ECLI:NL:RBARN:2009:BI7052

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
20 maart 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
181380 / BZ RK 09-127
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige machtiging tot opname in psychiatrisch ziekenhuis op basis van Wet Bopz

In deze zaak heeft de rechtbank Arnhem op 20 maart 2009 uitspraak gedaan in een verzoek tot het verlenen van een voorlopige machtiging voor opname in een psychiatrisch ziekenhuis op basis van de Wet Bijzondere Opnemingen in Psychiatrische Ziekenhuizen (Wet Bopz). De betrokkene, die al geruime tijd vrijwillig in een psychiatrisch ziekenhuis verblijft, vertoont gedrag dat gevaarlijk is voor zichzelf en anderen. De officier van justitie heeft op 23 februari 2009 een verzoekschrift ingediend om een voorlopige machtiging te verlenen, waarbij de noodzakelijke documenten zijn overgelegd.

Tijdens de zitting op 12 maart 2009 zijn de betrokkene, zijn advocaat mr. W.A. van der Plas-Slot, en de behandelend psycholoog gehoord. De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene lijdt aan een geestelijke stoornis, namelijk schizofrenie, en dat deze stoornis leidt tot gevaarlijk gedrag. Ondanks de bereidheid van de betrokkene om in het ziekenhuis te blijven, is de rechtbank van oordeel dat dit niet voldoende is om het gevaar te mitigeren. De betrokkene weigert medicatie en vertoont zelfverwaarlozing en agressief gedrag.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat het te duchten gevaar niet kan worden weggenomen door het vrijwillige verblijf van de betrokkene in het ziekenhuis. De rechtbank heeft daarom besloten om de voorlopige machtiging te verlenen voor een periode van zes maanden, zodat de betrokkene kan worden opgenomen in een psychiatrisch ziekenhuis. Deze beslissing is openbaar uitgesproken en is gebaseerd op de relevante wetgeving en jurisprudentie.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM
Sector Familie en Jeugd
Zaakgegevens: 181380 / BZ RK 09-127
Datum uitspraak: 20 maart 2009
beschikking Wet Bopz (voorlopige machtiging)
in de zaak van
de officier van justitie
betreffende
[X]
verblijvende te GGz Nijmegen, Langeberg 4.
Het verzoek en de procedure
De officier van justitie heeft bij verzoekschrift, ingekomen op 23 februari 2009, verzocht een voorlopige machtiging te verlenen tot opneming/verblijf van de in de beslissing genoemde betrokkene in een psychiatrisch ziekenhuis. Bij het verzoek zijn overgelegd de door de Wet Bijzondere Opnemingen in Psychiatrische Ziekenhuizen (hierna: Wet Bopz) voorgeschreven stukken.
De rechter heeft op 12 maart 2009 gehoord de betrokkene, de advocaat van de betrokkene mr. W.A. van der Plas-Slot, en de (waarnemer van de) behandelaar de psycholoog [Y].
De beoordeling
De rechtbank is op grond van de overgelegde stukken en de door haar verkregen inlichtingen tot de overtuiging gekomen dat:
- de betrokkene lijdt aan een stoornis van de geestvermogens,
- die stoornis de betrokkene gevaar doet veroorzaken,
- het gevaar niet door tussenkomst van personen of instellingen buiten een psychiatrisch ziekenhuis kan worden afgewend,
- de betrokkene weliswaar blijk geeft van de nodige bereidheid in een psychiatrisch ziekenhuis te verblijven, maar dat dit onvoldoende is om het gevaar weg te nemen.
Betrokkene lijdt al lange tijd aan schizofrenie met hardnekkige wanen. Betrokkene verblijft thans vrijwillig in de instelling en weigert sedert enkele weken medicatie. Hij ontkent ziek te zijn. Het gevaar bestaat uit zelfverwaarlozing als gevolg van gebrekkige hygiëne en vervuiling, daarnaast is er brandgevaar door de combinatie van roken en overvulling van zijn kamer. Tevens is er sprake van een agressieve dreiging naar het behandelteam indien betrokkene wordt aangesproken op zijn dag- en nachtritme, het opruimen van zijn kamer en bij pogingen hem te motiveren voor medicatie. Indien betrokkene zou vertrekken uit de instelling bestaat gevaar voor maatschappelijke teloorgang, omdat betrokkene nergens naar toe kan.
Door en namens betrokkene is ter zitting gesteld dat de RM afgewezen moet worden, omdat hij vrijwillig in de instelling verblijft. De rechtbank volgt deze redenering niet, onder verwijzing naar HR 6 december 2002, LJN AF0220, BJ 2003,1 en de daarin opgenomen conclusie van de AG. De rechtbank is van oordeel dat het systeem van de Wet Bopz behelst dat voor opneming in een psychiatrisch ziekenhuis van iemand die daar niet vrijwillig wil verblijven een rechterlijke machtiging noodzakelijk is, maar dat het omgekeerde, dat de rechter geen rechterlijke machtiging zou mogen verlenen zodra de patiënt blijk geeft van zijn bereidheid tot opneming en verblijf, niet opgaat. Het gaat er om of het te duchten gevaar kan worden weggenomen door de vrijwillige opname van betrokkene. De rechtbank is van oordeel dat dat niet het geval is. Ter zitting is gebleken dat het behandelteam in de aanloop naar deze zitting betrokkene zoveel mogelijk zijn zin heeft gegeven om escalatie en incidenten met agressieve dreiging te vermijden, maar dat op deze voet niet kan worden doorgegaan. Gelet hierop en gelet op de overige hiervoor genoemde gevaarsaspecten is de rechtbank van oordeel dat het te duchten gevaar niet door het vrijwillig verblijf van betrokkene wordt weggenomen.
Op grond van de toepasselijke bepalingen van de Wet Bopz wordt daarom als volgt beslist.
De beslissing
De rechtbank
verleent een voorlopige machtiging om:
[X],
geboren op [geboortedatum],
verblijfadres: GGz Nijmegen, Langeberg 4,
in een psychiatrisch ziekenhuis te doen opnemen en/of te doen verblijven voor een periode van zes maanden.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.C.E. Ackermans-Wijn, in tegenwoordigheid van C.W. Coljee als griffier en in het openbaar uitgesproken op 20 maart 2009