ECLI:NL:RBARN:2009:BH9659

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
30 maart 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
172633
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • I. de Waal-van Wessem
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming voor afgifte Amerikaans paspoort voor minderjarige

In deze zaak heeft de Rechtbank Arnhem op 30 maart 2009 uitspraak gedaan in een verzoek van de vader om vervangende toestemming te verlenen voor de afgifte van een Amerikaans paspoort voor zijn minderjarige kind. De moeder was niet verschenen op de zitting en had via haar advocaat laten weten dat zij zich niet voor de moeder had gesteld en dat het verzoek niet behandeld hoefde te worden. De rechtbank had eerder, op 17 juni 2008, een verzoek van de vader afgewezen dat was gegrond op de Paspoortwet. De vader verzocht nu de rechtbank om een beslissing te nemen op basis van artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek, dat betrekking heeft op de gezamenlijke uitoefening van het gezag en geschillen daarover.

De rechtbank overwoog dat, aangezien de moeder niet ter zitting was verschenen, het niet mogelijk was om een vergelijk tussen de ouders te beproeven. De moeder had geen verweer gevoerd, waardoor niet duidelijk was welk belang zij had bij haar weigering om toestemming te verlenen voor het verkrijgen van het paspoort. De rechtbank merkte op dat de minderjarige zowel de Nederlandse als de Amerikaanse nationaliteit heeft en dat het in het belang van het kind is om bij grensoverschrijdend reizen snel en ondubbelzinnig aan te tonen dat hij ook de Amerikaanse nationaliteit bezit. De rechtbank besloot daarom om de vader vervangende toestemming te verlenen voor de afgifte van het paspoort.

De beslissing van de rechtbank hield in dat de vader, bij gebreke van toestemming van de moeder, vervangende toestemming kreeg voor de afgifte van een Amerikaans paspoort voor de minderjarige. De beschikking werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De rechtbank benadrukte dat het verzoek van de vader praktisch en begrijpelijk was, gezien de jonge leeftijd van de minderjarige en de voordelen die het paspoort met zich meebrengt voor reizen en studeren. De rechtbank wees erop dat de vrees van de moeder voor ontvoering niet te rijmen viel met eerdere reizen van de minderjarige naar Amerika met de vader, waarbij de moeder geen bezwaar had gemaakt.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM
Sector Familie en jeugd
Zaakgegevens: [nummer]
Datum uitspraak:
Beschikking ex artikel 1:253a BW
in de zaak van
[naam vader] (nader te noemen: de vader),
wonende te [plaats],
verzoekende partij,
advocaat mr. E. Schoneveld te Amsterdam.
Belanghebbende is:
[naam moeder] (nader te noemen: de moeder),
wonende te [plaats].
Het verloop van de procedure
Gezien de stukken, waaronder:
- de beschikking van deze rechtbank van 17 juni 2008;
- de brief namens de moeder van 12 augustus 2008, ingekomen op 13 augustus 2008;
- het faxbericht namens de vader van 16 september 2008;
- het faxbericht namens de moeder van 09 januari 2009;
gehoord ter terechtzitting van 12 januari 2009:
- de vader, bijgestaan door mr. E. Schoneveld;
- mevrouw M. Janssen als zittingsvertegenwoordigster van de Raad voor de Kinderbescherming (nader te noemen: de Raad).
De moeder is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. De advocaat van de moeder, mr. A.M. van Rossum te Arnhem, heeft in haar schrijven van 12 augustus 2008 en in haar schrijven van 9 januari 2009 bericht dat zij zich in deze procedure niet voor de moeder heeft gesteld, dat het verzoek wat de moeder betreft niet behandeld hoeft te worden en dat de moeder heeft besloten niet ter zitting te zullen verschijnen.
Voor het eerdere verloop wordt verwezen naar de beschikking van deze rechtbank van 17 juni 2008. Bij deze beschikking is het verzoek van de vader, voor zover dat is gegrond op de Paspoortwet, afgewezen. De rechtbank heeft het verzoek van de vader aldus begrepen, dat hij de rechtbank op de voet van art. 1:253a BW verzoekt een beslissing te nemen met betrekking tot de afgifte van een Amerikaans paspoort, althans, indien nodig, vervangende toestemming hiervoor te verlenen. De rechtbank heeft de zaak vervolgens voor verdere behandeling verwezen naar de kinderrechter.
Overwegende
Door en namens de vader is ter zitting aangegeven dat een Amerikaans paspoort recht doet aan het feit dat de minderjarige tevens de Amerikaanse nationaliteit heeft en de minderjarige op het gebied van studeren, reizen en werken veel voordelen zal bieden. Bovendien is het, nu de vader alleen de Amerikaanse nationaliteit heeft, ook met het oog op gezamenlijke vakanties van belang dat zij aan kunnen tonen dezelfde nationaliteit te hebben. Het is voorts praktischer wanneer de minderjarige een eigen paspoort heeft.
De vader geeft aan dat hij en de moeder niet in staat zijn hierover met elkaar te communiceren. De moeder zou als bezwaar hebben aangevoerd dat zij bang is dat de vader de minderjarige ontvoert. De vader stelt dat hij geenszins het voornemen heeft de minderjarige bij de moeder weg te halen en voert aan dat hij in 2006 en in 2007 reeds met de minderjarige in Amerika is geweest en dat de moeder toen zonder probleem het Nederlandse paspoort heeft meegeven.
Bij navraag bij het consulaat is gebleken dat er een handtekening van de moeder nodig is en dat naast de aanwezigheid van de minderjarige en de vader, de aanwezigheid van de moeder niet is vereist. Het consulaat heeft laten weten dat wanneer de moeder weigert een handtekening te verstrekken, vervangende toestemming van de rechtbank daarvoor in de plaats kan treden.
De zittingsvertegenwoordigster van de Raad merkt op dat het verzoek van de vader dat hij wenst dat de minderjarige, wanneer hij met de vader in het buitenland verblijft, over dezelfde mogelijkheden beschikt als de vader, gelet op de jonge leeftijd van de minderjarige, praktisch en begrijpelijk is. Dat de moeder aangegeven zou hebben angst te hebben voor ontvoering van de minderjarige door de vader, laat zich niet rijmen met het afgeven van het Nederlandse paspoort van de minderjarige door de moeder.
Motivering van de beslissing
Ingevolge artikel 1:253a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek kunnen in geval van gezamenlijke uitoefening van het gezag geschillen hieromtrent op verzoek van de ouders of van een van hen aan de rechtbank worden voorgelegd. De rechtbank neemt een zodanige beslissing als haar in het belang van het kind wenselijk voorkomt. De rechtbank beproeft alvorens te beslissen op een verzoek als in het eerste bedoeld, een vergelijk tussen de ouders.
Nu de moeder niet ter zitting is verschenen, is het niet mogelijk gebleken een vergelijk tussen de ouders te beproeven. De moeder heeft ook afgezien van het voeren van verweer, zodat niet duidelijk is geworden welk rechtens te respecteren belang de moeder heeft bij haar weigering om toestemming te verlenen voor het verkrijgen van een Amerikaans paspoort voor de minderjarige. Voor zover de moeder haar weigering mocht hebben gegrond op een vrees voor ontvoering, valt die vrees niet te rijmen met het verblijf dat de minderjarige met instemming van de moeder al twee keer eerder samen met de vader in Amerika heeft doorgebracht. Nu de minderjarige zowel de Nederlandse als de Amerikaanse nationaliteit heeft, acht de rechtbank het in het belang van de minderjarige dat hij, mede gelet op zijn jeugdige leeftijd en de overige voor hem daaraan verbonden voordelen, bij grensoverschrijdend reizen snel en ondubbelzinnig kan aantonen dat hij tevens de Amerikaanse nationaliteit bezit. De rechtbank zal de vader derhalve vervangende toestemming verlenen ten behoeve van de afgifte van een Amerikaans paspoort voor de minderjarige.
De beslissing
De rechtbank
1. verleent de vader, bij gebreke van toestemming van de moeder, vervangende toestemming ten behoeve van de afgifte van een Amerikaans paspoort voor de minderjarige:
- [naam minderjarige], geboren op [geboortedatum] te [plaats];
2. verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. I. de Waal-van Wessem, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. N. Baaziz als griffier en in het openbaar uitgesproken opIndien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof te Arnhem.