Parketnummer : 05/800204-08
Datum zitting : 20 april 2009
Datum uitspraak : 29 april 2009
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
naam : [verdachte],
geboren op : [geboortedatum] 1982 te [geboorteplaats],
adres : [adres] ,
plaats : [woonplaats],
rang/rnr : Eerste Luitenant, [nummer],
ingedeeld bij : KMA te Breda.
Raadsvrouw : mr. M.G. Pekkeriet, advocaat te Zwolle.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 11 december 2007, te 't Harde, gemeente Elburg, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) daarmede heeft gereden over de weg, de (niet met name genoemde) toegangsweg van de Luitenant Kolonel Tonnetkazerne, gaande in de richting van de kruising en/of splitsing van deze weg en de weg, de Eperweg, zeer, althans aanmerkelijk onoplettend, onvoorzichtig en/of onachtzaam, terwijl zich voor die kruising/splitsing een in zijn richting gekeerd bord B7 van bijlage I van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 bevond inhoudende: "Stop; verleen voorrang aan bestuurders op de kruisende weg" en/of het uitzicht gelet op zijn, verdachtes, rijrichting naar rechts over die Eperweg door een op of nabij die kruising/splitsing staand bord (geplaatst in verband met wegwerkzaamheden) beperkt werd, zonder te stoppen voormelde kruising/splitsing is opgereden en/of overgereden en/of heeft hij, verdachte geen voorrang verleend aan de bestuurder van een over die kruisende weg, de Eperweg, rijdend toen dicht genaderd zijnd ander motorrijtuig (personenauto) en/of is hij, verdachte, met zijn motorrijtuig (personenauto) gebotst en/of in aanrijding gekomen met dat andere motorrijtuig (personenauto) en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan verdachtes schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander ([slachtoffer]) zwaar lichamelijk letsel, althans zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, werd toegebracht, welk feit is veroorzaakt of mede is veroorzaakt doordat verdachte, in strijd met een in zijn verdachtes rijrichting gekeerd bord B7 van bijlage 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990: inhoudende: "Stop: verleen voorrang aan bestuurders op de kruisende weg" op voormeld kruispunt/splitsing, geen voorrang heeft verleend aan de bestuurder ([slachtoffer]) van dat op die kruisende weg, de Eperweg, rijdend ander motorrijtuig (personenauto);
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 11 december 2007, te 't Harde, gemeente Elburg, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) daarmede heeft gereden over de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de (niet met name genoemde) toegangsweg van de Luitenant Kolonel Tonnetkazerne, gaande in de richting van de kruising en/of splitsing van deze weg en de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Eperweg, en/of (vervolgens) terwijl zich voor die kruising/splitsing een in zijn richting gekeerd bord B7 van bijlage I van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 bevond inhoudende: "Stop; verleen voorrang aan bestuurders op de kruisende weg" en/of het uitzicht gelet op zijn, verdachtes, rijrichting naar rechts over die Eperweg door een op of nabij die kruising/splitsing staand bord (geplaatst in verband met wegwerkzaamheden) beperkt werd, zonder te stoppen voormelde kruising/splitsing is opgereden en/of overgereden en/of heeft hij, verdachte geen voorrang verleend aan de bestuurder van een over die kruisende weg, de Eperweg, rijdend en/of toen dicht genaderd zijnd ander motorrijtuig (personenauto) en/of is hij, verdachte, met zijn motorrijtuig (personenauto) gebotst en/of in aanrijding gekomen met dat andere motorrijtuig (personenauto), door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is op 20 april 2009 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. M.G. Pekkeriet, advocaat te Zwolle.
Als benadeelde partij heeft zich schriftelijk in het geding gevoegd:
- [slachtoffer].
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde feit zal worden vrijgesproken en ter zake van het subsidiair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een geldboete van € 350,--, subsidiair 7 dagen hechtenis, en daarnaast tot een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen, bromfietsen daaronder inbegrepen, voor de duur van drie maanden geheel voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij heeft de officier van justitie verzocht deze toe te wijzen tot een bedrag van € 477,94 en hij heeft gevorderd dat daarbij de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd, bij gebreke van volledige betaling of volledig verhaal van genoemd bedrag te vervangen door 9 dagen hechtenis. Voorts heeft hij verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in het overige deel van zijn vordering.
Verdachte en zijn raadsvrouw hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De militaire kamer is, evenals de officier van justitie en de raadsvrouw, van oordeel dat het primair tenlastegelegde niet wettig en overtuigend kan worden bewezen. Zij zal verdachte daarom hiervan vrijspreken.
De raadsvrouw van verdachte heeft ter terechtzitting aangevoerd dat verdachte, voordat hij een aanrijding veroorzaakte, uitsluitend zou hebben verzuimd om voorrang te verlenen aan een andere personenauto. Nu verdachte hierdoor geen gevaarscheppende situatie zou hebben gecreëerd en een reële kans op een ongeval derhalve niet aanwezig was, zou de enkele gedraging van het niet verlenen van voorrang onvoldoende zijn om te kunnen worden gekwalificeerd als overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994. Verdachte zou daarom ook moeten worden vrijgesproken van het subsidiair tenlastegelegde.
De militaire kamer stelt vast dat verdachte op het kruispunt van de toegangsweg van de Luitenant Kolonel Tonnetkazerne en de Eperweg geen voorrang heeft verleend aan een personenauto, rijdende over de Eperweg. De Eperweg is een voorrangsweg. Verdachte wist dat hij voorrang moest verlenen, want hij heeft ter terechtzitting verklaard dat hij bewust is gestopt voor de haaientanden op de toegangsweg. De militaire kamer acht ook aannemelijk dat verdachte zijn voertuig tot stilstand heeft gebracht voor de haaientanden. Verdachte heeft daarna een fout gemaakt door toch de kruising op te rijden waarbij hij een andere auto over het hoofd heeft gezien en een ongeval heeft veroorzaakt. De militaire kamer is van oordeel dat verdachte door een dergelijke verkeersfout een gevaarscheppende situatie heeft gecreëerd waarbij er een reële kans op een ongeval aanwezig was en dat deze gedraging moet worden gekwalificeerd als overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994. De stelling van de raadsvrouw dat een enkele verkeersfout altijd onvoldoende is om te kunnen komen tot een bewezenverklaring van overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994 vindt geen steun in het recht.
De militaire kamer acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiar tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij op 11 december 2007, te 't Harde, gemeente Elburg, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) daarmede heeft gereden over de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de (niet met name genoemde) toegangsweg van de Luitenant Kolonel Tonnetkazerne, gaande in de richting van de kruising van deze weg en de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Eperweg, geen voorrang heeft verleend aan de bestuurder van een over die kruisende weg, de Eperweg, rijdend en toen dicht genaderd zijnd ander motorrijtuig (personenauto) en is hij, verdachte, met zijn motorrijtuig (personenauto) gebotst en in aanrijding gekomen met dat andere motorrijtuig (personenauto), door welke gedragingen van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt.
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voor zover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
De bewijsmiddelen zullen worden uitgewerkt in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist en zullen dan in een aan dit vonnis te hechten bijlage worden opgenomen.
4a. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.
4b. De strafbaarheid van het feit
5. De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten.
6. De motivering van de sanctie(s)
Bij de beslissing over de straf heeft de militaire kamer rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon, de persoonlijke en de financiële omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd 25 maart 2009.
De militaire kamer overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft op 11 december 2007 te ’t Harde een aanrijding veroorzaakt waardoor bij een andere verkeersdeelnemer letsel is ontstaan. Gelet op de afdoening in soortgelijke zaken is de militaire kamer van oordeel dat een geldboete op zijn plaats is. Het opleggen van een voorwaardelijke geldboete, zoals door de raadsvrouw van verdachte is voorgesteld, acht zij te licht voor de afdoening van een dergelijk feit. Daarnaast zal de militaire kamer een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorvoertuigen, bromfietsen daaronder inbegrepen, van nader te noemen duur opleggen met een proeftijd van twee jaren. om verdachte voor de toekomst ervan te doordringen extra voorzichtigheid te betrachten in het verkeer.
6.a De beoordeling van de civiele vordering
De benadeelde partij heeft overeenkomstig het bepaalde in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vordering, strekkende tot vergoeding van de geleden schade.
De benadeelde partij [slachtoffer] vordert een bedrag van € 1.090, 22.
De militaire kamer stelt vast dat de gevorderde schade aan de bril reeds is vergoed door de verzekeraar van de benadeelde. Voorts acht zij de gevorderde kosten voor rechtsbijstand thans onvoldoende onderbouwd.
Voor het overige gedeelte acht zij de vordering voldoende onderbouwd en toewijsbaar. Zij zal dit gedeelte, groot € 477,94 toewijzen, met inbegrip van de wettelijke rente vanaf 29 april 2009, zijnde de datum waarop dit vonnis is uitgesproken. De militaire kamer zal daarbij tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, bij gebreke van volledige betaling of volledig verhaal van genoemd bedrag te vervangen door 9 dagen hechtenis.
Het overige deel van de vordering is niet van zo eenvoudige aard dat deze zich leent voor behandeling in het strafgeding. De militaire kamer zal de benadeelde partij voor het overige gedeelte daarom niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c, 36f en 91 van het Wetboek van Straf¬recht en de artikelen 5, 177, 178 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
De militaire kamer, rechtdoende:
Spreekt verdachte vrij van het primair tenlastegelegde.
Verklaart bewezen dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
A. een geldboete van € 350,- (driehonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 7 (zeven) dagen hechtenis.
B. een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorvoertuigen, bromfietsen daaronder inbegrepen, voor de duur van 3 (drie) maanden.
Bepaalt dat deze ontzegging niet tenuitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer].
Wijst de vordering van de benadeelde partij ten dele toe.
- Veroordeelt de veroordeelde tegen kwijting aan [slachtoffer], woonachtig aan de [adres], te betalen € 477,94 (zegge: vierhonderdzevenenzeventig euro en vierennegentig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van dit vonnis, zijnde 29 april 2009.
- Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
- Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk.
Maatregel van schadevergoeding ad € 477, 94, subsidiair 9 dagen hechtenis.
- Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], woonachtig aan de [adres], te betalen € 477,94 (zegge: vierhonderdzevenenzeventig euro en vierennegentig cent), bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van de hoofdsom te vervangen door hechtenis voor de duur van 9 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
- Bepaalt daarbij dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen.
Aldus gewezen door:
mr. A.G. Broek- de Stigter, voorzitter,
mr. T.P.E.E. van Groeningen, rechter,
kolonel mr. J.P.M. Schwillens, militair lid,
in tegenwoordigheid van mr. S.C.A.M. Janssen, griffier.
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 29 april 2009.