ECLI:NL:RBARN:2009:BI4800

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
29 april 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
155557
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot doorhaling van vermeldingen bij Stichting CIS en ING Verzekeringen N.V.

In deze zaak, die voor de Rechtbank Arnhem diende, ging het om een vordering van Nationale-Nederlanden Schadeverzekering Mij. N.V. tot doorhaling van vermeldingen bij de Stichting CIS en ING Verzekeringen N.V. De rechtbank heeft in eerdere vonnissen, waaronder die van 10 december 2008, al verschillende beslissingen genomen met betrekking tot de vorderingen van de partijen. De rechtbank heeft vastgesteld dat het gevorderde bedrag van € 4.304,78 toewijsbaar is voor de eerste gedaagde en voor de overige gedaagden voor gelijke delen. Daarnaast is een bedrag van € 2.633,64 toewijsbaar verklaard, evenals de daarover gevorderde rente. De rechtbank heeft ook beslist dat bepaalde vorderingen tot betaling van hogere bedragen zullen worden afgewezen.

In reconventie heeft de rechtbank de vordering van Nationale-Nederlanden tot doorhaling van de registratie van de eerste gedaagde in het incidentenregister van de Stichting CIS beoordeeld. Nationale-Nederlanden stelde dat de registratie reeds ongedaan was gemaakt, maar de rechtbank oordeelde dat de enkele verklaring van de fraudecoördinator niet voldoende was om dit als vaststaand aan te nemen. De rechtbank heeft Nationale-Nederlanden in de gelegenheid gesteld om bewijs te leveren van de verwijdering van de registratie.

De rechtbank concludeerde dat er geen sprake meer was van een redelijk vermoeden van opzettelijke benadeling, wat leidde tot de beslissing om de vordering tot doorhaling van de melding bij ING Verzekeringen N.V. toe te wijzen. De kosten van het geding werden gecompenseerd, waarbij beide partijen hun eigen kosten dienden te dragen. De zaak werd aangehouden voor verdere beslissingen in zowel conventie als reconventie.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 155557 / HA ZA 07-788
Vonnis van 29 april 2009
in de zaak van
de naamloze vennootschap
NATIONALE-NEDERLANDEN SCHADEVERZEKERING MIJ. N.V.,
gevestigd te ’s-Gravenhage,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. F.A.M. Knüppe te Arnhem,
tegen
de maatschap
1. [ged.1conv./eis.1reconv.],
gevestigd te [vest.plaats],
2. [ged.2conv./eis.2reconv.],
wonende te [woonplaats],
3. [ged.3conv./eis.3reconv.],
wonende te [woonplaats],
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
advocaat mr. R.Ph. Elzas te Arnhem.
Partijen zullen hierna Nationale-Nederlanden, [ged.1conv./eis.1reconv.], [ged.2conv./eis.2reconv.] en [ged.3conv./eis.3reconv.] genoemd worden. De gedaagden in conventie tevens eisers in reconventie zullen gezamenlijk ook – in enkelvoud – [gedn.conv./eis.reconv.] worden genoemd.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 10 december 2008
- de akte na tussenvonnis van Nationale-Nederlanden
- de antwoordakte na tussenvonnis van [gedn.conv./eis.reconv.]
- de akte na tussenvonnis van Nationale-Nederlanden
- de antwoordakte van [gedn.conv./eis.reconv.]
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De verdere beoordeling
in conventie en in reconventie
2.1. De rechtbank volhardt bij het vonnis van 10 december 2008, waarnaar zij verwijst.
voorts in conventie
2.2. Reeds eerder heeft de rechtbank beslist dat:
- het gevorderde bedrag van € 4.304,78 toewijsbaar is, ten aanzien van [ged.1conv./eis.1reconv.] voor het geheel en ten aanzien van [ged.2conv./eis.2reconv.] en [ged.3conv./eis.3reconv.] voor gelijke delen (het vonnis van 5 maart 2008, r.ov. 4.2)
- het gevorderde bedrag van € 2.633,64 toewijsbaar is (het vonnis van 10 december 2008, r.ov. 3.4), evenals de daarover gevorderde rente (r.ov. 3.5). Ook voor wat betreft deze vorderingen geldt de toewijsbaarheid ten aanzien van [ged.1conv./eis.1reconv.] voor het geheel en ten aanzien van [ged.2conv./eis.2reconv.] en [ged.3conv./eis.3reconv.] voor gelijke delen
- de vorderingen tot betaling van de bedragen van € 8.409,34 en € 6.507,23 zullen worden afgewezen (het vonnis van 10 december 2008, r.ov. 3.20).
2.3. Deze beslissing leidt ertoe dat de onderzoekskosten van Nationale-Nederlanden voor haar eigen rekening dienen te blijven, zodat de vordering tot betaling van het bedrag van € 1.552,50 zal worden afgewezen.
2.4. Nu beide partijen over en weer ten dele in het ongelijk zijn gesteld, zullen de kosten van dit geding worden gecompenseerd in die zin dat beide partijen de eigen kosten dragen.
2.5. In afwachting van de beslissing in conventie zal iedere verdere beslissing worden aangehouden.
voorts in reconventie
2.6. De rechtbank heeft bij genoemd vonnis van 10 december 2008 onder meer de zaak naar de rol verwezen voor het nemen van een akte door Nationale-Nederlanden omtrent hetgeen is overwogen in r.ov. 3.23 van dat vonnis. Die rechtsoverweging heeft betrekking op de vordering tot doorhaling van de vermeldingen bij de Stichting CIS en bij ING Verzekeringen N.V.
2.7. Nationale-Nederlanden stelt dat zij om haar moverende redenen de registratie van [ged.1conv./eis.1reconv.] in het incidentenregister van de Stichting CIS reeds ongedaan gemaakt heeft en dat aldus geen belang meer bestaat bij overlegging van het desbetreffende protocol.
Met [gedn.conv./eis.reconv.] is de rechtbank van oordeel dat de enkele verklaring van haar eigen fraudecoördinator de heer [betrokkene] waarin deze mededeelt dat hij de externe signalering uit het Fraude- en Informatiesysteem heeft verwijderd, onvoldoende is om dat als vaststaand te kunnen aannemen. Nationale-Nederlanden zal in de gelegenheid worden gesteld een verklaring over te leggen van de Stichting CIS met betrekking tot die verwijdering dan wel andere stukken waaruit kan volgen dat de registratie van [ged.1conv./eis.1reconv.] in het incidentenregister van de Stichting CIS ongedaan is gemaakt, waartoe de zaak opnieuw naar de rol zal worden verwezen.
2.8. In verband met de incidentenregistratie van ING Verzekeraars heeft Nationale-Nederlanden overgelegd een “Incidentenwaarschuwingssysteem financiële instellingen”, een protocol opgesteld door de Nederlandse Vereniging van Banken, het Verbond van Verzekeraars en de vereniging van Financieringsondernemingen in Nederland. Nationale-Nederlanden stelt voorts dat zij een incidentenregister heeft als bedoeld in dat protocol en dat is aangemeld bij het College Bescherming Persoonsregisters. [ged.1conv./eis.1reconv.] is uitsluitend intern geregistreerd in haar incidentenregister dat uitsluitend toegankelijk is voor daartoe geautoriseerde medewerkers van bedrijfsonderdelen van ING Verzekeringen N.V. Krachtens het protocol is Nationale-Nederlanden gehouden een redelijk vermoeden van opzettelijke benadeling te registreren en daarbij heeft zij ook een gerechtvaardigd belang. Die registratie is dan ook terecht, aldus Nationale-Nederlanden.
2.9. De rechtbank overweegt daaromtrent het volgende. In het vonnis van 10 december 2008 heeft de rechtbank beslist dat Nationale-Nederlanden niet is geslaagd in het bewijs dat [ged.1conv./eis.1reconv.] opzettelijk onjuiste opgaven heeft gedaan met betrekking tot het ziekteverzuim van [betrokkene] en/of anderen. Daarbij heeft zij onder meer overwogen dat, terwijl zes werknemers of voormalige werknemers van [ged.1conv./eis.1reconv.] als getuigen zijn gehoord, slechts één getuige, [getuige], heeft verklaard dat hij in een periode waarin hij door de maatschap was ziek gemeld feitelijk niet ziek was en dat de overige getuigen de ziekmeldingen bevestigen. Voorts heeft de rechtbank vastgesteld (in r.ov. 3.9) dat geen van de getuigen iets heeft verklaard over het al dan niet bestaan van opzet bij de foutieve ziekmeldingen van [betrokkene] (waarbij kennelijk is bedoeld: [betrokkene]). Met betrekking tot de verklaring van [getuige] heeft de rechtbank (in r.ov. 3.11) voorts nog overwogen:
De rechtbank weegt daarbij mee dat [ged.2conv./eis.2reconv.] [ged.3conv./eis.3reconv.] urenregistraties heeft overgelegd, waarvan Nationale-Nederlanden niet voldoende gemotiveerd heeft betwist dat deze door [getuige] zijn ingevuld, waarin staat geregistreerd dat [getuige] van 1 tot en met 24 december 2003, op 7 januari 2004 en van 12 tot en met 15 januari 2004 ziek was. Nu [getuige] heeft verklaard zeker te weten dat hij die periodes niet ziek was, doet dit afbreuk aan de bruikbaarheid van zijn verklaring. Gelet op deze kennelijke onjuistheid in zijn verklaring en mede gelet op het tijdsverloop valt niet uit te sluiten dat hij zich, ondanks de stelligheid van zijn bewoordingen, vergist ten aanzien van de periodes waarin hij vier jaar geleden ziek was.
2.10. Naar het oordeel van de rechtbank is er, wat er ook zij van de periode voorafgaand aan de getuigenverhoren, thans geen sprake meer van een redelijk vermoeden van opzettelijke benadeling als bedoeld in het protocol. Nationale-Nederlanden heeft ook niet (nader) onderbouwd dat daarvan sprake is, in het bijzonder voor wat betreft de “opzet”.
2.11. Nationale-Nederlanden heeft aangevoerd dat zij een gerechtvaardigd belang heeft bij interne signalering van [ged.1conv./eis.1reconv.] in haar incidentenregister en voorts dat het niet aan de rechtbank is zich in de bedrijfsvoering van Nationale-Nederlanden te mengen. Daaromtrent wordt overwogen dat Nationale-Nederlanden niet heeft aangevoerd, laat staan onderbouwd, dat zij op grond van de vigerende regelgeving met betrekking tot het intern verwijzingsregister bevoegd is daarin een signalering op te nemen in een geval als het onderhavige, waarin geen sprake is van een redelijk vermoeden van opzettelijke benadeling als bedoeld in het protocol. Weliswaar is sprake van een interne signalering, maar [ged.1conv./eis.1reconv.] heeft recht en belang dat zij onder deze omstandigheden niet intern wordt gesignaleerd.
2.12. De vordering Nationale-Nederlanden te veroordelen tot doorhaling van de melding bij ING Verzekeringen N.V. zal worden toegewezen.
2.13. Reeds eerder, in het vonnis van 10 december 2008, heeft de rechtbank beslist dat:
- de vordering in reconventie van € 3.331,45 zal worden afgewezen (r.ov. 3.6)
- de gevorderde verklaring voor recht toewijsbaar is (r.ov. 3.21).
- de gevorderde schadevergoeding zal worden afgewezen (r.ov. 3.25).
2.14. Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
3. De beslissing
De rechtbank
in reconventie
verwijst de zaak naar de rol van woensdag 27 mei 2009 voor overlegging stukken door Nationale-Nederlanden als bedoeld in r.ov. 2.7,
in conventie en in reconventie
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. O. Nijhuis en in het openbaar uitgesproken op 29 april 2009.