RECHTBANK ARNHEM
Sector bestuursrecht
registratienummer: AWB 09/1062
uitspraak van de voorzieningenrechter ingevolge artikel 8:84 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van 16 maart 2009 in het geding tussen
1. [verzoeker 1],
2. [verzoeker 2],
verzoekers,
wonende te [woonplaats],
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nijmegen, verweerder,
Zuider apotheek Nijmegen BV, partij ex artikel 8:26 van de Awb,
te Nijmegen (vergunninghoudster).
Verweerder heeft bij besluit van 18 februari 2009 bouwvergunning verleend voor het vergroten van het pand door het realiseren van een tweede verdieping (casco) op het perceel, kadastraal bekend gemeente Hatert, sectie L, nummer 4813, plaatselijk bekend St. Jacobslaan 343 te Nijmegen.
Tegen dit besluit heeft verzoeker 1 op 3 maart 2009 bezwaar gemaakt.
Op 4 maart 2009 heeft verzoeker 1 de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen, in die zin dat de bouwvergunning wordt geschorst. In de brief van 12 maart 2009 heeft verzoeker 2 zich met toestemming van verzoeker 1 bij dat verzoek aangesloten.
Het verzoek is behandeld ter zitting van 16 maart 2009. Verzoekers zijn aldaar verschenen, bijgestaan door [X]. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door
mr. S.G. Blasweiler. Vergunninghoudster is verschenen, vertegenwoordigd door [A], eigenaar, en [B], architect.
Ingevolge artikel 8:81, eerste lid, van de Awb kan, indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld dan wel, voorafgaande aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
Nu in ieder geval verzoeker 1 bezwaar heeft gemaakt is voldaan aan het connexiteitsvereiste en wordt het verzoek inhoudelijk behandeld.
Op het adres St. Jacobslaan 343 is een gezondheidscentrum gevestigd met daarin onder meer de Zuider apotheek. Dat wil uitbreiden. Daartoe wordt het naastgelegen pand op nummer 345 gesloopt om het bestaande pand uit te breiden met onder meer een aanbouw op het nu braak liggende terrein dat voorheen nummer 345 was. Vergunninghoudster heeft de hiervoor al eerder verleende bouwvergunning in uitvoering. Zij heeft de thans in geding zijnde bouwvergunning aangevraagd om op de nog in aanbouw zijnde verdieping een tweede verdieping te mogen bouwen.
Verzoekers voeren aan, dat de aanvraag onzuiverheden bevat, waardoor zij en anderen onvoldoende van de rechtsmiddelen gebruik hebben kunnen maken. Voorts opperen zij de mogelijkheid dat er door onduidelijkheden in de aanvraag bij verweerder fouten zijn gemaakt bij de toetsing, bijvoorbeeld doordat de welstandscommissie van een onjuiste situatie is uitgegaan.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is er sprake van spoedeisend belang, nu realisering van het vergunde tot een moeilijk omkeerbare situatie zal leiden.
Verweerder heeft aangevoerd dat verzoeker 1 geen belanghebbende is.
Volgens verweerder woont verzoeker om de hoek, op ongeveer 70 meter afstand van de nieuwbouw, en heeft hij hier vanaf de begane grond geen zicht op.
Ter zitting is gebleken dat verzoeker 1 vanuit zijn woning zicht heeft op de nieuwbouw. Relevant daarbij is, dat er tussen de woning van verzoeker 1 en het bouwplan tuinen liggen en geen (hoge) gebouwen, en dat het gaat om de opbouw van een derde bouwlaag. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter is dat zicht voldoende om verzoeker 1 belanghebbende te maken. Ook van verzoeker 2, die nog dichter bij de nieuwbouw woont, kan naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter niet op goede gronden worden betoogd, dat hij om die reden geen belanghebbende zou zijn.
Verzoekers hebben betoogd, dat in de aanvraag bouwvergunning ten onrechte sprake is van kadastraal perceel L 4813, plaatselijk bekend St. Jacobslaan 343.
Op basis van de stukken en het verhandelde ter zitting stelt de voorzieningenrechter vast, dat het gezondheidscentrum voorafgaand aan de verbouwing en uitbreiding huisnummer 343 had. Dat gebouw lag vrijwel geheel op het kadastrale perceel sectie L, nummer 4811 (later volgens informatie ter zitting van verweerder gewijzigd in nummer 4813). Een substantieel deel van de uitbreiding is gerealiseerd op het naastgelegen perceel. Op dit perceel bevond zich een gebouw met huisnummer 345. Dat gebouw is gesloopt om uitbreiding van het gezondheidscentrum mogelijk te maken. Het merendeel van laatstgenoemd gebouw bevond zich op het kadastrale perceel sectie L, nummer 4543.
Verweerder heeft in de brief aan verzoeker 1 van 2 maart 2009 toegelicht, dat het pand met huisnummer 345 is gesloopt en daarom als adres niet meer bestaat, zodat de bouwvergunning moest worden verleend op nummer 343, met de daaraan verbonden kadastrale aanduiding sectie L, 4813.
Het komt de voorzieningenrechter voor, dat van verzoekers gezien voornoemde onduidelijkheden verwacht had mogen worden dat zij zich op het gemeentehuis dan wel via internet vergewist hadden van de exacte bouwplannen, bijvoorbeeld door het inzien van de bouwtekeningen.
De voorzieningenrechter is voorts niet gebleken, dat verzoekers door deze onduidelijkheden geen gebruik hebben gemaakt van de hen ter beschikking staande rechtsmiddelen en daarmee geschaad zouden zijn in hun belangen. Al in een vroeg stadium, op 15 december 2008, behoorden verzoekers tot de ondertekenaars van een zienswijze, gericht tegen het voornemen bouwvergunning te verlenen.
Evenmin hebben verzoekers op enigerlei wijze hun stelling gestaafd, dat er door onduidelijkheden in de aanduiding fouten zouden kunnen zijn gemaakt bij verweerders toets van de bouwaanvraag, bijvoorbeeld door de welstandscommissie. Ter zitting heeft verweerder desgevraagd bevestigd, dat toetsing van het bouwplan heeft plaatsgevonden aan de hand van de bouwtekeningen. De daarop ingetekende situatieschetsen laten geen onduidelijkheid bestaan over de exacte locatie van het bouwwerk.
Nu verzoekers geen gronden hebben aangevoerd in verband met het bouwplan op zich en niet is gesteld dat verlening van de bouwvergunning in strijd is met één van de weigeringsgronden van artikel 44 van de Woningwet komt het verzoek ook om die reden niet voor toewijzing in aanmerking.
De voorzieningenrechter acht geen termen aanwezig over te gaan tot een proceskostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Awb.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening af.
Aldus gegeven door mr. W.F. Bijloo, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van
mr. M.G.J. Litjens, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 16 maart 2009.
De griffier, De voorzieningenrechter,
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.
Verzonden op: 26 maart 2009