ECLI:NL:RBARN:2009:BI2829

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
29 april 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
184203
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging uithuisplaatsing van een minderjarige en de rol van de Raad voor de Kinderbescherming

In deze zaak heeft de Rechtbank Arnhem op 29 april 2009 uitspraak gedaan over de beëindiging van de uithuisplaatsing van een minderjarige, die onder toezicht was gesteld door de Raad voor de Kinderbescherming. De rechtbank had eerder, op 2 februari 2009, de minderjarige onder toezicht gesteld tot 14 oktober 2009 en een machtiging tot uithuisplaatsing verleend tot uiterlijk 4 augustus 2009. De ouders van de minderjarige, [moeder] en [vader], waren betrokken bij de procedure, waarbij zij bijgestaan werden door mr. E.H.J. Plass. De Raad voor de Kinderbescherming had verzocht om de beëindiging van de uithuisplaatsing en de terugplaatsing van de minderjarige bij de ouders, met de nodige begeleiding van 's Heeren Loo.

Tijdens de zitting werd het standpunt van de Raad voor de Kinderbescherming naar voren gebracht, waarin werd gesteld dat er onvoldoende bewijs was dat de ouders in staat waren om voor de minderjarige te zorgen. De Raad was van mening dat de ouders niet in staat waren om een veilige en adequate opvoedsituatie te bieden. De WSG, die betrokken was bij de begeleiding van de ouders, stelde echter dat de ouders zich goed ontwikkelden en dat een tijdelijke terugplaatsing bij hen de beste optie was voor de hechting van de minderjarige.

De rechtbank overwoog dat de veiligheid van de minderjarige voorop staat en dat de hechting met de ouders niet verstoord mocht worden. De rechtbank concludeerde dat, gezien de omstandigheden en de hechtingsfase van de minderjarige, het in het belang van de minderjarige was om tijdelijk bij de ouders geplaatst te worden, met intensieve begeleiding van 's Heeren Loo. De rechtbank wees het verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming af en verklaarde de beslissing uitvoerbaar bij voorraad. De rechtbank benadrukte het belang van de hechting tussen de minderjarige en de ouders en dat de ouders een blijvende rol in het leven van de minderjarige zullen vervullen.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM
Sector Familie en Jeugd
Zaakgegevens: [nummer]
Datum uitspraak: 29 april 2009
beschikking van de meervoudige kamer van 29 april 2009
in de zaak van
het op 24 april 2009 ingediende verzoekschrift van de Raad voor de Kinderbescherming te Arnhem met betrekking tot:
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
hierna te noemen de minderjarige.
De kinderrechter merkt naast de minderjarige als belanghebbenden aan:
- [moeder],
wonende te [woonplaats]
- [vader],
wonende te [woonplaats].
Het ouderlijk gezag wordt uitgeoefend door de ouders [moeder] en [vader].
Het procesverloop
De Raad voor de Kinderbescherming te Arnhem (hierna te noemen: de Raad) heeft een verzoekschrift ingediend, daartoe strekkende dat de rechtbank:
- met spoed het beëindigingsbesluit van de uithuisplaatsing van de minderjarige en daarmee de uithuisplaatsing, toetst en de uitvoering van de machtiging uithuisplaatsing gelast; en/of
- een nieuwe machtiging uithuisplaatsing verleent op grond van artikel 1:261 lid 4 Burgerlijk Wetboek (hierna te noemen: BW); en/of
- op grond van artikel 1:254 lid 5 BW de William Schrikker Groep (nader te noemen: de WSG) door een andere voogdijinstelling te vervangen.
Bij beschikking van 02 februari 2009 heeft de rechtbank de minderjarige ondertoezicht gesteld tot 14 oktober 2009, alsmede een machtiging tot uithuisplaatsing verleend tot uiterlijk 04 augustus 2009. Tevens is bij voornoemde beschikking een onderzoek bevolen door de deskundige [naam] naar – kort gezegd – de cognitieve vermogens en de pedagogische en affectieve vaardigheden van de ouders, opdat inzicht ontstaat in het antwoord op de vraag of ouders in staat zijn de minderjarige op te voeden en te verzorgen in de thuissituatie en welke hulp zij daarvoor eventueel nodig hebben.
Op 29 april 2009 heeft de meervoudige kamer van deze rechtbank de zaak ter terechtzitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord daarbij:
- [moeder], bijgestaan door mr. E.H.J. Plass;
- [vader], bijgestaan door mr. E.H.J. Plass;
- twee vertegenwoordigsters namens de Raad;
- namens de WSG: de gezinsvoogdes, teamleider, orthopedagoog, jurist, [medewerker 1] en [medewerker 2];
- [deskundige], orthopedagoog en gz-psycholoog;
- [vertegenwoordiger] namens ’s Heeren Loo.
- [naam] (vader moederszijde)
- [naam] (een oom van de ouders).
Standpunt van verzoeker, verweerder en belanghebbenden
Door de vertegenwoordigsters van de Raad is ter zitting – kort samengevat – opgemerkt dat de Raad niet is gebleken van gewijzigde omstandigheden op grond waarvan een plaatsing van de minderjarige bij de ouders thans in het belang van de minderjarige te achten is. De WSG heeft ten aanzien hiervan geen nadere stukken ingebracht. Derhalve gaat de Raad uit van haar bevindingen en resultaten uit eerdere onderzoeken die hebben plaatsgevonden en stelt zij zich op het standpunt dat onvoldoende is gebleken dat de ouders in staat zijn voor de minderjarige te zorgen en een veilige en adequate opvoedsituatie te bieden. De WSG wist reeds geruime tijd dat de plaatsing van de minderjarige in het huidige crisis pleeggezin 01 mei 2009 zou eindigen. Zij hadden hier eerder op in moeten spelen. Zo heeft er ook geen opbouw plaatsgevonden in de contacten tussen de ouders en de minderjarige, hetgeen op zijn minst wel gewenst was geweest nu de WSG voornemens is de minderjarige bij de ouders te plaatsen.
De komende drie maanden zijn van belang voor de minderjarige, in verband met de hechtingsfase waarin hij zich thans bevindt. De Raad acht plaatsing van de minderjarige bij de ouders tegen het belang van de minderjarige en stelt dat het slechts is ingegeven door praktische argumenten. Bij plaatsing bij de ouders is de Raad van mening dat teveel personen betrokken worden bij de opvoedsituatie van de minderjarige, waardoor de situatie voor de minderjarige te onrustig is. Er is enkel gekeken naar de belangen van de ouders en niet naar het belang van de minderjarige. Tevens loopt een plaatsing vooruit op de resultaten van het deskundigenonderzoek. De plaatsing van de minderjarige in een nieuw crisispleeggezin acht de Raad wel in zijn belang, omdat hij zich daar in alle rust kan hechten.
Namens de WSG is ter zitting – kort samengevat – naar voren gebracht dat het goed gaat met de minderjarige; de minderjarige ontwikkelt zich goed. De WSG acht tijdelijke plaatsing bij de ouders met intensieve begeleiding een goede optie. Op deze wijze kunnen ouders ook laten zien of zij in staat zijn voor de minderjarige te zorgen. Door de intensieve gezinsbegeleiding zullen er inderdaad verschillende mensen bij de ouders en de minderjarige betrokken zijn, echter zij zijn op afstand aanwezig. Niet de hulpverleners maar de ouders zullen de minderjarige verzorgen; de begeleiders geven de ouders enkel aanwijzingen. Ook gedurende het weekend kan de minderjarige met begeleiding bij de ouders verblijven. De minderjarige heeft door de omgang met de ouders inmiddels een band met hen opgebouwd. Er heeft vanaf begin februari 2009 begeleide omgang plaatsgevonden gedurende een dagdeel per week, aanvankelijk door de gezinsvoogdes en thans door ’s Heeren Loo. De ouders tonen emoties en zijn responsief en sensitief. De minderjarige is vertrouwd met de woning van de ouders. Gedurende de afgelopen periode is gebleken dat er goed afspraken met hen gemaakt kunnen worden, dat zij goed te begeleiden zijn. De aanwijzingen die hen gegeven worden pakken de ouders op en zij passen deze vervolgens toe. Wel is veel herhaling nodig.
Een plaatsing van de minderjarige bij de ouders is volgens de WSG thans de beste optie.
De WSG acht het van belang dat de minderjarige zich (verder) kan gaan hechten aan de ouders, omdat hij met de ouders een levenslange band zal hebben. Bij de plaatsing in een nieuw crisispleeggezin zal de hechting worden onderbroken, hetgeen niet in het belang van de minderjarige is.
Er is geen perspectief biedend pleeggezin gevonden dat ook als crisispleeggezin kan fungeren.
Door [vertegenwoordiger] is ter zitting naar voren gebracht dat ’s Heeren Loo de ouders van 7:00 uur tot 19:00 uur ondersteuning kan bieden. ‘s Avonds en ’s nachts wordt er toezicht gehouden via een webcam in de slaapkamer van de minderjarige. De ouders wonen vlakbij de instelling, waardoor er, indien nodig, snel bijgesprongen kan worden. Tevens wonen de ouders dicht bij de kinderopvang van ‘s Heeren Loo, alwaar de minderjarige drie dagen per week kan worden opgevangen, wanneer de moeder aan het werk is.
Door en namens de ouders is ter zitting – kort samengevat – het volgende verklaard.
De ouders zijn het eens met het besluit van de WSG de uithuisplaatsing van de minderjarige te beëindigen. De ouders zien het als een kans om de vaardigheden te tonen die zij in huis hebben om de minderjarige te verzorgen. De veiligheid van de minderjarige zal voldoende gewaarborgd zijn met de gezinsbegeleiding door ‘s Heeren Loo. Dat er hierdoor verschillende mensen bij de ouders en de minderjarige betrokken zijn, wil niet zeggen dat het hinderlijk is voor de minderjarige.
De Raad gaat teveel uit van haar eigen onderzoeksresultaten dat ouders gebrekkig zijn in hun opvoedcapaciteiten. Niet valt uit te sluiten dat de ouders ten tijde van het onderzoek van de Raad getraumatiseerd waren door de uithuisplaatsing van de pasgeboren minderjarige. Het een en ander zal pas blijken naar aanleiding van het deskundigenonderzoek.
De plaatsing in een crisisgezin achten de ouders niet gewenst nu dit ook weer van tijdelijke aard is en de minderjarige na enkele maanden weer overgeplaatst zal kunnen worden naar een ander gezin. De WSG heeft aangegeven dat een perspectiefbiedend pleeggezin thans niet aan de orde is. Echter, een dergelijke plaatsing zou ook ongewenst vooruitlopen op de uitkomsten van het deskundigenonderzoek.
De ouders hebben aangegeven dat zij beseffen dat de terugplaatsing van tijdelijke aard is in afwachting van de uitkomsten van het deskundigenonderzoek. Op deze wijze kan de minderjarige zich aan de ouders hechten, hetgeen nimmer zinloos is. De ouders achten de beslissing van de WSG thans het meest in het belang van de minderjarige.
De deskundige heeft ter zitting naar voren gebracht dat het onderzoek loopt, echter hij kan geen uitspraken doen over de inhoud hiervan. Er hebben inmiddels een aantal contacten met de ouders plaatsgevonden. Tevens heeft een observatie van de ouders samen met de minderjarige plaatsgevonden. Een week na deze zitting wordt het onderzoek bij de ouders afgenomen.
De rechtbank overweegt als volgt
Nu per 01 mei 2009 de plaatsing van de minderjarige in het huidige pleeggezin zal eindigen, is thans aan de orde of de minderjarige geplaatst dient te worden in een ander crisis pleeggezin of dat hij (tijdelijk) dient te worden geplaatst bij de ouders, in afwachting van de uitkomsten van het deskundigenonderzoek. Plaatsing in een perspectiefbiedend pleeggezin, welke tevens als crisispleeggezin kan fungeren, is niet mogelijk gebleken.
De rechtbank stelt voorop dat de veiligheid van de minderjarige bij een plaatsing gewaarborgd dient te zijn. Bij de beslissing dient voorts rekening te worden gehouden met de hechtingsfase waarin de minderjarige zich bevindt. Alle omstandigheden in aanmerking genomen is de rechtbank van oordeel dat de belangen van de minderjarige het meest recht wordt gedaan, indien hij in afwachting van de definitieve beslissing van de rechtbank in juli 2009, wordt geplaatst bij de ouders. Aan de randvoorwaarde dat intensieve opvoedondersteuning plaatsvindt door ’s Heeren Loo, waarbij sprake is van toezicht overdag en camaratoezicht gedurende de avond en ’s nachts, wordt voldaan. Op deze wijze is de veiligheid van de minderjarige naar het oordeel van de rechtbank voldoende gewaarborgd. Voorts neemt de rechtbank bij haar beslissing in aanmerking op grond van het verhandelde ter zitting, na informatie van de gezinsvoogd en de vertegenwoordiger van ’s Heeren Loo dat het contact tussen de ouders en de minderjarige goed verloopt en er sprake is van contactgroei. De ouders worden in staat geacht hulp te aanvaarden en realiseren zich dat de plaatsing van de minderjarige van tijdelijke aard is in afwachting van een definitieve beslissing over de uithuisplaatsing.
De rechtbank acht het bovendien van belang dat, gelet op de hechtingsfase waarin de minderjarige zich thans bevindt, de minderjarige zich de komende periode (verder) aan de ouders kan hechten, aangezien de ouders een blijvende rol in het leven van de minderjarige zullen vervullen.
Plaatsing in een crisis pleeggezin zou gelet op de tijdelijkheid hiervan met zich brengen, dat de hechting van de minderjarige wordt onderbroken, hetgeen strijdig is met het belang van de minderjarige.
Op grond van het voorgaande zal de rechtbank het verzoek van de Raad afwijzen.
De rechtbank verzoekt de gezinsbegeleiding van ’s Heeren Loo en de gezinsvoogd voor de nader te bepalen zitting in juli ten behoeve van de zaak met nummer [nummer], het verloop van de plaatsing bij de ouders te berichten.
Beslissing
De rechtbank:
1. wijst het verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming af;
2. verklaart de onder 1 genoemde beslissing uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J. Barrau, L.A. van Son en A.A.M. Bögemann, kinderrechters, in tegenwoordigheid van mr. N. Baaziz als griffier en in het openbaar uitgesproken op 29 april 2009Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof te Arnhem.