ECLI:NL:RBARN:2009:BH7856

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
26 maart 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
180866
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van vordering tot nakoming omgangsregeling in kort geding

In deze zaak, die op 26 maart 2009 door de Rechtbank Arnhem werd behandeld, ging het om een kort geding tussen een man en een vrouw over de nakoming van een omgangsregeling voor hun minderjarige kinderen. De man, vertegenwoordigd door advocaat mr. F.R. Brouwer, vorderde dat de vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. C.G.Th. van Ouwerkerk, de omgangsregeling zoals vastgelegd in de echtscheidingsbeschikking van 5 april 2007 zou naleven. De vrouw had echter verweer gevoerd en stelde dat de man geen spoedeisend belang had bij zijn vordering.

De voorzieningenrechter oordeelde dat de man geen spoedeisend belang had, omdat het geschil feitelijk draaide om de reiskosten die de man moest maken om de kinderen op te halen en terug te brengen. De man had verklaard dat de reiskosten voor hem niet het probleem vormden, maar dat hij vond dat de vrouw deze kosten ook zou moeten dragen. De voorzieningenrechter concludeerde dat de reden voor het niet effectueren van de omgangsregeling niet lag aan de hoogte van de reiskosten, maar aan de bereidheid van de man om deze kosten te betalen.

Daarnaast werd opgemerkt dat de communicatie tussen partijen gebrekkig was, wat hun onderlinge verhouding en de omgang met de kinderen negatief beïnvloedde. De voorzieningenrechter adviseerde partijen om hulp te zoeken voor betere communicatie, in het belang van de minderjarigen. Uiteindelijk wees de voorzieningenrechter de vorderingen van de man af en compenseerde de proceskosten, zodat iedere partij de eigen kosten droeg.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 180866 / KG ZA 09-92
Vonnis in kort geding van 26 maart 2009
in de zaak van
[man],
wonende te [woonplaats],
eiser,
advocaat mr. F.R. Brouwer te Utrecht,
tegen
[vrouw],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
advocaat mr. C.G.Th. van Ouwerkerk te Arnhem.
Partijen zullen hierna de man en de vrouw genoemd worden.
De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding, d.d. 17 februari 2009;
- de brief van mr. F.R. Brouwer met producties, ingekomen d.d. 25 februari 2009;
- de mondelinge behandeling ter zitting d.d. 12 maart 2009.
Ten slotte is vonnis bepaald.
De feiten
Partijen zijn op [datum] in algehele gemeenschap van goederen gehuwd te [woonplaats].
Op 5 april 2007 is door deze rechtbank een echtscheidingsbeschikking afgegeven waarin onder meer de echtscheiding tussen partijen is uitgesproken. De echtscheidingsbeschikking is op 23 augustus 2007 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand van de gemeente [woonplaats].
Gedurende het huwelijk zijn geboren de minderjarige kinderen:
- [kind 1], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats];
- [kind 2], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats].
De gewone verblijfplaats van de minderjarigen is bij de vrouw. In voornoemde echtscheidingsbeschikking is nader bepaald wanneer de man recht heeft op omgang met de minderjarigen: één weekend per drie weken van vrijdag 18.00 uur tot zaterdag 18.00 uur of van zaterdag 18.00 uur tot zondag 18.00 uur.
Vanaf het weekend van 3 januari 2009 heeft geen omgang meer plaatsgevonden tussen de man en de minderjarigen. Voordien heeft ook diverse keren geen omgang plaatsgevonden.
De man en de vrouw zijn beiden niet in het bezit van een (eigen) auto.
Wanneer de man de minderjarigen op zaterdagen ophaalt, doet hij dat door gebruik te maken van de lesauto van het bedrijf waarvoor hij werkzaam is. Op zondagen heeft de man geen beschikking over de lesauto.
De man zit, door de schuld van het huwelijkse vermogen op zich heeft genomen, in de schuldsanering en heeft een te besteden bedrag van circa 60 euro per week. Dientengevolge betaalt hij geen alimentatie meer.
De vrouw heeft een gedeeltelijke uitkering, maar haar inkomen is nagenoeg ontoereikend als gevolg van de (extra) kosten voor de opvoeding en verzorging van de minderjarigen.
Het geschil
De man vordert - samengevat- dat de in de echtscheidingsbeschikking d.d. 5 april 2007 opgenomen omgangsregeling tussen hem en de minderjarigen wordt nagekomen, zulks op straffe van een dwangsom. Tevens vordert hij te bepalen dat de vrouw de kinderen bij hem ophaalt aan het einde van de omgang op straffe van een dwangsom.
De man stelt dat hij een spoedeisend belang heeft bij zijn vordering, welke hij baseert op de vaststaande feiten en de stelling dat sprake is van een omgangsregeling. Continuering daarvan is in het belang van zowel hemzelf als van de minderjarigen aangezien hij een belangrijke bijdrage levert in hun verzorging en opvoeding en het frustreren van de omgangsregeling de belangen van de kinderen schaadt. Het gebrek aan bereidwilligheid van de vrouw om de kinderen bij hem te brengen dan wel op te halen, heeft er al menigmaal voor gezorgd dat de man geen omgang heeft gehad.
De vrouw heeft ter zitting verweer gevoerd.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
De beoordeling
Uit de vaststaande feiten en het verhandelde ter zitting is onder meer het volgende gebleken. Partijen zijn in beginsel bereid de omgangsregeling na te komen zoals opgenomen in de beschikking van deze rechtbank d.d. 5 april 2007. Wanneer de kinderen op zaterdagen door de man worden opgehaald, gebeurt dat door gebruik te maken van de lesauto. Deze lesauto staat op zondag echter niet tot de beschikking van de man, waardoor enkel het terugbrengen van de kinderen onderwerp van probleem is. Geen der ouders is bereid, en naar zij stellen in staat, deze kosten te betalen.
Ter terechtzitting heeft de voorzieningenrechter partijen voorgehouden dat het geschil hiermee feitelijk draait om circa 10 euro per 3 weken. De man heeft daarop te kennen gegeven dat wat hem betreft die kosten het probleem niet zijn, maar dat hij meent dat de vrouw deze kosten voor haar rekening dient te nemen. Hij heeft immers de schulden uit de huwelijkse gemeenschap reeds op zich genomen.
Gelet op het voorgaande oordeelt de voorzieningenrechter dat de man geen spoedeisend belang heeft bij zijn vordering. De man heeft ter zitting verklaard dat voor hem de reiskosten niet het probleem vormen. Onderwerp van het geschil vormt feitelijk dat de man wil dat de vrouw (mede) betaalt voor de reiskosten die voortkomen uit de uitvoering van de omgangsregeling tussen de man en de minderjarigen. De voorzieningenrechter begrijpt aldus dat de reden voor het niet effectueren van de omgangsregeling niet zozeer ligt aan de hoogte van de reiskosten, maar aan de bereidheid bij de man om de reiskosten te betalen. Dit brengt met zich dat niet is gebleken dat een bodemprocedure niet kan worden afgewacht. Eiser heeft aldus geen spoedeisend belang bij zijn vordering, waardoor de vordering reeds op die grond wordt afgewezen.
De voorzieningenrechter merkt op dat partijen ter zitting hebben verklaard dat het werkelijke probleem voortkomt uit gebrekkige communicatie tussen partijen. Als gevolg van de – emotionele en financiële – nasleep van hun echtscheiding hebben partijen een gespannen onderlinge verhouding die hun communicatie beperkt. De voorzieningenrechter adviseert partijen, gelet op het belang van de minderjarigen dat zij met elkaar op een effectievere manier leren communiceren en hiervoor hulpverlening zoeken, bijvoorbeeld in de vorm van maatschappelijk werk.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
De beslissing
De voorzieningenrechter
wijst de vorderingen af;
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.W. Brands-Bottema en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. A.J.W. Lambregts op 26 maart 2009.