ECLI:NL:RBARN:2009:BI1187

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
20 maart 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
568963 Cv Expl. 08-6401
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.P.M. Weusten
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onterecht beëindigen van een extra toeslag door werkgever in strijd met goed werkgeverschap

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Arnhem op 20 maart 2009, stond de beëindiging van een extra toeslag door de werkgever, Arbo Unie B.V., centraal. De werknemer, die sinds 1986 in dienst was, ontving een extra toeslag van 10% op zijn bruto maandsalaris voor extra werkzaamheden. Deze toeslag werd in april 2007 door de werkgever eenzijdig beëindigd, wat leidde tot een rechtszaak. De werknemer vorderde dat de rechtbank zou verklaren dat de beëindiging van de toeslag niet in overeenstemming was met de eisen van goed werkgeverschap en dat hij recht had op doorbetaling van de toeslag.

De kantonrechter oordeelde dat de werkgever de toeslag niet zomaar kon beëindigen. De rechter stelde vast dat de toeslag in de loop der jaren een structureel karakter had gekregen en dat de werknemer er op mocht vertrouwen dat deze zou worden voortgezet. De werkgever had in eerdere jaren afspraken gemaakt over de continuering van de toeslag, zelfs toen de werkdruk afnam. De kantonrechter oordeelde dat de plotselinge beëindiging van de toeslag in strijd was met goed werkgeverschap en dat de werknemer recht had op de achterstallige betaling van de toeslag tot 1 augustus 2008, vermeerderd met wettelijke rente.

De vordering tot hervatting van de toeslag werd afgewezen, omdat de rechter oordeelde dat de toeslag geen definitief bestanddeel van het salaris was geworden. De proceskosten werden gecompenseerd, wat betekent dat beide partijen hun eigen kosten moesten dragen. Dit vonnis benadrukt het belang van goede communicatie en afspraken tussen werkgever en werknemer, vooral als het gaat om arbeidsvoorwaarden die in de loop der jaren zijn ontstaan.

Uitspraak

Vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector kanton
Locatie Nijmegen
zaakgegevens 568963 \ CV EXPL 08-6401 \ 19bw
uitspraak van 20 maart 2009
Vonnis
in de zaak van
[werknemer]
wonende te [woonplaats]
eisende partij
gemachtigde mr. drs. V.N. van Waterschoot
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Arbo Unie B.V.
gevestigd te Utrecht
gedaagde partij
gemachtigde mr. D.B. Muller
Partijen worden hierna [werknemer] en Arbo Unie genoemd.
1. De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit
- het tussenvonnis van 14 november 2008
- het proces-verbaal van de comparitie van 19 februari 2009.
2. De feiten
De kantonrechter gaat uit van de volgende vaststaande feiten.
2.1 [werknemer] is sinds 15 oktober 1986 in dienst van (de rechtsvoorgangster van)
Arbo Unie, thans in de functie van bedrijfsarts. Zijn huidig salaris bedraagt € 5.386,-- bruto per maand, met daarnaast een persoonlijke toeslag van € 2.037,-- bruto, dit alles exclusief 8% vakantiebijslag.
2.2 Een brief van 19 juli 2000 van toenmalig regiodirecteur [naam directeur] van Arbo Unie
Oost Nederland aan [werknemer] luidt, voor zover hier van belang:
“(…)
Zoals beloofd bevestig ik hiermee de afspraken die we hebben gemaakt ten aanzien van het extra werk dat jij voor [bedrijf A] zult verrichten, en inmiddels al feitelijk verricht.
We zijn overeengekomen dat je tot nader order een substantieel deel van het werkpakket bij [bedrijf A] op je zult nemen(…). Je doet dit zoveel mogelijk in twee (lange) dagen per week. Feitelijk betekent dit dat je niet in de gelegenheid zult zijn om 36 uur te werken, c.q. compensatieverlof op te nemen. Op zichzelf vind ik dit overigens een onwenselijke situatie, die ik als tijdelijk beschouw (ofschoon ik vooralsnog ook geen goed alternatief weet).
Ter compensatie van het gegeven dat je dus feitelijk meer dan 36 uur werkt zonder opbouw van compensatie-uren, ontvang je een arbeidsmarkttoeslag van 10% van je bruto maandsalaris (incl. PT). Deze afspraak geldt met ingang van 16 juni jl, totdat we een betere oplossing hebben kunnen creëren, uiteraard in nauw overleg met jou en het [bedrijf A]-kernteam. In december 2000 zullen we deze situatie evalueren en heroverwegen, mede op geleide van de uitkomsten van de contractonderhandelingen met [bedrijf A].
(…)”
2.3 Een intern bericht van 7 juni 2001 van Business Unit Directeur [directeur X] van Arbo Unie aan de salarisadministratie, door [werknemer] voor akkoord ondertekend, luidt, voor zover hier van belang:
“(…)
Voor de periode van 1 juni 2001 tot 1 juni 2002 ontvangt de heer [voorletter werknemer].[werknemer] een toeslag van 10% op zijn basissalaris. Dit is een continuering van de huidige toeslag.
De verlofrechten blijven gehandhaafd.
Voorwaarden:
1. Declarabiliteit is minimaal 1500 uur per jaar.
2. Het pakket ten behoeve van de Business Unit Duiven/Zutphen wordt in plaats van in
3 dagen in 2 dagen uitgevoerd.
3. Beoordeling mei 2002
Deze toeslag vervalt bij:
o langdurige uitval (conform CAO)
o wegvallen van pakket [bedrijf A].
(…)”
2.4 Een brief van [werknemer] van 28 februari 2003 aan regiodirecteur [directeur X] van Arbo Unie luidt, voor zover hier van belang:
“(…)
Ik heb mijn carrière en de bijkomende dompers, bij Arbo Unie eens “onafhankelijk” laten doorlichten. Onder andere een jurist van de LAD heeft daar eens de tijd voor genomen. (…)
Het komt er op neer dat ik niet erg zorgvuldig op mijn carrière heb gelet en nogal naïef, zonder duidelijke ruggespraak met derden, bepaalde gesprekken met leidinggevenden in dat traject anders heb geïnterpreteerd. Ik had mijn voorstelling van zaken concreter en duidelijker moeten laten vastleggen en zonodig laten verifiëren door de LAD.
Hard werken levert niet zonder meer een stap in de carrièreladder op, of een vergoeding, gaf men aan.
Wat betreft mijn werk bij [bedrijf A] zet ik dat onder deze voorwaarden natuurlijk voort. Ik schiet me anders in 2 voeten.
Zoals jij in het gesprek op 8 januari al aangaf zal mijn pakket in Nijmegen “zeker onaantrekkelijker” worden en schrijf je dat mijn 10%-regeling zal worden stopgezet.
Dat is het me niet waard. Ik ga dus gewoon maar door.
(…)”
2.5 Een brief van regiodirecteur [directeur X] van Arbo Unie van 11 maart 2003, in antwoord op deze brief van 28 februari 2003, aan [werknemer] luidt, voor zover hier van belang:
“(…)
Naar aanleiding van jouw schrijven het volgende. Allereerst bedankt voor je reactie. Inhoudelijk zullen we ten aanzien van de verhouding prestatie/beloning het vast niet eens kunnen worden, maar ik beschouw jouw reactie als positief.
Consequenties: Op dit moment geen veranderingen in salaris en werkpakket.
Naast deze kwestie speelt natuurlijk het gegeven dat de regio Eindhoven graag [bedrijf A] wil overnemen. Ik zal met [naam regiodirecteur Eindhoven], Regiodirecteur Eindhoven een afspraak maken, om te horen wat zij precies wil.
Voor mij is deze kwestie hiermee afgedaan en zal voortaan [mevrouw Y] met jou het functioneren, werkpakket etc. bespreken.
(…)”
2.6 Een intern bericht van 11 augustus 2004 van regiodirecteur [directeur X] van
Arbo Unie aan, onder meer, [werknemer] luidt, voor zover hier van belang:
“(…)
betreft: Overdracht situatie over de toelage van [voornaam werknemer] [werknemer], bedrijfsarts in verband met extra inzet.
In een schrijven d.d. 7 juni 2001 zijn er afspraken gemaakt met [voornaam werknemer] [werknemer] voor een extra tijdelijke toelage op zijn salaris.
(…) Deze toelage zou vervallen bij langdurige uitval (conform CAO) en bij het wegvallen van het pakket [bedrijf A].
Dit is gecontinueerd tot 2004 omdat [voornaam werknemer] aan alle voorwaarden voldeed.
(NB: Zie [voornaam werknemer]s schrijven d.d. 28-02-2003 en mijn schrijven van 11-03-2003).
In het kader van het goede functioneren van [voornaam werknemer] heeft [mevrouw Y], de toenmalige manager klantenteam aan [voornaam werknemer] toegezegd dat de tijdelijke toelage voor geheel 2004 gecontinueerd zal worden (…).
In februari 2004 is [bedrijf A] overgegaan naar de regio Eindhoven en is [voornaam werknemer] de klant [bedrijf B] gaan doen.
Gezien het feit dat de regio minder werk heeft en [bedrijf A] weggevallen is, is het aan
[naam manager], manager klantenteam en [naam regiodirecteur Nijmegen], regiodirecteur Nijmegen (…) om te bepalen wat er per januari 2005 gaat gebeuren.
(…).
2.7 Een brief van 7 april 2005 van regiodirecteur [naam regiodirecteur] van Arbo Unie aan [werknemer] luidt, voor zover hier van belang:
“(…)
Aan het normale individuele profiel van een full-time bedrijfsarts hebben we in onderlinge overeenstemming een extra target van 140 uur toegevoegd; dit is een afspraak met een tijdelijk karakter geldend vooralsnog voor 2005. Hieronder geef ik aan wat ik verwacht met deze extra target.
Voor elke bedrijfsarts staat in de begroting van de regio Nijmegen voor 2005 een declarabiliteit van 100% opgenomen. Verwacht wordt dat dit vooral gaat bestaan uit facturabel werk voor de klant en in duidelijk mindere mate declarabel werk voor de regio. Volgens afspraak vertalen we deze declarabiliteit in verwachte omzet: voor jou € 262.360,-- (1547 uur). Daarnaast wijzen we 100 uur vrijstelling toe voor diverse projecten en activiteiten. Ook je deelname aan een topteam valt onder de normale full-time situatie.
De target van 140 uur mag je van mij als volgt besteden:
- investering in klantontwikkeling, waarbij de verwachte opbrengst hopelijk later wordt ingeboekt;
- investering in nieuwe proposities, waarbij de verwachte opbrengst hopelijk later wordt ingeboekt;
- facturabel voor je klanten;
projectmatig declarabel voor regio Nijmegen (deelname aan lopende projecten).
(…).
2.8 Een brief van 16 maart 2006 aan [werknemer] van regiodirecteur [naam regiodirecteur] van
Arbo Unie luidt, voor zover hier van belang:
“(…)
Vorig jaar was er rond deze tijd een discussie tussen [naam manager klantenteam] en jou over het aantal uren in het basisprofiel. De berekening van [naam manager klantenteam] kwam destijds voor het jaar 2005 uiteindelijk uit op een individuele norm van 1647 uren t.w. 1547 uren in financieel target (…) en 100 uur als uren-target. Jij gaf aan hier moeite mee te hebben (“ik kom steeds hoger te zitten in mijn beleving”). Uiteindelijk bleek ook dat de gestelde omzettarget niet gehaald werd.
Voor het jaar 2006 stel ik daarom het volgende voor:
• Voor elke bedrijfsarts staat in de begroting van de regio Nijmegen voor 2006 een declarabiliteit van 100% opgenomen. Verwacht wordt dat dit vooral gaat bestaan uit facturabel werk voor de klant en in duidelijk mindere mate declarabel werk voor de regio
• Individuele norm 2006: 1594 uren; in deze 1594 uren zit het normale individuele profiel van een fulltime bedrijfsarts + een net als vorig jaar toegevoegde extra target, echter nu niet 140 uur zoals vorig jaar, maar 100 uur; van deze 1594 uren is
- 1534 uren in de vorm van een omzetdoelstelling geformuleerd;
volgens afspraak vertalen we deze declarabiliteit in verwachte externe omzet: voor jou, i.c. € 243.906,--
- 60 uren in de vorm van een urendoelstelling geformuleerd; te besteden aan interne projecten/activiteiten. Hierbij kan gedacht worden aan investering in klantontwikkeling, waarbij de verwachte opbrengst hopelijk later wordt ingeboekt; vervolg-investering in nieuwe proposities, waaronder het aanjagen van het vermarkten van de lifestyle-propositie, waarvan de verwachte opbrengst hopelijk in de loop van 2006 reeds kan worden ingeboekt
(…)”.
2.9 Een e-mailbericht van [persoon Z] van Arbo Unie van 5 september 2006 aan [werknemer] luidt, voor zover hier van belang:
“(…)
We hebben tijdens het kennismakingsgesprek even over [bedrijf C] gehad maar nog geen concrete afspraken gemaakt.
[naam collega] geeft aan dat zowel [bedrijf C] als het team (wordt [naam collega], [naam manager klantenteam], [naam collega W]) het prettig zou vinden als je de 4-de bedrijfsarts zou worden. Ik heb even naar je pakket gekeken (…) en je zou, indien je de [namen van 3 bedrijven] zou blijven doen zo’n 4-5 dagdelen over hebben (weg gaan dan wat kleine bedrijven en het werk voor derden).
[bedrijf C] vraagt om zo’n 4 dagdelen.
Voordeel is dat we bij [bedrijf C] willen bereiken dat iedereen voor elkaar kan waarnemen en indien nodig werkzaamheden kan overnemen dus daar zit wat flexibiliteit in.
De vraag is nu of je de werkzaamheden voor [bedrijf C] zou willen uitbreiden??? Zou je me daar zo spoedig mogelijk over willen informeren!!!
[naam collega] heeft afgesproken dat [bedrijf C] deze week nog bericht van ons zal krijgen over de beoogde kandidaten bedrijfsartsen.
(…)”
2.10 Sinds 1 november 2006 verricht [werknemer] werkzaamheden bij [naam bedrijf] (het voormalige [bedrijf C]).
2.11 Een brief van 14 maart 2007 van Business Unit Directeur [directeur X] van
Arbo Unie aan [werknemer] luidt, voor zover hier van belang:
“(…)
Hiermee bevestig ik jou het gesprek d.d. 1 maart 2007 in aanwezigheid van [naam PMO adviseur] (PMO adviseur) en ondergetekende.
Aanleiding voor dit gesprek was de jou tijdelijk toegekende arbeidsmarkttoeslag van 10% van je bruto maandsalaris, zie brief d.d. 19 juli 2000.
In bovengenoemd gesprek heb ik je aangegeven dat gezien de huidige financiële/economische situatie van Arbo Unie en vanwege de vermindering van werkzaamheden van de totale groep bedrijfsartsen, de criteria voor continuering van deze tijdelijk toegekende arbeidsmarkttoeslag niet meer van toepassing zijn.
Dit betekent dat je persoonlijke toeslag per 1 april 2007 met 10% van je bruto maandsalaris, te weten € 533,20 wordt verminderd.
(…)”
3. De vordering en het verweer
3.1 [werknemer] vordert dat de kantonrechter, bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,
- zal verklaren voor recht dat Arbo Unie niet de persoonlijke toeslag van 10% van het bruto maandsalaris van [werknemer] per 1 april 2007 eenzijdig had mogen beëindigen en dat [werknemer] recht heeft op continuering van deze persoonlijke toeslag vanaf 1 april 2007;
- Arbo Unie zal veroordelen aan hem te betalen een bedrag van € 9.091,40 bruto ter zake van achterstallige persoonlijke toeslag vanaf 1 april 2007 tot 1 augustus 2008, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vervaldag tot aan de dag van volledige betaling
- Arbo Unie zal gelasten de persoonlijke toeslag op de daarvoor gebruikelijke data (ofwel in maandelijkse termijnen) te hervatten
dit alles met veroordeling van Arbo Unie in de proceskosten.
3.2 Hij baseert zijn vordering, tegen de achtergrond van de vaststaande feiten, op de volgende, zakelijk weergegeven stellingen.
De toeslag van 10 % van zijn bruto maandsalaris is in de loop der jaren structureel van aard geworden en behoort tot de primaire arbeidsvoorwaarden, zodat die niet eenzijdig gewijzigd mag worden. Hem is gevraagd om zijn werkzaamheden voor [bedrijf C] (thans [naam bedrijf]) te gaan uitbreiden, maar hem is daarbij niet gezegd dat hij daarmee zijn toeslag zou kwijtraken.
3.3 Arbo Unie heeft de vordering gemotiveerd bestreden. Op dat verweer gaat de kantonrechter hierna, waar nodig, in.
4. De beoordeling
4.1 De kantonrechter is, omdat het om een individuele arbeidsovereenkomst gaat en [werknemer] woonplaats heeft in Nijmegen, bevoegd van deze zaak kennis te nemen.
4.2 Arbo Unie stelt zich op het standpunt dat de toeslag van 10% tijdelijk was, en dat ook is gebleven. Aanvankelijk was deze gekoppeld aan extra werkzaamheden voor [bedrijf A]. Toen [bedrijf A] in februari 2004 wegviel heeft zij coulancehalve de toeslag tot eind 2004 gecontinueerd, met de uitdrukkelijke mededeling dat de in 2005 zou worden beslist wat er zou gebeuren. In 2005 en in 2006 is met [werknemer] afgesproken dat de toeslag werd gekoppeld aan een dat jaar te behalen extra target. In 2007 is die afspraak niet gemaakt.
De reden daarvoor is, aldus Arbo Unie, dat het haar financieel en economisch niet goed ging en dat er minder werk was. Het is dan niet reëel om met één bedrijfsarts een afspraak te maken over een extra target en extra beloning terwijl anderen te weinig werk hadden om hun normale targets te halen.
Met [werknemer]s werkzaamheden voor [naam bedrijf] heeft dat niets van doen, aldus Arbo Unie.
Subsidiair voert zij aan dat zij de afspraak met [werknemer] eenzijdig mocht wijzigen vanwege de economische situatie. [werknemer] moest daarop in redelijkheid positief reageren. Wanneer dat op dat moment niet van hem kon worden verlangd, dan gold dat in elk geval wel in april 2008, toen zij op bijna alle onderdelen met het tegenvoorstel van [werknemer] akkoord was gegaan, met uitzondering van de terugwerkende kracht.
Meer subsidiair geldt volgens Arbo Unie dat hij geen aanspraak heeft op betaling van de toeslag met terugwerkende kracht omdat hij er niet voor heeft gewerkt.
4.3 De toeslag die [werknemer] in juli 2000 met Arbo Unie overeenkwam onder de naam “arbeidsmarkttoeslag” droeg op dat moment het karakter van een noodoplossing: [werknemer] was al begonnen met het werk op het moment dat de afspraak schriftelijk werd vastgelegd, en de brief van 19 juli 2000 spreekt van extra werk, van een substantieel deel van het werkpakket bij [bedrijf A], van twee (lange) werkdagen, van meer dan 36 uur per week werken zonder opbouw van compensatie-uren, van het feit dat dat een onwenselijke situatie opleverde, maar ook van het feit dat regiodirecteur [naam directeur] vooralsnog geen goed alternatief wist.
Wat in 2000 als een noodoplossing begon, is dat in de jaren daarna niet gebleven. Voor de periode 2001-2002 werd blijkens het interne bericht van 7 juni 2001 (hiervoor weergegeven onder 2.3) de toeslag gecontinueerd op onder meer de voorwaarde dat het [bedrijf A]-pakket in de regio Nijmegen bleef, zonder dat nog van een ongewenste situatie of het ontbreken van een goed alternatief werd gesproken.
In 2003 is er vervolgens overleg geweest tussen [werknemer] en regiodirecteur [directeur X], waarbij de werkzaamheden bij [bedrijf A] ter sprake zijn geweest. Uit de brief van [werknemer] van 28 februari 2003 aan [directeur X] (hiervoor weergegeven onder 2.4 ) blijkt dat [werknemer] de keuze maakte - en dus had - om deze werkzaamheden te blijven verrichten en uit het antwoord van [directeur X] van 11 maart 2003 (hiervoor weergegeven onder 2.5 ) blijkt dat die keuze werd geaccepteerd (“geen veranderingen in salaris en werkpakket”). Kennelijk beviel die situatie over en weer en was er geen sprake meer van een ongewenste situatie. De toeslag bleef in stand.
Toen het [bedrijf A]-pakket verdween in februari 2004 werd de extra toelage gecontinueerd voor de rest van het jaar 2004 vanwege [werknemer]s “goede functioneren”. De toeslag had aldus enige tijd het karakter van een bonus.
Uitdrukkelijk werd toen wel vastgelegd dat in 2005 de situatie opnieuw zou worden bezien: ”Gezien het feit dat de regio minder werk heeft en [bedrijf A] weggevallen is, is het aan [naam manager], manager klantenteam en [naam regiodirecteur Nijmegen], regiodirecteur Nijmegen (…) om te bepalen wat er per januari 2005 gaat gebeuren”, schreef regiodirecteur [directeur X].
Dat is gebeurd. [werknemer], zo stelt Arbo Unie bij conclusie van antwoord, was ondertussen gewend geraakt aan extra inkomsten door middel van de tijdelijke 10%-toelage, en had er moeite mee dat deze toelage vanaf 2005 zou komen te vervallen. Arbo Unie heeft daarin willen meedenken en is hem uiteindelijk tegemoet gekomen, zo stelt zij voorts, door af te spreken dat de extra toelage doorbetaald zou worden onder de voorwaarde dat [werknemer] daar ook extra werkzaamheden voor zou verrichten.
Hoewel de regio Nijmegen toen minder werk had ( zie 2.6 ) werden er in 2005 vervolgens met [werknemer] afspraken gemaakt over een extra target van 140 uur en in 2006, toen bleek dat hij moeite had met de target, over een extra target van 100 uur.
4.4 Dat Arbo Unie bij de terugkerende afspraken over deze toeslag op het salaris voor extra werkzaamheden, die in 2007 het zevende jaar zouden ingaan, telkens vermeldde dat het om een tijdelijke afspraak ging, brengt, met de onder 4.3 geschetste voorgeschiedenis, niet als vanzelfsprekend mee dat Arbo Unie die afspraken eenzijdig en plotseling in april 2007 kon beëindigen, met als argument financieel/economische redenen en verminderd werkaanbod. Dat er minder werkaanbod was, was in augustus 2004 (zie 2.6) al bekend, maar desondanks heeft Arbo Unie in 2005 en 2006 met [werknemer] nieuwe afspraken gemaakt over extra targets.
Zo’n plotselinge eenzijdige beëindiging is niet in overeenstemming met de eisen van goed werkgeverschap. Of die beëindiging al dan niet van doen had met de verlegging van een groot deel van de werkzaamheden van [werknemer] naar [naam bedrijf] kan in het midden blijven.
De kantonrechter zal daarom voor recht verklaren dat Arbo Unie de toeslag niet per 1 april 2007 eenzijdig had mogen beëindigen.
4.5 De volgende vraag is of [werknemer] recht heeft op, zoals door hem in de vorm van een verklaring voor recht gevorderd, een voortzetting van deze extra toeslag vanaf 1 april 2007.
Die vraag moet de kantonrechter, daar waar [werknemer] een ongeclausuleerde voortzetting vordert, negatief beantwoorden. De toeslag is, zo blijkt uit de hiervoor onder 4.3 geschetste gang van zaken en het onder 4.4 overwogene, geen definitief bestanddeel van zijn salaris geworden. In zoverre wordt de vordering afgewezen.
4.6 Het onder 4.5 overwogene betekent echter niet dat [werknemer] geen recht meer zou kunnen laten gelden op de extra toeslag voor extra werkzaamheden na 1 april 2007, in enige omvang gedurende enige periode, maar dat is door hem niet gevorderd. De kantonrechter kan niet de gevorderde verklaring voor recht ten aanzien van de ongeclausuleerde voortzetting van de toeslag vanaf 1 april 2007 afwijzen en vervolgens op eigen initiatief een andere beslissing geven. Dan zou zij buiten de grenzen van de rechtsstrijd treden en dat mag zij niet (artikel 24 Wetboek van burgerlijke rechtsvordering)
[werknemer] en Arbo Unie zullen nu wellicht nader overleg gaan voeren. In een poging in dat geval voor hen een tweede gang naar de rechter te voorkomen, overweegt de kantonrechter ten overvloede dat een voortzetting van de extra toelage gedurende een periode van twee jaar, gerekend vanaf april 2007 haar, in de gegeven omstandigheden, waaronder de voorgeschiedenis èn de – aannemelijke - gevolgen voor Arbo Unie van de economische teruggang, in overeenstemming met de eisen van goed werkgeverschap voorkomt.
Dat [werknemer] in de visie van Arbo Unie vanaf april 2007 daartegenover dan geen extra werkzaamheden heeft verricht – [werknemer] bestrijdt dat – komt in de gegeven omstandigheden voor haar risico.
4.7 Logisch gevolg van de beslissing dat Arbo Unie de extra toeslag niet plotseling per april 2007 had mogen beëindigen is dat zij die zal moeten doorbetalen tot in elk geval, zoals gevorderd, 1 augustus 2008. De kantonrechter verwerpt het verweer van Arbo Unie dat
[werknemer] voor die extra toeslag geen werkzaamheden heeft verricht, zoals hiervoor onder 4.5 is overwogen.
4.8 De vordering tot hervatting van de persoonlijke toeslag wijst de kantonrechter af, om dezelfde reden als hiervoor onder 4.5 genoemd.
4.9 [werknemer] en Arbo Unie worden over en weer gedeeltelijk in het ongelijk gesteld.
De kantonrechter zal daarom de proceskosten compenseren.
De beslissing
De kantonrechter
verklaart voor recht dat Arbo Unie de extra toeslag van 10% van het brutosalaris van [werknemer] niet per 1 april 2007 eenzijdig had mogen beëindigen;
veroordeelt Arbo Unie aan [werknemer] te betalen een bedrag van € 9.091,40 bruto ter zake van achterstallige extra toeslag vanaf 1 april 2007 tot 1 augustus 2008, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de respectievelijke maandelijkse vervaldata tot aan de dag van volledige betaling;
verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de proceskosten, in die zin dat [werknemer] en Arbo Unie elk de eigen kosten dragen;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. B.P.M. Weusten en in het openbaar uitgesproken op 20 maart 2009.