeren.
Met bewindvoerder is de kantonrechter eens dat iedere persoon wiens vermogen onder bewind staat – mede – verantwoording draagt voor zijn inkomsten. Zo moet iemand die een uitkering ontvangt, voor zover dat in zijn macht ligt, zelf ervoor zorgen dat hij voldoet aan de voorwaarden om recht te houden op die uitkering. Voorbeeld daarvan is het voldoen aan een sollicitatieplicht. Iemand met een baan moet zijn werkgever geen aanleiding geven om hem te ontslaan.
Min of meer ingewikkelde procedures om inkomensbestanddelen te verwerven, zoals het aanvragen van een uitkering of fiscale toeslagen dan wel het terugvorderen van teveel betaalde belasting, zijn echter handelingen die tot de kerntaak van de bewindvoerder behoren. Het bewind is immers ingesteld juist omdat de betrokken persoon niet in staat is deze meer gecompliceerde handelingen zelf tot een goed eind te brengen.
Omdat uit het huishoudgeld de voeding moet worden betaald, heeft het betalen van huishoudgeld een hogere prioriteit dan welke uitgave dan ook. Door geen huishoudgeld beschikbaar te stellen, terwijl er wel inkomsten waren, heeft de bewindvoerder niet als goed bewindvoerder gehandeld.
Deze klacht is daarom gegrond.
4. In zijn repliek heeft de bewindvoerder over het voldoen van huurtermijnen gesteld dat er niet steeds voldoende saldo was om de huur te betalen. Dat kon pas gebeuren toen de aangevraagde huursubsidie (de kantonrechter volgt de door partijen gebruikte terminologie, hoewel waarschijnlijk de huurtoeslag is bedoeld) werd uitbetaald.
Omdat klaagster ombetwist heeft gesteld dat de huursubsidie pas in maart 2008 door een medewerker van de bewindvoerder is aangevraagd, moet de kantonrechter vaststellen dat de bewindvoerder zijn taak niet naar behoren heeft vervuld. Hij had eerder de huursubsidie voor het jaar 2008 dienen aan te vragen, zodat het niet had hoeven komen tot een incassoprocedure en een veroordeling bij verstek door de kantonrechter in Nijmegen.
Door niet tijdig contact op te nemen met de verhuurder – klaagster heeft onweersproken gesteld dat bewindvoerder alle voor haar bestemde post kreeg – heeft de bewindvoerder niet voorkomen dat incassokosten en proceskosten ten laste van klaagster zijn ontstaan.
Ook op dit punt heeft hij niet als goed bewindvoerder gehandeld.
Deze klacht is daarom gegrond.
5. De vijfde klacht betreft de inning van de premie voor de zorgverzekering.
Op 29 februari 2008 heeft zorgverzekeraar CZ klaagster gemaand een betalingsachterstand van € 238,41 te voldoen. In haar brief van 28 maart 2008 heeft CZ de vordering verhoogd met invorderingskosten en rente tot een bedrag van € 368,10.
Bewindvoerder heeft zich beroepen op onvoldoende saldo op de rekening van klaagster, waardoor de zorgpremie niet kon worden betaald. Vervolgens maakt hij een opmerking over de betaling van de huurachterstand, nadat de huursubsidie was uitbetaald. “Datzelfde geldt voor de betalingen aan CZ ziektekostenverzekeringen.”, aldus bewindvoerder.
De kantonrechter kan uit deze niet nader toegelichte opmerking niets anders afleiden dan dat niet tijdig zorgtoeslag voor klaagster is aangevraagd.
Deze klacht is om de hiervoor onder punt 4 aangegeven redenen gegrond.
6. De zesde klacht betreft de tekst op bankoverzichten waar op data waarop betalingen niet zijn uitgevoerd, vermeld staat dat klaagster zelf voor betaling zorg moet dragen. Klaagster liet al haar inkomsten op de beheersrekening bij bewindvoerder binnenkomen. Hoe kon zij dan zelf voor betaling zorg dragen?
Bewindvoerder heeft gesteld dat deze tekst afkomstig is va de bank, die op de betrokken data betalingen niet kon uitvoeren, kennelijk wegens gebrek aan positief saldo.
De kantonrechter acht het verweer op dit punt afdoende. Deze tekst is slechts een constatering van de bank en houdt niet een beoordeling van de bewindvoerder in.
Deze klacht is ongegrond.
7. De laatste klacht betreft de omstandigheid dat bewindvoerder geen overleg met de crediteuren heeft gevoerd over uitstel van betaling, indien door gebrek aan inkomsten niet alle rekeningen konden worden betaald. Evenmin heeft hij een saneringsplan van oude schulden opgesteld. Bewindvoerder beperkte zijn taak tot het uitkiezen van de rekeningen die hij zou betalen. Door dit inadequate beheer heeft klaagster aanmaningen, verhoogd met incassokosten, ontvangen.
De bewindvoerder heeft zijn reactie op dit punt beperkt tot de opmerking dat klaagster volledig op de hoogte was van het feit dat haar inkomen te laag was om alle rekeningen te betalen.
Naar het oordeel van de kantonrechter heeft de bewindvoerder niet gehandeld als een goed bewindvoerder. Bewindvoerder heeft niet weersproken hetgeen van de zijde van klaagster is gesteld, namelijk dat de verhuurder bereid was de ontruiming van de woning op te schorten, nadat bewindvoerder verhuurder op de hoogte had gebracht van de aanvraag van de huursubsidie en van de waarschijnlijkheid dat deze zou worden toegekend.
Dit voorval illustreert dat bewindvoerder voordien was tekort geschoten in het leggen van contact met de schuldeisers. Het gevolg was dat klaagster nodeloos is belast met incassokosten en zelfs proceskosten.
Bewindvoerder had contact moeten opnemen met schuldeisers, zodra hem duidelijk werd dat er schulden waren, die niet tijdig konden worden betaald.
De klacht is gegrond.
Beslissing
De kantonrechter
verklaart de klachten genoemd onder a en f ongegrond;
verklaart de klachten genoemd onder b – e en g gegrond.
Deze beschikking is gegeven door de kantonrechter mr. H.J.T. Blom en in het openbaar uitgesproken op 11 maart 2009
Vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector kanton
Locatie Nijmegen
zaakgegevens 567875 \ BH VERZ 08-11767 \ 254 HB
uitspraak van 11 maart 2009
Vonnis
in de zaak van
mevrouw [X]
in haar hoedanigheid van rechthebbende op het vermogen dat onder bewindis gesteld als bedoeld in boek 1, titel 19, BW;
wonende te Nijmegen;
rechthebbende;
gemachtigde mr. J.C.M.Bonnier
tegen
[Y]
In zijn hoedanigheid van bewindvoerder als bedoeld in boek 1, titel 19, BW over het vermogen van mevrouw [X];
wonende te Nijmegen;
bewindvoerder;
procederend in persoon
Partijen worden hierna rechthebbende en bewindvoerder genoemd.
ambtshalve uitspraak van de kantonrechter op grond van artikel 1:362 BW
de procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit
- de brief van 28 juli 2008 van de gemachtigde van rechthebbende met een aantal klachten en bijlagen;
- de schriftelijke reactie van 4 september 2008 van bewindvoerder met bijlagen;
- de brief van 16 oktober 2008 van de gemachtigde van rechthebbende met bijlagen;
- de brief van 8 januari 2009 van de bewindvoerder met bijlagen.
De beoordeling
1. Naar aanleiding van de klachtprocedure waarin de kantonrechter heden bij beschikking uitspraak heeft gedaan, gaat de kantonrechter ambtshalve over tot vaststelling van de schade die de bewindvoerder door bij de klachtprocedure geconstateerd slecht bewindvoerderschap aan rechthebbende heeft berokkend.
2. De kantonrechter acht zich bevoegd uitspraak te doen, omdat hij als kantonrechter van de woonplaats van rechthebbende bevoegd is rekening en verantwoording van de bewindvoerder af te nemen.
3. Van de gegrond verklaarde klachten hebben twee geleid tot aantoonbare schade voor rechthebbende.
Het betreft het verstekvonnis van 29 februari 2008 van de kantonrechter in Nijmegen en de incasso van een vordering van CZ ziektekostenverzekeringen.
4. Bij vonnis van 29 februari 2008 heeft de kantonrechter rechthebbende bij verstek veroordeeld tot betaling van achterstallige huurpenningen en heeft hij de huurovereenkomst ontbonden en de ontruiming van de woning bevolen.
Rechthebbende heeft gesteld dat zij op aanraden van (een medewerker, [B], van) bewindvoerder niet naar de zitting is gegaan en vervolgens bij verstek is veroordeeld. De huur werd ontbonden en ontruiming van het gehuurde werd toegestaan. Omdat ook na het vonnis niet werd betaald heeft de verhuurder de deurwaarder ingeschakeld voor de ontruiming. Verschillende malen heeft rechthebbende [B] gebeld met het verzoek een betalingsregeling te treffen. In maart 2008 heeft [B] huurtoeslag aangevraagd. Omdat de betalingsachterstand waarschijnlijk grotendeels door de te verwachten huurtoeslag zou kunnen worden voldaan, heeft de verhuurder – na bericht van de kant van [B] - van verdere ontruimingsmaatregelen afgezien.
In zijn tweede schriftelijke termijn in de klachtprocedure heeft de bewindvoerder over het voldoen van huurtermijnen gesteld dat er niet steeds voldoende saldo was om de huur te betalen. Er kon pas worden betaald nadat de aangevraagde huursubsidie werd uitbetaald. (De kantonrechter volgt hierna de door partijen gebruikte terminologie, hoewel waarschijnlijk de huurtoeslag is bedoeld.)
Omdat klaagster ombetwist heeft gesteld dat de huursubsidie pas in maart 2008 door een medewerker van de bewindvoerder is aangevraagd, moet de kantonrechter vaststellen dat de bewindvoerder zijn taak niet naar behoren heeft vervuld. Hij had namelijk eerder de huursubsidie voor het jaar 2008 dienen aan te vragen, zodat het niet had hoeven komen tot incassomaatregelen en een procedure voor de kantonrechter.
De kantonrechter overweegt dat rechthebbende onweersproken heeft gesteld dat bewindvoerder alle voor haar bestemde post kreeg. Bewindvoerder was derhalve op de hoogte van de aanmaningen die verhuurder heeft gestuurd. Door enerzijds niet tijdig huursubsidie aan te vragen en anderzijds niet tijdig contact op te nemen met de verhuurder heeft de bewindvoerder niet voorkomen dat incassokosten en proceskosten ten laste van rechthebbende zijn ontstaan. Aldus heeft hij niet als goed bewindvoerder gehandeld. Voor de daardoor ontstane schade is hij aansprakelijk.
In dit geval betreft het de incassokosten en de vertragingsrente waartoe rechthebbende bij het verstekvonnis is veroordeeld, alsmede de proceskosten van de verstekprocedure.
Uit het verstekvonnis en de daaraan gehechte dagvaarding, die in de klachtprocedure zijn overgelegd, blijkt dat de incassokosten € 44,02 bedroegen, de rente € 32,48 en de proceskosten € 396,77 ; bij elkaar € 473,27.
5. CZ ziekteverzekeringen heeft op 29 februari 2008 rechthebbende gemaand een betalingsachterstand van € 238,41 te voldoen. In haar brief van 28 maart 2008 heeft CZ de vordering verhoogd met invorderingskosten en rente tot een bedrag van € 368,10.
Bewindvoerder heeft zich beroepen op onvoldoende saldo op de rekening van klaagster, waardoor de zorgpremie niet kon worden betaald. Vervolgens maakt hij een opmerking over de betaling van de huurachterstand, nadat de huursubsidie was uitbetaald. “Datzelfde geldt voor de betalingen aan CZ ziektekostenverzekeringen.”, aldus bewindvoerder.
De kantonrechter kan uit deze niet nader toegelichte opmerking niets anders afleiden dan dat bewindvoerder niet tijdig zorgtoeslag voor rechthebbende heeft aangevraagd. Daardoor was er onvoldoende saldo om de premie tijdig te voldoen.
Voor de uit deze nalatigheid voor rechthebbende ontstane schade in de vorm van vertragingsrente en incassokosten, is bewindvoerder aansprakelijk.
De kantonrechter stelt de schade vast op € 129,69.
6. De bewindvoerder zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten.
De beslissing
De kantonrechter
veroordeelt bewindvoerder tot betaling tegen behoorlijke kwijting aan rechthebbende van € 602,96 alsmede van de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van rechthebbende begroot op € 200,- voor salaris gemachtigde;
verklaart deze uitspraak uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. H.J.T. Blom en in het openbaar uitgesproken op 11 maart 2009