ECLI:NL:RBARN:2009:BJ4556

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
15 juli 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
174225
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herbeoordeling van hypothetische inkomenssituatie na faillissementen met benoeming van deskundige

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Arnhem, is op 15 juli 2009 een vonnis uitgesproken in een civiele procedure tussen Allianz Nederland Schadeverzekering N.V. en een gedaagde, die in reconventie eiser is. De rechtbank komt terug op een eerder tussenvonnis van 25 maart 2009, waarin een bindende eindbeslissing was genomen over de hypothetische inkomenssituatie van de gedaagde na de faillissementen van zijn ondernemingen medio 2006. De rechtbank heeft besloten om de arbeidsdeskundige J.A.J. Wouters opnieuw te benoemen om nadere vragen te beantwoorden over de inkomenssituatie van de gedaagde zonder het ongeval. De gedaagde betwist de uitgangspunten die in het eerdere vonnis zijn gehanteerd en stelt dat hij zonder het ongeval op een hoger niveau had kunnen functioneren dan door de deskundige is aangegeven. Allianz is het ook niet eens met de eerdere beslissing en vraagt om een heroverweging van de door de rechtbank gemaakte keuzes. De rechtbank oordeelt dat er aanleiding is om de eerdere beslissing te heroverwegen, omdat deze berust op een onjuiste juridische of feitelijke grondslag. De rechtbank benadrukt dat de rechter de vrijheid heeft om deskundigenrapporten te waarderen en dat er geen verplichting is om deze volledig over te nemen. De rechtbank heeft de deskundige gevraagd om een gedetailleerd rapport op te stellen over de functies die de gedaagde zonder het ongeval had kunnen vervullen, het bijbehorende verdienniveau en de arbeidsmarktsituatie. De rechtbank heeft ook de kosten van het deskundigenonderzoek vastgesteld en de verdere procedure bepaald, waarbij de zaak naar de rolzitting van 2 december 2009 is verwezen voor een conclusie na deskundigenbericht.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 174225 / HA ZA 08-1431
Vonnis van 15 juli 2009
in de zaak van
de naamloze vennootschap
ALLIANZ NEDERLAND SCHADEVERZEKERING N.V.,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
procesadvocaat mr. F.A.M. Knüppe,
behandelend advocaat mr. G.C. Endedijk te Amsterdam,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. M.H.P. Garst te Emmen.
Partijen zullen hierna Allianz en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 25 maart 2009
- de akte van [gedaagde]
- de antwoordakte van Allianz.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De verdere beoordeling
2.1. Beide partijen hebben gebruik gemaakt van de bij het laatste tussenvonnis geboden gelegenheid zich uit te laten over een aantal voor de schadeafwikkeling relevante aspecten.
hypothetische inkomenssituatie na de faillissementen
2.2. In rov. 4.21 van het vorige tussenvonnis heeft de rechtbank ter bepaling van [gedaagde]s hypothetische inkomenssituatie (dus zonder ongeval) na de faillissementen van zijn ondernemingen tot uitgangspunt genomen dat hij een van de hogere door Wouters in diens arbeidsdeskundig rapport geduide functies zou zijn gaan vervullen. [gedaagde] is het met dit uitgangspunt niet eens. Die functies zijn volgens hem door Wouters geschikt bevonden rekening houdend met de ongevalsgerelateerde beperkingen. Onder overlegging van diverse verklaringen en andere stukken heeft [gedaagde] gesteld dat hij zonder het ongeval (en dus zonder beperkingen) op hoger niveau dan de hoogste van de door Wouters genoemde functies zou hebben kunnen functioneren. Zo niet al op grond van die stukken het hypothetisch inkomen na de faillissementen kan worden vastgesteld, zal Wouters moeten worden gevraagd een nader rapport uit te brengen, aldus [gedaagde]. Ook Allianz is het, zij het om andere redenen, niet met de beslissing van de rechtbank eens om de hogere door Wouters genoemde functies tot uitgangspunt te nemen voor de hypothetische inkomenssituatie van [gedaagde]. Allianz kan zich niet vinden in de aansluiting bij de hogere functies en meent dat daarover geen partijdebat is gevoerd. Het ligt volgens haar voor de hand Wouters niet alleen de vraag te stellen naar de hoogte van het na de faillissementen zonder het ongeval te genereren inkomsten, maar hem óók de daaraan voorafgaande vraag te stellen naar de aard van de functies die [gedaagde] in dat geval zou hebben vervuld.
2.3. Hoewel zij met de door de partijen aangevallen beslissing een bindende - want zonder voorbehoud gegeven - eindbeslissing heeft gegeven, ziet de rechtbank aanleiding van die beslissing terug te komen. De eisen van een goede procesorde brengen immers mee dat de rechter, aan wie is gebleken dat een eerdere door hem gegeven, maar niet in een einduitspraak vervatte eindbeslissing berust op een onjuiste juridische of feitelijke grondslag, bevoegd is om, nadat partijen de gelegenheid hebben gekregen zich dienaangaande uit te laten, over te gaan tot heroverweging van die eindbeslissing, teneinde te voorkomen dat hij op een ondeugdelijke grondslag een einduitspraak zou doen (HR 25 april 2008, NJ 2008, 553). Bij nader inzien moet worden geoordeeld dat uit het rapport van Wouters niet - althans niet zonder meer - kan worden afgeleid dat de daarin door hem genoemde functies ook aansluiten bij het arbeidsniveau van [gedaagde] in de hypothetische situatie zonder het ongeval en, in het verlengde daarvan, het hypothetische inkomensniveau van [gedaagde]. Er is geen aanleiding voor de vaststelling van het hypothetisch inkomen van [gedaagde] na de faillissementen uit te gaan van de door hemzelf verstrekte gegevens. De rechtbank zal zich daarover (nader) laten voorlichten door de arbeidsdeskundige Wouters.
feitelijke inkomenssituatie na de faillissementen - restcapaciteit
2.4. Allianz kan zich voorts niet vinden in het oordeel van de rechtbank (in rov. 4.20 van het laatste tussenvonnis) dat, welbeschouwd, uit het rapport van Wouters moet worden afgeleid dat slechts binnen de eigen ondernemingen restcapaciteit tot het verrichten van loonvormende arbeid kon worden aangewend en dat na de faillissementen van die ondernemingen er dus in wezen geen restcapaciteit tot het vergaren van inkomsten uit arbeid bestaat. Volgens haar valt deze gedeeltelijke afwijking van het rapport van Wouters niet goed te rijmen met het gegeven dat de rechtbank het rapport overigens (grotendeels) heeft overgenomen. Verder ziet zij in de door [gedaagde] overgelegde stukken aanwijzingen dat die na het ongeval maar vóór de faillissementen al doende was om restcapaciteit buiten de eigen ondernemingen aan te wenden.
2.5. De rechtbank blijft echter bij deze beslissing. Uitgangspunt is dat de rechter bij de waardering van deskundigenberichten een grote mate van vrijheid heeft. In beginsel heeft de rechter op dat punt een beperkte motiveringsplicht, ook wat betreft zijn beslissing de zienswijze van de deskundige al dan niet te volgen (HR 15 mei 2009, RvdW 2009, 633). Anders dan Allianz meent, heeft de rechtbank in de genoemde rechtsoverweging gemotiveerd uiteengezet waarom de rechtbank tot deze beslissing komt. Niet valt in te zien dat de rechter gehouden zou zijn een deskundigenrapport hetzij volledig over te nemen hetzij volledig niet te volgen. Voor een nader onderzoek naar eventuele restcapaciteit van [gedaagde] buiten de eigen ondernemingen is geen plaats. Niet valt in te zien hoe de deskundige ná de faillissementen van de ondernemingen van [gedaagde] in redelijkheid tot een ander antwoord op de hem gestelde vraag naar de restcapaciteit en reïntegratiemogelijkheden van [gedaagde] zou kunnen komen dan vóór die faillissementen. Op welke werkzaamheden van [gedaagde] buiten de eigen ondernemingen na het ongeval maar vóór de faillissementen Allianz doelt, heeft zij niet verduidelijkt. Voor zover zij op de tot in 1998 doorlopende activiteiten van [gedaagde] ten behoeve van het OLVG te Amsterdam doelt, ziet zij over het hoofd dat [gedaagde] niet direct (volledig) voor zijn werk is uitgevallen, maar geleidelijk aan zijn klachten zag verergeren en zijn beperkingen zag toenemen. In dit licht bezien vallen deze activiteiten van [gedaagde] te verklaren. Voor het overige kan uit de door [gedaagde] overgelegde stukken zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet worden opgemaakt dat hij daadwerkelijk in staat is tot het verrichten van de daarin genoemde arbeid. Verwezen wordt naar de opmerkingen van Wouters op de bladzijden 19 tot en met 21 inzake de redenen waarom allerlei functies voor [gedaagde] niet als passend aan te merken zijn. Overigens geldt voor Allianz hetzelfde als voor [gedaagde] inzake de gebondenheid van partijen aan deskundigenberichten bij de totstandkoming waarvan zij betrokken zijn geweest (zie rov. 4.3 van het laatste tussenvonnis). Allianz heeft geen klemmende bezwaren aangevoerd die eraan in de weg staan thans van dit onderdeel van het rapport van Wouters gebruik te maken.
2.6. Gelet op het voorgaande is er geen aanleiding om, zoals door Allianz is verzocht, [gedaagde] op te dragen de rapporten van zijn AO-verzekeraar alsnog in het geding te brengen.
(nader) arbeidsdeskundig rapport
2.7. In verband met het voorgaande (rov. 2.3) zal de rechtbank de arbeidsdeskundige Wouters opnieuw tot deskundige benoemen en hem mede op basis van de voorstellen van de partijen - voor zover aan de orde - de volgende nadere vragen stellen:
1. Kunt u aangeven voor welke functies [gedaagde] zonder het ongeval in aanmerking zou zijn gekomen na de faillissementen van zijn ondernemingen medio 2006? Wilt u bij uw antwoord betrekken het opleidingsniveau van [gedaagde], het verloop van zijn carrière en al hetgeen daarbij naar uw oordeel verder nog relevant is?
2. Op welk verdienniveau liggen de door u in antwoord op vraag 1 genoemde functies? Wilt u uw antwoord per functie zo uitgebreid mogelijk, inclusief eventuele emolumenten, specificeren en daarbij tevens aangegeven of een CAO en/of een pensioenregeling van toepassing zou(den) zijn en zo ja, welke?
3. Wilt u voor de door u geduide functies aangegeven hoe de arbeidsmarkt vanaf medio 2006 was en inschatten op welke termijn [gedaagde] in staat zou zijn geweest een dergelijke functie te bemachtigen?
4. Welke andere feiten of omstandigheden, gebleken uit het onderzoek, kunnen van belang zijn voor een goed begrip van de zaak?
2.8. Aan de hand van de opgave van de deskundige bepaalt de rechtbank het voorschot op zijn loon en kosten op € 3.570,-- (inclusief omzetbelasting). Conform het bepaalde in art. 195 Rv zal Allianz worden opgedragen het voorschot ter griffie van de rechtbank te deponeren.
2.9. Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
3. De beslissing
De rechtbank
beveelt een onderzoek door een deskundige ter beantwoording van de volgende vragen:
1. Kunt u aangeven voor welke functies [gedaagde] zonder het ongeval in aanmerking zou zijn gekomen na de faillissementen van zijn ondernemingen medio 2006? Wilt u bij uw antwoord betrekken het opleidingsniveau van [gedaagde], het verloop van zijn carrière en al hetgeen daarbij naar uw oordeel verder nog relevant is?
2. Op welk verdienniveau liggen de door u in antwoord op vraag 1 genoemde functies? Wilt u uw antwoord per functie zo uitgebreid mogelijk, inclusief eventuele emolumenten, specificeren en daarbij tevens aangegeven of een CAO en/of een pensioenregeling van toepassing zou(den) zijn en zo ja, welke?
3. Wilt u voor de door u geduide functies aangegeven hoe de arbeidsmarkt vanaf medio 2006 was en inschatten op welke termijn [gedaagde] in staat zou zijn geweest een dergelijke functie te bemachtigen?
4. Welke andere feiten of omstandigheden, gebleken uit het onderzoek, kunnen van belang zijn voor een goed begrip van de zaak?
benoemt tot deskundige om dit onderzoek te verrichten:
de heer J.A.J. Wouters, verbonden aan Terzet BV Bureau voor Arbeidsgeschiktheids-vraagstukken, Westkadijk 10, 3861 MB Nijkerk, tel. 033-4320230, fax 033-4320233, e-mail j.wouters@terzet.nl,
bepaalt dat de griffier een kopie van dit vonnis aan de deskundige zal toezenden,
bepaalt dat Allianz voor 29 juli 2009 (kopieën van) de overige processtukken en - voor zover mogelijk - de andere door de deskundige noodzakelijk geachte stukken aan de deskundige zal doen toekomen,
bepaalt dat Allianz voor 29 juli 2009 als voorschot op de kosten inclusief omzetbelasting van de deskundige € 3.570,00 ter griffie van deze rechtbank dient te deponeren door dit bedrag over te maken op rekening nummer 19.23.25.752 ten name van Arrondissement 533 Arnhem onder vermelding van het rolnummer en de namen van partijen,
bepaalt dat de griffier onmiddellijk na betaling van dit voorschot de deskundige hiervan in kennis zal stellen en dat de deskundige pas dan met het onderzoek behoeft te beginnen,
bepaalt dat de deskundige zich met vragen over het onderzoek kan wenden tot de rechter-commissaris mr. C.M.E. Lagarde,
bepaalt dat de plaats en de tijd waar en wanneer de deskundige tot het onderzoek zal overgaan, zullen worden vastgesteld door de deskundige in overleg met de raadslieden van de partijen,
bepaalt dat de deskundige een schriftelijk en ondertekend bericht zal inleveren ter griffie van deze rechtbank voor 1 november 2009,
bepaalt dat de deskundige tegelijk met dit schriftelijk bericht zijn declaratie ter griffie zal indienen onder vermelding van het zaak- en rolnummer,
bepaalt dat de deskundige bij het onderzoek de partijen in de gelegenheid moet stellen opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat de deskundige in het schriftelijk bericht moet doen blijken of aan dit voorschrift is voldaan, onder vermelding in dat bericht van de eventueel gemaakte opmerkingen en/of gedane verzoeken,
verwijst de zaak naar de rolzitting van 2 december 2009 voor het nemen van een conclusie na deskundigenbericht aan de zijde van Allianz of voor bepaling datum vonnis,
verstaat dat hoger beroep van dit vonnis (behoudens het provisioneel deel ervan) alleen mogelijk is tegelijk met dat van het eindvonnis,
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.B. Boonekamp, mr. A.E.B. ter Heide en mr. C.M.E. Lagarde en in het openbaar uitgesproken op 15 juli 2009.
Coll.: CL