ECLI:NL:RBARN:2009:BI3381

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
29 april 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
179984
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • I. de Waal-van Wessem
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van gezag over minderjarige in het belang van het kind

In deze zaak verzoekt de moeder om alleen belast te worden met het gezag over haar minderjarige kind. De rechtbank Arnhem oordeelt dat het in het belang van de minderjarige noodzakelijk is om de moeder alleen te belasten met de uitoefening van het gezag. De vader is, ondanks een behoorlijke oproep, niet verschenen en heeft sinds september 2005 geen contact meer gehad met de minderjarige. De moeder heeft geen hinder ondervonden in de gezagsuitoefening, maar vreest dat de vader haar zal belemmeren in het uitoefenen van het gezamenlijke ouderlijk gezag. De rechtbank overweegt dat er sprake is van gewijzigde omstandigheden, aangezien de vader zijn ouderlijke verantwoordelijkheden niet nakomt en geen contact heeft met de moeder of het kind. De rechtbank wijst het verzoek van de moeder toe en wijzigt het gezag, zodat zij voortaan alleen belast is met de uitoefening van het gezag over de minderjarige. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat de wijziging van het gezag onmiddellijk van kracht is, ongeacht eventuele hoger beroep procedures. De beschikking is gegeven door kinderrechter mr. I. de Waal-van Wessem en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ARNHEM
Sector Familie en Jeugd
Zaakgegevens: [nummer]
Datum uitspraak:
beschikking ex art. 1:253n BW
in de zaak van
[naam], (nader te noemen de moeder),
wonende te [plaats],
verzoekster,
advocaat mr. D. de Beijer te Zevenaar,
tegen
[naam], (nader te noemen de vader),
wonende te [plaats].
Gezien de stukken, waaronder:
- het verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 7 januari 2009;
- een brief van mr. D de Beijer van 25 februari 2009, ingekomen op 26 februari 2009, met als bijlage de door de vader ondertekende referteverklaring, gedateerd 24 februari 2009;
gehoord ter terechtzitting van 20 maart 2009:
- de moeder, bijgestaan door mw. Mr. D. de Beijer;
- de heer R.E.A. Ramacher, als zittingsvertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad);
De vader is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
De feiten
Bij beschikking van deze rechtbank van 2 februari 2006 is tussen partijen de echtscheiding uitgesproken. Het huwelijk van partijen is ontbonden op 14 februari 2006 door inschrijving van deze beschikking in de registers van de burgerlijke stand van de gemeente [plaats].
Bij voornoemde echtscheidingsbeschikking is geen gezagsvoorziening getroffen, zodat partijen gezamenlijk zijn belast met het ouderlijk gezag over de minderjarige:
- [naam], geboren op [datum] te [plaats].
De minderjarige heeft zijn gewone verblijfplaats bij de moeder.
Het verzoek
De moeder verzoekt het gezag te wijzigen in die zin dat zij eenhoofdig wordt belast met het gezag over de minderjarige.
Het standpunt van de moeder
Door en namens de moeder is ter zitting verklaard dat zij tot 2005 heeft geprobeerd contact tussen de minderjarige en de vader tot stand te brengen. De vader kwam afspraken dienaangaande slechts incidenteel na. Sinds september 2005 heeft de vader geen contact meer gezocht met de minderjarige. De moeder heeft tot op heden geen hinder ondervonden in de gezagsuitoefening. De vader heeft de moeder echter niet op de hoogte gebracht van zijn verhuizing naar [plaats] en zijn nieuwe adres. De moeder heeft geen zicht op het leven van de vader. De vader is in het verleden gokverslaafd geweest en zij weet niet of dit nog zo is.
De moeder vreest dat de vader haar zal belemmeren in het uitoefenen van het ouderlijk gezag. Zij baseert haar vermoeden op de wijze waarop de vader in het verleden heeft gereageerd op het verzoek om alimentatie van de moeder. De vader heeft de moeder toen laten weten dat indien zij dat door zou zetten hij een verzoek om omgang in zou dienen.
Het standpunt van de Raad voor de Kinderbescherming
De zittingsvertegenwoordiger merkt op dat de minderjarige feitelijk niets zal ervaren van een gezagswijziging, nu de moeder tot nu toe alle gezagsbeslissingen alleen heeft genomen. De Raad refereert zich aan het oordeel van de rechter.
De beoordeling
Ingevolge art. 1:253n lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechtbank op verzoek van de niet met elkaar gehuwde ouders of een van hen het gezamenlijk gezag, bedoeld in de artikelen 251a, eerste lid, 252, eerste lid, 253q, vijfde lid, of 277, eerste lid, beëindigen, indien nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. Alsdan bepaalt de rechtbank aan wie van de ouders voortaan het gezag over ieder der minderjarige kinderen toekomt. Het 2e lid bepaalt dat het eerste en derde lid van artikel 251a van overeenkomstige toepassing zijn.
Het uitgangspunt van de wet is dat het in het belang van het kind is dat na de echtscheiding het gezag gezamenlijk door de ouders wordt uitgeoefend, en dat slechts in uitzonderingsgevallen kan worden aangenomen dat het belang van het kind vereist dat een van de ouders met het gezag wordt belast. Blijkens art. 1:251a lid 1 kan de rechter na ontbinding van het huwelijk anders dan door de dood of na scheiding van tafel en bed op verzoek van de ouders of van één van hen bepalen dat het gezag over een kind aan één ouder toekomt indien:
a. er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of
b. wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
De rechtbank is van oordeel dat er sprake is van een wijziging van omstandigheden, nu de vader sinds september 2005 op geen enkele wijze invulling heeft gegeven aan zijn ouderlijk gezag. Er is sindsdien geen contact geweest tussen de vader en de minderjarige, noch tussen de vader en de moeder en hij heeft de moeder niet op de hoogte gesteld van zijn verhuizing en nieuwe woonadres.
Blijkens de door de vader ondertekende referteverklaring verzet hij zich niet tegen het door de moeder verzochte en ziet hij af van zijn recht om te worden gehoord. Daarmee is ook voor de afzienbare toekomst een andere opstelling van de vader niet te verwachten.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het in het belang van de minderjarige noodzakelijk de moeder alleen te belasten met de uitoefening van het gezag over de minderjarige. Er bestaat gegronde vrees dat de moeder, doordat de vader geen invulling geeft aan zijn ouderlijke verantwoordelijkheid, zal worden belemmerd in de uitoefening van het gezamenlijke ouderlijke gezag. De rechtbank zal daarom het verzoek van de moeder toewijzen.
De beslissing
De rechtbank
1. wijzigt het gezag over de minderjarige:
- [naam], geboren op [datum] te [plaats];
in die zin dat het gezamenlijk ouderlijk gezag wordt beëindigd en de moeder voortaan alleen is belast met de uitoefening van het gezag over de minderjarige;
2. bepaalt dat de onder 1 genoemde beslissing uitvoerbaar is bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. I. de Waal-van Wessem, kinderrechter, in tegenwoordigheid van E. Woudstra als griffier en in het openbaar uitgesproken opIndien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof te Arnhem.