ECLI:NL:RBARN:2009:BI5019

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
11 maart 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
180124 / FA RK 13270
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van klachten van een patiënt in een psychiatrisch ziekenhuis met betrekking tot bewegingsvrijheid en schadevergoeding

In deze zaak heeft de rechtbank Arnhem op 11 maart 2009 uitspraak gedaan in een klachtprocedure van een patiënt, aangeduid als X, die verblijft in het psychiatrisch ziekenhuis Stichting De Gelderse Roos, locatie Wolfheze. X had een klacht ingediend bij de Klachtencommissie over de toepassing van maatregelen, waaronder afzondering in de Special Care Unit (SCU), en de beperking van zijn bewegingsvrijheid. De Klachtencommissie had de klachten ongegrond verklaard, waarna X de rechtbank verzocht om zijn klachten alsnog gegrond te verklaren en een schadevergoeding toe te kennen.

De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat X ontvankelijk was in zijn verzoek, aangezien het verzoekschrift tijdig was ingediend. De rechtbank heeft de klachten van X met betrekking tot de beperking van zijn bewegingsvrijheid gegrond verklaard voor de periode van 18 oktober 2008 tot en met 21 oktober 2008. De rechtbank oordeelde dat er in die periode geen rechtvaardiging was voor de beperking van de bewegingsvrijheid van X, aangezien hij vanaf 18 oktober 2008 geen storend of agressief gedrag meer vertoonde. De rechtbank kende X een schadevergoeding toe van € 200,- ten laste van het psychiatrisch ziekenhuis.

De rechtbank benadrukte dat de procedure bij de rechtbank geen beroep was op de beslissing van de Klachtencommissie, maar een externe klachtenbehandeling. De rechtbank heeft ook verwezen naar relevante artikelen uit de Wet BOPZ, die de rechten van patiënten in psychiatrische instellingen waarborgen. De uitspraak is openbaar uitgesproken en de betrokken partijen zijn in de beschikking genoemd, waaronder het psychiatrisch ziekenhuis en de verantwoordelijke behandelend psycholoog.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ARNHEM
Sector Familie en Jeugd
Zaakgegevens: 180124 / FA RK 08-13270
Datum uitspraak:
Beschikking ex artikel 41a lid 1 en lid 5 en artikel 41b lid 1 Wet BOPZ .
Verzoeker is [X] (hierna te noemen: betrokkene), geboren op [datum], verblijvende in het psychiatrisch ziekenhuis Stichting De Gelderse Roos, locatie Wolfheze.
Belanghebbenden zijn:
- het psychiatrisch ziekenhuis Stichting De Gelderse Roos, locatie Wolfheze en
- de voor de behandeling verantwoordelijke persoon drs. [Y], psycholoog, werkzaam in het psychiatrisch ziekenhuis Stichting De Gelderse Roos, locatie Wolfheze (hierna: [Y]).
1. De procedure
1.1 Voor het verloop van de procedure verwijst de rechtbank naar de (tussen)beschikking van 11 februari 2009.
1.2 Bij faxbrief van 17 februari 2009 is door mr. J.A.A. van Buggenum namens betrokkene verzocht om een nader uitstel tot 25 februari 2009 voor het geven van een reactie op de in de tussenbeschikking vermelde nagezonden stukken. De rechtbank heeft dit uitstel verleend.
1.3 Bij faxbrief van 25 februari 2009 heeft mr. Van Buggenum namens betrokkene een nadere reactie aan de rechtbank toegezonden. Bij faxbrief van 5 maart 2009 heeft mr. Van Buggenum nog nadere stukken aan de rechtbank toegezonden, te weten de bijlagen behorende bij het verweerschrift van 17 november 2008 van de behandelaar [Y] in de procedure bij de Klachtencommissie. Deze stukken waren echter namens betrokkene reeds ter terechtzitting van 4 februari 2009 overgelegd.
Een kopie van de faxbrieven van 25 februari 2009 en 5 maart 2009 zijn ter kennisname verzonden aan het psychiatrisch ziekenhuis Stichting De Gelderse Roos, locatie Wolfheze (hierna: de instelling).
2. De verdere beoordeling van het verzoek
2.1 De beschikking van de Klachtencommissie van 24 november 2008 is op 3 december 2008 verzonden aan betrokkene. Het verzoekschrift namens betrokkene is bij de griffie van de rechtbank ingekomen op 14 januari 2009; dat is binnen zes weken na de dag waarop de beschikking van de Klachtencommissie aan betrokkene bekend is gemaakt. Betrokkene is daarom ontvankelijk in zijn verzoek.
2.2 Betrokkene heeft in de eerste plaats enkele bezwaren gericht tegen de wijze waarop de behandeling van zijn klachten door de Klachtencommissie heeft plaatsgevonden. In dit verband heeft hij aangevoerd dat bij de mondelinge behandeling van de klacht door de Klachtencommissie één lid van die commissie, te weten drs. [A], psychiater, niet aanwezig was en dat de door de patiëntenvertrouwenspersoon, mevrouw [B], opgestelde pleitnotitie door de Klachtencommissie buiten beschouwing is gelaten.
In de tweede plaats stelt betrokkene dat de Klachtencommissie zijn klachten met betrekking tot de beperking van zijn vrijheden en de afzondering in de Special Care Unit (hierna: SCU) ten onrechte ongegrond heeft verklaard. Uit de pleitnotitie van de patiëntenvertrouwenspersoon (bijlage 5 bij het verzoekschrift), waarnaar in het petitum van het verzoekschrift wordt verwezen, blijkt dat betrokkene meent dat er geen reden was voor de beperking van zijn vrijheden over de periode van 6 oktober 2008 tot en met 22 oktober 2008, dat de beperking van zijn vrijheden al eerder opgeheven had kunnen worden en dat hij ten onrechte niet is geïnformeerd over de beperking van zijn vrijheden. Voorts volgt uit die pleitnotitie dat volgens betrokkene na 6 oktober 2008 ten onrechte geen melding is gemaakt van dwangbehandeling, bestaande uit afzondering in de SCU gedurende tien dagen, dat hij daarover ten onrechte geen schriftelijke informatie heeft ontvangen, dat hij te lang in de SCU moest blijven en dat er onvoldoende met hem is gecommuniceerd over zijn verblijf in de SCU.
Voor zover de rechtbank van oordeel is dat de klachten van betrokkene gegrond zijn, verzoekt hij aan hem ten laste van de instelling een schadevergoeding toe te kennen wegens onterechte beperking in zijn vrijheden en een verblijf van tien dagen in de SCU tegen zijn wil.
Naar aanleiding van de in de tussenbeschikking vermelde nader toegezonden stukken heeft betrokkene het volgende opgemerkt. Door het ontbreken van het formulier vrijheden en het ontbreken van een aantekening in het dossier over de exacte aanvang van de vrijheidsbeperking, kan geen optimale toetsing van de beperking van de vrijheden plaatsvinden. Het behandelingsplan is niet ondertekend en doet de vraag rijzen of betrokkene hiermee heeft ingestemd. Niet duidelijk is of de stappen uit het signaleringsplan, waarnaar wordt verwezen in het behandelingsplan, zijn uitgevoerd, alvorens betrokkene is gesepareerd of overgebracht is naar de SCU. Ten onrechte wordt in het behandelingsplan vermeld dat een verpleegkundige moet beoordelen of een verblijf in de SCU moet worden voortgezet. Die beoordeling zou moeten plaatsvinden door een behandelend arts. Er is geen actueel behandelingsplan over de situatie van betrokkene na 6 oktober 2008, terwijl de situatie van betrokkene toen ingrijpend is gewijzigd omdat hij toen in zijn vrijheden werd beperkt dan wel werd afgezonderd/gesepareerd. De afzondering van betrokkene was niet conform een actueel ondertekend behandelingsplan en kan niet worden gezien als vrijwillig verblijf.
2.3 Ingevolge artikel 41a lid 1 en lid 5 Wet BOPZ kan de patiënt, indien de beslissing van de Klachtencommissie niet inhoudt dat de klacht gegrond is, een verzoekschrift indienen bij de rechtbank ter verkrijging van een beslissing over de klacht. De klachten van betrokkene, die aan de rechtbank ter beoordeling voorliggen, betreffen de beperking van zijn vrijheden en de afzondering in de SCU gedurende tien dagen. Voor de beoordeling van die klachten kan in het midden blijven of bij de behandeling van de klachten van betrokkene door de Klachtencommissie de procedurele voorschriften zijn nageleefd, nu de procedure bij de rechtbank geen vorm van beroep tegen de beslissing van de Klachtencommissie betreft maar een externe klachtenbehandeling. De rechtbank verwijst in dit verband naar het arrest van de Hoge Raad van 16 maart 2007 (LJN ZA3539).
2.4 Op grond van artikel 38b Wet BOPZ vindt behandeling van de patiënt slechts plaats:
a. voor zover deze is voorzien in het behandelingsplan,
b. indien het overleg over het behandelingsplan tussen de behandelaar en de patiënt tot overeenstemming heeft geleid, en
c. indien de patiënt zich niet tegen de behandeling verzet.
Indien niet wordt voldaan aan de voorwaarden van artikel 38b Wet BOPZ, onderdelen b en c, kan, ingevolge artikel 38c Wet BOPZ, niettemin behandeling plaatsvinden:
a. voor zover aannemelijk is dat zonder die behandeling het gevaar dat de stoornis van de geestvermogens betrokkene doet veroorzaken niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen, of
b. voor zover dit volstrekt noodzakelijk is om het gevaar dat de stoornis van de geestvermogens betrokkene binnen de inrichting doet veroorzaken, af te wenden.
Artikel 39 Wet BOPZ bepaalt - voor zover hier van belang - dat met betrekking tot een patiënt, voor wie een rechterlijke machtiging geldt, anders dan ter uitvoering van een behandelingsplan met inachtneming van artikel 38b en 38c Wet BOPZ geen middelen of maatregelen kunnen worden toegepast dan ter overbrugging van tijdelijke noodsituaties welke door de patiënt in het ziekenhuis als gevolg van de stoornis van de geestvermogens worden veroorzaakt.
Artikel 40 lid 3 Wet BOPZ bepaalt - voor zover hier van belang - dat beperkingen in het recht op bewegingsvrijheid in en rond het ziekenhuis overeenkomstig de daarvoor geldende huisregels, anders dan als middel of maatregel, zoals bedoeld in artikel 39 Wet BOPZ, kunnen worden opgelegd:
a. indien naar het oordeel van de behandelaar van de uitoefening van het recht op bewegingsvrijheid ernstige nadelige gevolgen moeten worden gevreesd voor de gezondheidstoestand van de patiënt,
b. indien dit ter voorkoming van verstoring van de orde van het ziekenhuis, zoals in de huisregels beschreven, of ter voorkoming van strafbare feiten noodzakelijk is.
2.5 In het behandelingsplan van 4 oktober 2008 is onder meer het volgende vermeld.
“(…)
Gevaar/middelen of maatregelen/dwangbehandeling:
In geval van dreigende houding naar anderen door sterke angst en achterdocht volgt als eerste toepassing van het signaleringsplan.
Als de dreiging of de angst op geen enkele manier te doorbreken is ondanks de toepassing van de stappen uit het signaleringsplan dan kan cliënt naar de SCU gaan voor een uur. Daarna wordt beoordeeld door verpleegkundige en overlegd met cliënt of verblijf in de SCU wordt voortgezet. Na 22.00 voor de nacht. ’s Nachts ieder uur controle. Als de dreiging te groot is, dan separatie voor 1 uur.
Op 6/10 is er een second opinion geweest in verband met dwangmedicatie. Ten gevolge van een paranoïd beeld in het kader van een pervasieve ontwikkelingsstoornis is er gevaar voor ernstige geweldsdelicten.
Bij weigeren van de Semap krijgt cliënt nog dezelfde dag Cisordinol acutard: ’s ochtends wordt Semap aangeboden. Bij weigering om 15.00 uur Cisordinol acutard onder dwang volgens voorschrift.
Overige afspraken
- Afdelingsregels zijn u bij opname verstrekt en dienen te worden nageleefd.
- Gesloten groep
- Vrijheden: zie verpleegkundige afspraken.
- (…)
Overeenstemming met cliënt:
Cliënt is akkoord met de meeste delen van het behandelplan, maar verzet zich tegen antipsychotische medicatie. Hij vindt niet dat hij dat nodig heeft.
Cliënt is wel wilsbekwaam ten aanzien van het behandelplan.”
De verpleegkundige afspraken, waarnaar wordt verwezen in het behandelingsplan, zijn vermeld in een zogenaamd “formulier vrijheden”, maar dit formulier is niet bewaard gebleven, aldus de instelling.
In het “aanvulling behandelplan” van 6 oktober 2008 worden regels gegeven met betrekking tot het SCU-programma, waarin onder meer is bepaald dat betrokkene maximaal 3 uur per dag op de groep aanwezig mag zijn. In het “aanvulling behandelplan” van 14 oktober 2008 is onder meer vermeld dat betrokkene maximaal 1 uur achtereen in de SCU mag verblijven.
2.6 In de huisregels van de instelling wordt - voor zover hier van belang - vermeld dat storend en agressief gedrag, waardoor medecliënten of medewerkers gevaar kunnen lopen of overlast ervaren, niet is toegestaan. In de afdelingsregels voor de afdeling Octaaf zijn regels opgenomen met betrekking tot aanwezigheid, nachtrust, bezoek, persoonlijke bezittingen, zit- en slaapkamer, schoonmaak en huisdieren.
2.7 Uit het dossier en uit het verhandelde ter terechtzitting is de rechtbank het volgende gebleken. Betrokkene is sinds 22 april 2008 vrijwillig opgenomen op de afdeling Octaaf op de open groep. Op 4 oktober 2008 is betrokkene agressief en dreigend geweest naar de verpleegkundige op de open groep en heeft hij geprobeerd haar een kopstoot te geven. Betrokkene is met overmacht naar de SCU gebracht. Op 5 oktober 2008 is betrokkene weggegaan van de instelling en naar zijn ouders gegaan, die hem hebben teruggebracht. Na inschakeling van de politie is betrokkene gesepareerd en heeft er een beoordeling voor inbewaringstelling plaatsgevonden. Op 6 oktober 2008 is betrokkene vanuit de separeerruimte naar de SCU overgeplaatst. Ter terechtzitting heeft [Y] meegedeeld dat betrokkene vanaf 6 oktober 2008 vrijwillig in de SCU heeft verbleven. Hij mocht op 6 oktober 2008 naar de gesloten groep maar hij koos er zelf voor om in de SCU te blijven, aldus [Y]. Betrokkene heeft ter terechtzitting weliswaar erkend dat hij vanaf 6 oktober 2008 niet in de SCU hoefde te blijven maar hij stelt tevens dat hij alleen naar de gesloten groep mocht en niet naar de open groep. Hij wilde echter niet op de gesloten groep zijn omdat daar alleen psychotische mensen zitten en ging dus liever naar de SCU, aldus betrokkene. Hij heeft verklaard dat hij dus eigenlijk geen keuze had om in de SCU te verblijven. Bij beslissing van deze rechtbank van 9 oktober 2008 is een voorlopige machtiging verleend voor het verblijf van betrokkene in de instelling.
Tot 14 oktober 2008 heeft betrokkene in de SCU verbleven. Vanaf 14 oktober 2008 is hij gestimuleerd om uit de SCU te gaan en om naar de gesloten groep te gaan en betrokkene heeft daaraan gevolg gegeven. Tot 20 oktober 2008 had betrokkene geen vrijheden, namelijk zogenaamde 0-vrijheden, dat wil zeggen dat hij op de gesloten groep diende te blijven. Vanaf 20 oktober 2008 heeft betrokkene A-vrijheid gekregen, dat wil zeggen dat hij onder begeleiding naar buiten op het terrein van de instelling mocht en vanaf 22 oktober 2008 had hij B-vrijheid, dat wil zeggen dat hij zonder begeleiding op het terrein van de instelling mocht zijn. Vanaf 24 oktober 2008 heeft betrokkene zijn volledige vrijheden teruggekregen, dat wil zeggen dat hij ook van het terrein van de instelling af mocht.
2.8 Gelet op het voorgaande begrijpt de rechtbank de klachten van betrokkene aldus, dat hij vanaf 6 oktober 2008 niet op de gesloten groep wilde verblijven maar dat hij terug wilde naar de open groep zonder beperking van zijn bewegingsvrijheid. Aangezien de instelling de beperkingen van de bewegingsvrijheid van betrokkene niet wilde opheffen, bleef hem geen andere keuze dan verblijven in de SCU.
De rechtbank zal daarom eerst de klacht met betrekking tot de beperking van de bewegingsvrijheid beoordelen.
2.9 In het behandelingsplan wordt met betrekking tot de afspraken over de vrijheden verwezen naar de verpleegkundige afspraken. Deze verpleegkundige afspraken zijn echter niet bewaard gebleven of te achterhalen. De rechtbank gaat daarom ervan uit dat in het behandelingsplan geen afspraken zijn gemaakt over de beperking van het recht op bewegingsvrijheid van betrokkene. Dat betekent dat de klacht van betrokkene met betrekking tot de beperking van zijn bewegingsvrijheid in en rond het ziekenhuis getoetst moet worden aan het bepaalde in artikel 40 lid 3 Wet BOPZ.
2.10 Niet gesteld of gebleken is dat de beperking van het recht op bewegingsvrijheid noodzakelijk was omdat gevreesd moest worden voor de gezondheidstoestand van betrokkene zelf (de a-grond).
In de huisregels van de instelling is bepaald dat storend en agressief gedrag, waardoor medecliënten of medewerkers gevaar kunnen lopen of overlast ervaren, niet is toegestaan.
Ter terechtzitting heeft [Y] verklaard dat betrokkene na 6 oktober 2008 geagiteerd bleef naar medebewoners, de verpleging en zijn ouders. Uit de selectie uit de decursus en de selectie uit de verpleegkundige voortgangsrapportage blijkt dat er op 12 oktober 2008 sprake is geweest van een woordenwisseling met scheldwoorden tussen betrokkene en een medebewoner en af en toe veel agitatie bij betrokkene, dat betrokkene op 13 oktober 2008 een dreigende houding aannam omdat zijn jas weg was, dat hij op 15 oktober 2008 een aanvaring had met een medebewoner en dat hij een dreigende houding aannam, dat hij op 16 oktober 2008 boos aanwezig was en provocerend zijn voeten op tafel legde en dat hij op 17 oktober 2008 een gesprek met zijn ouders heeft gehad, dat onrustig verliep. Vanaf 18 oktober 2008 hebben zich, blijkens de verpleegkundige voortgangsrapportage, geen incidenten meer voorgedaan en was betrokkene niet langer storend aanwezig. De rechtbank ziet in hetgeen betrokkene ter zake heeft gesteld geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de weergave van het gedrag van betrokkene en acht op grond daarvan dan ook voldoende aannemelijk dat betrokkene tot en met 17 oktober 2008 zodanig storend of agressief gedrag vertoonde dat de beperking van zijn recht op bewegingsvrijheid in en rond het ziekenhuis noodzakelijk was ter voorkoming van verstoring van de orde in de instelling (de b-grond). Vanaf 18 oktober 2008 was echter geen sprake meer van dat gedrag. Naar het oordeel van de rechtbank was er vanaf 18 oktober 2008 dan ook geen grond meer voor de beperking van het recht op bewegingsvrijheid in en rond de instelling.
In zoverre is de klacht van betrokkene gegrond.
2.11 Hieruit volgt dat er tot 18 oktober 2008 voldoende grond was om betrokkene te beperken in zijn bewegingsvrijheid. De beperking van zijn bewegingsvrijheid hield in dat betrokkene op de gesloten groep (zonder vrijheden) diende te verblijven. Aangezien betrokkene dat niet wilde, verkoos hij om in de SCU te verblijven. Naar het oordeel van de rechtbank is gelet op die omstandigheden geen sprake van een onvrijwillig verblijf in de SCU en is er dus geen sprake van dwangbehandeling of toepassing van middelen en maatregelen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de klacht met betrekking tot het onvrijwillig verblijf van betrokkene in de SCU reeds hierom ongegrond is. Gelet hierop, kan dan ook in het midden blijven of in het behandelplan was voorzien in onvrijwillig verblijf in de SCU of dat er sprake was van toepassing van middelen of maatregelen, zoals bedoeld in artikel 39 Wet BOPZ.
2.12 Ter terechtzitting is gebleken dat betrokkene op 9 oktober 2008 contact heeft opgenomen met de patiëntenvertrouwenspersoon over zijn klachten omtrent de beperking van zijn bewegingsvrijheid en zijn verblijf in de SCU. Voor zover zou komen vast te staan dat betrokkene niet is geïnformeerd over deze maatregelen en over de mogelijkheid een patiëntenvertrouwenspersoon in te schakelen en een klacht in te dienen, zoals artikel 40a Wet BOPZ voorschrijft, hetgeen betrokkene stelt en de instelling betwist, is hij hierdoor niet in zijn belangen geschaad. Betrokkene is immers in staat geweest de patiëntenvertrouwenspersoon in te schakelen en een klacht in te dienen. Daarom kan in het midden blijven of betrokkene hierover al dan niet is geïnformeerd.
2.13 Ingevolge artikel 41b Wet BOPZ kan de patiënt de rechtbank verzoeken aan hem een schadevergoeding toe te kennen ten laste van het ziekenhuis op de grond dat de beslissing waartegen de klacht gericht is onrechtmatig is. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, is betrokkene ten onrechte beperkt in zijn recht op bewegingsvrijheid in en rond het ziekenhuis in de periode van 18 oktober 2008 tot en met 21 oktober 2008, dus gedurende vier dagen. De rechtbank ziet hierin aanleiding betrokkene een schadevergoeding toe te kennen van € 200,- ten laste van de instelling.
3 De beslissing
De rechtbank,
3.1 verklaart de klacht met betrekking tot de beperking van het recht op bewegingsvrijheid van betrokkene in en rond het ziekenhuis voor zover het betreft de periode van 18 oktober 2008 tot en met 21 oktober 2008 gegrond;
3.2 kent aan betrokkene ten laste van het psychiatrisch ziekenhuis Stichting De Gelderse Roos, locatie Wolfheze, een schadevergoeding toe van € 200,-;
3.3 wijst af hetgeen meer of anders is verzocht.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.C.E. Ackermans-Wijn, S.J. Peerdeman en J.M.W. van de Sande, in tegenwoordigheid van R. van den Berg als griffier, en in het openbaar uitgesproken op