ECLI:NL:RBARN:2009:BJ3162

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
21 juli 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05/600422-09
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van twee Arnhemmers voor openlijk geweld in een lijnbus

Op 21 juli 2009 heeft de Rechtbank Arnhem uitspraak gedaan in de zaak tegen twee Arnhemmers, van 28 en 26 jaar oud, die zijn veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, voor openlijk geweld gepleegd op 27 maart 2009 in een lijnbus te Arnhem. De rechtbank oordeelde dat de verdachten, onder invloed van alcohol en cocaïne, samen met een medeverdachte geweld hebben gepleegd tegen twee passagiers. De verdachten hebben zich schuldig gemaakt aan het meermalen geven van een kopstoot en het slaan van de slachtoffers, wat leidde tot letsel en angst bij de overige passagiers. De rechtbank heeft de bijzondere voorwaarde opgelegd dat de verdachten zich moeten houden aan de aanwijzingen van de reclassering, inclusief mogelijke behandeling voor alcoholverslaving en agressieregulatie. De officier van justitie had een gevangenisstraf geëist van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met reclasseringstoezicht. De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen, waarbij de verdachten zijn veroordeeld tot schadevergoeding aan de slachtoffers. De rechtbank heeft de beslissing gemotiveerd door te wijzen op de ernst van het geweld en de impact op de slachtoffers en de samenleving.

Uitspraak

Vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector strafrecht
Meervoudige kamer
Promis II
Parketnummer : 05/600422-09
Datum zitting : 7 juli 2009
Datum uitspraak : 21 juli 2009
Tegenspraak
In de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
tegen:
naam : [verdachte],
geboren op : [geboortedatum] 1983 te [geboorteplaats],
adres : [adres],
plaats : [woonplaats].
thans gedetineerd in PI Arnhem - De Berg, Arnhem Noord, Wilhelminastraat 16
Arnhem.
Raadsman : mr. M.G.W.M. Geurts, advocaat te Duiven.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 27 maart 2009 te Arnhem met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, Huissensestraat, in elk geval op of aan een openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats of in een voor het publiek toegankelijke ruimte, te weten in een bus, lijn 33, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], welk geweld bestond uit het (meermalen) geven van een kopstoot tegen voornoemde [slachtoffer 2] en/of het (meermalen) slaan/stompen tegen voornoemde [slachtoffer 2] en/of het slaan met een hard voorwerp tegen voornoemde [slachtoffer 2] en/of het (met kracht) duwen/trekken van voornoemde [slachtoffer 1];
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 27 maart 2009 te Arnhem (in een bus, lijn 33) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk mishandelend (een) perso(o)n(en) (te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2]) meermalen een kopstoot heeft gegeven en/of meermalen heeft geslagen/gestompt en/of heeft geslagen met een hard voorwerp en/of (met kracht) heeft geduwd/getrokken, waardoor voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] letsel heeft/hebben bekomen en/of pijn heeft/hebben ondervonden;
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is op 7 juli 2009 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. M.G.W.M. Geurts, advocaat te Duiven.
Als benadeelde partijen hebben zich schriftelijk in het geding gevoegd [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1].
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren met als bijzondere voorwaarde op te leggen reclasseringstoezicht, ook als dit inhoudt behandeling bij Kairos en/of Iriszorg of een soortgelijke instelling en voorts met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
De officier van justitie heeft voorts verzocht dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] wordt toegewezen, zijnde € 1580,-, en heeft gevorderd dat er een schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 25 dagen hechtenis.
De officier van justitie heeft verder verzocht dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] wordt toegewezen, zijnde € 620,-, en heeft gevorderd dat er een schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 12 dagen hechtenis.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in de laatste zin van artikel 359 lid 3 van het Wetboek van Strafvordering. Er wordt derhalve volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen. De bewijsmiddelen zijn:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2]
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1];
- het proces-verbaal van verhoor van verdachte.
Verdachte zal worden vrijgesproken van het onderdeel 'slaan met een hard voorwerp', nu daarvoor wettig en overtuigend bewijs ontbreekt. Verdachte en zijn medeverdachte hebben dit niet erkend en de aangever [slachtoffer 2] heeft niet méér verklaard dan dat hij een harde klap tegen zijn voorhoofd kreeg en dat hij daaruit afleidde dat het met een hard voorwerp moet zijn gebeurd. Een dergelijk voorwerp heeft hij echter niet gezien. Overigens heeft de officier van justitie ook vrijspraak hiervan bepleit.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
1.
hij op 27 maart 2009 te Arnhem met een ander, op de openbare weg, Huissensestraat en op een voor het publiek toegankelijke plaats of in een voor het publiek toegankelijke ruimte, te weten in een bus, lijn 33, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], welk geweld bestond uit het meermalen geven van een kopstoot tegen voornoemde [slachtoffer 2] en het (meermalen) slaan/stompen tegen voornoemde [slachtoffer 2] en het (met kracht) duwen/trekken van voornoemde [slachtoffer 1];
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
4a. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen
4b. De strafbaarheid van het feit
Het feit is strafbaar.
5. De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten.
6. De motivering van de sanctie(s)
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
• de justitiële documentatie betreffende verdachte, gedateerd 30 maart 2009;
• een adviesrapport van Reclassering Nederland, gedateerd 30 maart 2009, betreffende verdachte;
• een adviesrapport van Reclassering Nederland, gedateerd 7 april 2009, betreffende verdachte;
• een voorlichtingsrapport van Iriszorg, gedateerd 1 juli 2009, betreffende verdachte;
• een rapportage van het NIFP in het kader van een voorgeleidingsconsult, gedateerd 17 april 2009, betreffende verdachte; en
• een pro justitia rapportage, opgemaakt door dr. L.H.W.M. Kaiser, psychiater, gedateerd 18 juni 2009, betreffende verdachte.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft samen met zijn broer op de late avond van 27 maart 2009 openlijk geweld gepleegd in een lijnbus. De broer van verdachte heeft een tweetal willekeurige passagiers lastig gevallen. Nadat hij deze verbaal had belaagd, heeft hij een van beide slachtoffers met bier overgoten en daarna bij het uitstappen van de bus een kopstoot gegeven. Verdachte heeft zich daarvan niet gedistantieerd, maar integendeel in navolging van zijn broer eveneens een kopstoot uitgedeeld. Beide verdachten waren onder invloed van alcohol en cocaïne. De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat deze geen afstand heeft genomen van het provocerende gedrag van zijn broer en deze niet heeft geprobeerd daarvan te weerhouden. Het zonder enige aanleiding verbaal en fysiek lastig vallen van passagiers in een lijnbus kan worden bestempeld als zinloos geweld. De overige passagiers in de bus hebben zich tijdens dit incident onveilig gevoeld. Dit blijkt ook uit het feit dat geen van die passagiers durfden in te grijpen. Het is juist dit soort volstrekt irrationeel en zinloos geweld waardoor mensen angstig worden om 's avonds over straat te gaan en anderen in een benarde positie niet te hulp durven te schieten. Verdachte is in het verleden vaker veroordeeld voor het plegen van misdrijven, in 2005 nog voor openlijke geweldpleging.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, oordeelt de rechtbank dat voor de afdoening van de onderhavige zaak in beginsel geen andere straf in aanmerking komt dan een gevangenisstraf, waarbij de rechtbank aansluiting zal zoeken bij hetgeen in vergelijkbare gevallen wordt opgelegd.
Verdachte heeft niet het initiatief genomen tot het onderhavige geweld. Wel heeft hij zich daarin laten meeslepen en is hij mee gaan doen; voor hem staat immers vast dat hij te allen tijde zijn broer moet helpen, ook al begaat deze een stommiteit door, in dit geval, de vechtpartij in de bus uit te lokken.
Verdachte gebruikt sinds zijn twaalfde alcohol en drugs. Ook het onderhavige geweld heeft plaatsgevonden onder invloed van deze middelen. Verdachte stelt dat hij altijd naar tevredenheid van de werkgevers heeft gewerkt en geen alcohol of drugs gebruikt tijdens en na het werk omdat dat te gevaarlijk is voor het werk. Hij weet dat het gebruik van deze middelen geweld in de hand werkt. Op grond van de rapportages en hetgeen tijdens de terechtzitting is besproken acht de rechtbank het aannemelijk dat verdachte zelf gemotiveerd is om niet langer drugs te gebruiken en het gebruik van alcohol te beperken. Ondersteuning in de vorm van ambulante behandeling acht de rechtbank daarbij wel noodzakelijk.
De rechtbank ziet daarom, gelet op verdachtes persoonlijke omstandigheden, aanleiding aan de voorwaardelijke gevangenisstraf de bijzondere voorwaarde te verbinden dat verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen van de Reclasse¬ring, ook als dat mocht inhouden het volgen van een ambulante behandeling bij Kairos en/of Iriszorg of een soortgelijke instelling.
6a. De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partijen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] hebben overeenkomstig het bepaalde in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vorde¬ring, strekkende tot vergoeding van geleden schade.
[slachtoffer 1]
[slachtoffer 1] heeft gevraagd om vergoeding van de schade aan haar spijkerbroek (€ 120,-), die is ontstaan doordat zij door verdachte met kracht uit de bus werd geduwd waardoor zij op straat is gevallen. Daarnaast vordert zij smartengeld ten bedrage van € 500,- omdat zij door de val als gevolg van het duwen, gedurende drie maanden een pijnlijke knie heeft gehad.
Ter zake van de materiële schade, acht de rechtbank een bedrag van € 120,- niet buitensporig, zodat de schade in redelijkheid op dit bedrag wordt vastgesteld. De immateriële schade is door verdachte niet betwist en komt de rechtbank niet onredelijk of onrechtmatig voor. De vordering zal in haar geheel worden toegewezen.
[slachtoffer 2]
[slachtoffer 2] vordert een bedrag van € 380,- ter zake van materiële schade, bestaande uit de eigen bijdrage van de ziektekostenverzekering (€ 155,-), niet vergoede medische kosten (€ 75,-) en de kosten die verband houden met de bezichtingsdag van zijn huis, die was gepland op 28 maart 2009. De deelname hieraan heeft hij moeten afzeggen, zodat deze kosten ten gevolge van het bewezenverklaarde handelen tevergeefs zijn gemaakt (€ 150,-). Deze posten acht de rechtbank toewijsbaar.
Daarnaast vordert [slachtoffer 2] € 1.200,- aan smartengeld, verband houdend met het door hem opgelopen letsel. In het ziekenhuis is geconstateerd: een hersenschudding, een verschuiving van het kraakbeen in zijn neus en een grote hoofdwond die is gaan ontsteken. Gezien de aard en omvang van het letsel, acht de rechtbank het gevorderde bedrag niet onredelijk.
In dit opzicht overweegt de rechtbank nog dat verdachte ook aansprakelijk is voor de schade die voortvloeit uit de mishandelingen die zijn mededader jegens [slachtoffer 2] heeft gepleegd. Er is sprake van groepsgeweld en groepsaansprakelijkheid als bedoeld in artikel 6:166 BW doordat verdachte zich heeft aangesloten bij de gewelddadige handelingen van zijn broer.
Ten aanzien van beide vorderingen overweegt de rechtbank dat de verdachte niet meer tot vergoeding is gehouden indien en voor zover de toegewezen bedragen door zijn mededader is of wordt voldaan.
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 36f en 141 van het Wetboek van Strafrecht.
8. De beslissing
De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
Een gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf 8 (acht) maanden niet ten uitvoer zullen worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit dan wel navolgende bijzondere voorwaarde niet is nagekomen:
Veroordeelde dient zich gedurende de proeftijd te gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die hem door of namens Reclassering Nederland zullen worden gegeven, ook indien dit zal inhouden het volgen van een ambulante behandeling bij Kairos en/of Iriszorg of een andere vergelijkbare instelling voor zover en voor zolang dat door genoemde instelling nodig wordt geacht.
Geeft opdracht aan Reclassering Nederland om aan veroordeelde bij de naleving van voornoemde voorwaarde hulp en steun te verlenen.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe.
- Veroordeelt de veroordeelde - met dien verstande dat indien en voor zover medeveroordeelde betaalt ook veroordeelde daardoor tegenover [slachtoffer 2] zal zijn gekweten - tegen kwijting aan [slachtoffer 2], adres [adres], te betalen € 1580,- (zegge eenduizendvijfhonderdentachtig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 27 maart 2009.
- Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
Maatregel van schadevergoeding ad € 1580,-, subsidiair 25 dagen hechtenis.
- Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2], adres [adres], te betalen € 1580,-, (zegge eenduizendvijfhonderdentachtig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 28 oktober 2007, bij gebreke van volledi¬ge betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 25 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
- Bepaalt daarbij dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1].
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe.
- Veroordeelt de veroordeelde tegen kwijting aan [slachtoffer 1] - met dien verstande dat indien en voor zover medeveroordeelde betaalt ook veroordeelde daardoor tegenover [slachtoffer 1] zal zijn gekweten -, adres [adres], te betalen € 620,- (zegge zeshonderdentwintig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 27 maart 2009.
- Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
Maatregel van schadevergoeding ad € 620,-, subsidiair 12 dagen hechtenis.
- Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1], adres [adres], te betalen € 620,-, (zegge zeshonderdentwintig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 28 oktober 2007, bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 12 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
- Bepaalt daarbij dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen.
Aldus gewezen door:
mr. I.D. Jacobs, als voorzitter,
mr. M.M.L.A.T. Doll, rechter,
mr. F.J.H. Hovens, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. C.T.P.M. van Aarssen, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 21 juli 2009.