Parketnummer : 05/600575-09
Datum zitting : 11 augustus 2009
Datum uitspraak : 25 augustus 2009
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
naam : [verdachte],
geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats],
adres : [adres],
plaats : [woonplaats],
thans gedetineerd in : PI Arnhem - De Berg, Arnhem Noord, Arnhem.
Raadsman : mr. D.J.P.M. Vermunt, advocaat te Arnhem.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 25 april 2009 te Arnhem (in/nabij een filiaal van
fast-foodketen McDonalds, gevestigd aan de Batavierenweg) tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van
wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een kassa(lade) (met inhoud,
onder meer een geldbedrag van ongeveer 345 euro), in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan McDonalds, in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd
voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met
geweld tegen J.J.M. [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te
bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan
zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken,
hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke
bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij verdachte en/of een of meer
van zijn mededader(s) een op een vuurwapen gelijkend voorwerp (pistool) op die
[slachtoffer] heeft gericht en/of gericht heeft gehouden en/of daarbij/vervolgens
tegen/naar die [slachtoffer] de woorden: "geef me het geld" althans woorden van
soortgelijke strekking heeft geroepen/gezegd;
althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling leidt:
B.J. [medeverdachte] op of omstreeks 25 april 2009 te Arnhem, tezamen en in vereniging
met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening heeft weggenomen een kassa(lade) (met inhoud, onder meer een
geldbedrag van ongeveer 345 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan McDonalds, in elk geval aan een ander of anderen dan aan die
B.J. [medeverdachte] en/of zijn mededader(s) en/of aan verdachte, welke diefstal werd
voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met
geweld tegen J.J.M. [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te
bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan
zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de
vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat die B.J.
[medeverdachte] en/of een of meer van zijn mededader(s) een op een vuurwapen gelijkend
voorwerp (pistool) op die [slachtoffer] heeft gericht en/of gericht heeft gehouden
en/of daarbij tegen/naar die [slachtoffer] de woorden: "geef me het geld" althans
woorden van soortgelijke streking heeft toegeroepen/gezegd, tot en/of bij het
plegen van welk misdrijf verdachte
op of omstreeks 25 april 2009 te Arnhem en/of elders in Nederland opzettelijk
gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk
behulpzaam is geweest door die B.J. [medeverdachte] en/of een of meer van zijn
mededader(s) in zijn, verdachtes, auto naar, althans (zeer) nabij de plaats
van het gepleegde delict (de Batavierenweg) te brengen en/of die B.J. [medeverdachte]
de gelegenheid heeft geboden om zich voorafgaand aan het delict in/bij zijn
auto om te kleden en/of (vervolgens) zijn kleding en/of persoonlijke
bezittingen te hebben bewaard en/of aan die B.J. [medeverdachte] een (bivak)muts te
verstrekken en/of die B.J. [medeverdachte] toe te zeggen om hem na het plegen van het
misdrijf weer op een afgesproken plaats op te pikken.
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is op 11 augustus 2009 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. D.J.P.M. Vermunt, advocaat te Arnhem.
Als benadeelde partij hebben zich schriftelijk in het geding gevoegd:
- J.J.M. [slachtoffer], woonachtig te Nijmegen; en
- J.P. [benadeelde partij] Batavierenweg bv, gevestigd te Giesbeek.
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met als bijzondere voorwaarde op te leggen dat verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die door de Stichting Reclassering Nederland aan hem zullen worden gegeven, en voorts met aftrek van de tijd, die door verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht.
De officier van justitie heeft voorts verzocht dat de vordering van de benadeelde partij J.J.M. [slachtoffer] in zijn geheel wordt toegewezen en heeft gevorderd dat er een schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 34 dagen hechtenis. Voor wat betreft de vordering van de benadeelde partij J.P. [benadeelde partij] Batavierenweg bv heeft de officier van justitie verzocht dat deze tot een bedrag van € 501,- wordt toegewezen en heeft gevorderd dat er een schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 10 dagen hechtenis. Voor het overige heeft de officier van justitie verzocht dat de benadeelde partij J.P. [benadeelde partij] Batavierenweg bv niet-ontvankelijk zal worden verklaard in haar vordering.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de inbeslaggenomen auto verbeurd wordt verklaard.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
1. Enkele weken vóór 25 april 2009 sprak verdachte met Bob [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte]). [medeverdachte] vertelde hem dat hij van plan was binnenkort een overval te zetten. Verdachte heeft toen tegen [medeverdachte] gezegd ‘ik help je wel’.
2. Vrijdagavond 24 april 2009 kwam [medeverdachte] naar verdachte. [medeverdachte] zei tegen verdachte dat hij die avond een overval ging plegen op de McDonalds (McDrive) bij het Gelredome te Arnhem, gevestigd aan de Batavierenweg. Verdachte heeft hem toen gevraagd wat [medeverdachte] van hem verwachtte. [medeverdachte] zei tegen verdachte dat hij hem tussen 24.00 en 01.00 uur met zijn auto moest ophalen, dat hij hem daarna bij de witte villa op de dijk moest afzetten, dat hij daar moest wachten totdat [medeverdachte] de overval gepleegd had, dat [medeverdachte] daarna weer zou instappen en dat ze dan samen zouden wegrijden.
3. Verdachte heeft [medeverdachte] opgehaald. [medeverdachte] had een donkere rugzak bij zich. Onderweg heeft [medeverdachte] zich omgekleed. Verdachte heeft [medeverdachte] een bivakmuts gegeven. Bij de witte villa stapte [medeverdachte] uit de auto van verdachte. [medeverdachte] nam zijn rugzak mee, deed de bivakmuts op en liep in de richting van de McDrive.
4. [medeverdachte] heeft bij de McDrive een – op een vuurwapen gelijkend – neppistool uit zijn rugzak gehaald, is naar het loket gelopen en heeft het raam geopend. [medeverdachte] probeerde de kassa te openen. Daarop kwam een medewerker, J.J.P [slachtoffer], het loket binnen. [medeverdachte] richtte het neppistool op die [slachtoffer] en riep ‘geef me het geld’ of iets dergelijks. [medeverdachte] riep ook dat [slachtoffer] de kassa open moest doen. Nadat [slachtoffer] was gevlucht heeft [medeverdachte] de kassalade losgetrokken en deze meegenomen. In deze lade zat, naar later bleek, ongeveer 345 euro.
5. [medeverdachte] rende naar de plaats waar verdachte hem met zijn auto had afgezet. Verdachte kwam toen aangereden. [medeverdachte] is met de kassalade in de auto gestapt. Toen kwam er een politieauto aan. Verdachte is daarop weggereden om te voorkomen dat de politie hen zou kunnen pakken. In de buurt van Kronenburg zijn verdachte en [medeverdachte] door de politie aangehouden.
Medeplegen of medeplichtigheid?
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van mening dat sprake is van medeplegen van de tenlastegelegde diefstal omdat sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en [medeverdachte] tot het verrichten van de overval op de McDonalds. Gezien de handelingen die verdachte heeft verricht kan er niet gesproken worden van het slechts ondersteunen van het misdrijf.
Standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft betoogd dat zijn cliënt betrokken is geweest bij de overval op de McDonalds bij het Gelredome te Arnhem, maar dat zijn rol dusdanig ondergeschikt is geweest dat slechts kan worden gesproken van medeplichtigheid. Door [medeverdachte] in de buurt van de McDonalds af te zetten en hem daar weer op te halen heeft verdachte de uitvoering van de overval slechts ondersteund, aldus de raadsman.
Beoordeling door de rechtbank
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat sprake is van een bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en [medeverdachte]. Verdachte heeft [medeverdachte] ruim vóór 25 april 2009 toegezegd hem te zullen helpen met het plegen van een overval. Verdachte en [medeverdachte] hebben vervolgens met betrekking tot de uitvoering van de overval op de avond van 24 april 2009 afspraken gemaakt. Daarbij is de wijze waarop de overval zou worden gepleegd en de rolverdeling tussen verdachte en [medeverdachte] besproken. Verdachte heeft [medeverdachte] conform die afspraken bij de witte villa op de dijk afgezet en hem en de buit daar later weer opgepikt. Verdachte heeft [medeverdachte] voor de overval ook naar voetbalveld Eldenia gebracht waar [medeverdachte] zich heeft omgekleed. Voorts heeft verdachte [medeverdachte] van een bivakmuts voorzien. Ten slotte heeft verdachte verklaard dat hij – hoewel daaromtrent tussen beiden nog geen concrete afspraken waren gemaakt – wel verwacht had dat hij ‘iets zou krijgen’ als de overval gelukt was . Naar het oordeel van de rechtbank kan uit al deze feiten en omstandigheden niet anders worden geconcludeerd dan dat verdachte en [medeverdachte] intensief hebben samengewerkt bij het maken van de plannen en bij het uitvoeren van de overval op de McDonalds en dat verdachte op het – samen met [medeverdachte] – verrichten van dit delict ook de opzet heeft gehad.
Diefstal of diefstal met geweld?
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van mening dat verdachte verantwoordelijk dient te worden gehouden voor de diefstal met bedreiging van geweld. In dit verband heeft de officier van justitie - onder verwijzing naar de uitspraak van de Hoge Raad der Nederlanden van 10 april 2007 (LJN: AZ5713) - gesteld dat bij de opzet niet steeds hoeft vast te staan dat verdachte weet heeft van de precieze gedraging van zijn mededader(s). Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte en [medeverdachte] een overval op de McDonalds hadden gepland, dat [medeverdachte] tegen verdachte had gezegd dat hij het geld aldaar zou gaan opeisen, dat ook gebruik gemaakt zou gaan worden van een bivakmuts en dat verdachte wist dat [medeverdachte] een neppistool had. Ondanks het feit dat verdachte niet wist dat [medeverdachte] die avond het neppistool zou gaan gebruiken bij de overval op de McDonalds, had verdachte, gelet op deze feiten en omstandigheden, er wel vanuit moeten gaan dat [medeverdachte] dat zou doen, aldus de officier van justitie.
Standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft betoogd dat zijn cliënt niet op de hoogte was van het feit dat [medeverdachte] de overval zou plegen met een – op een vuurwapen gelijkend – neppistool. De opzet van zijn cliënt is aldus slechts gericht op de diefstal van de kassalade en niet op de diefstal met (bedreiging met) geweld van de kassalade
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat verdachtes opzet gericht is geweest op de diefstal met bedreiging met geweld. Verdachte zou alleen voor de diefstal en niet voor de diefstal met bedreiging van geweld aansprakelijk zijn geweest, indien [medeverdachte] verder was gegaan dan hetgeen waarop verdachte en [medeverdachte] de opzet hadden gehad. Deze situatie zou zich hebben kunnen voordoen indien het bedreigen met geweld (het tonen van het neppistool aan de medewerker van de McDonalds) door [medeverdachte] in strijd was met de afspraken, die [medeverdachte] met verdachte had gemaakt. De rechtbank is van oordeel dat van deze situatie geen sprake was en overweegt daartoe als volgt. Verdachte heeft verklaard dat hij – al voordat onderhavige overval zou worden gepleegd – wist dat [medeverdachte] eerder overvallen had gepleegd . Verder heeft verdachte verklaard dat hij wist dat [medeverdachte] die bewuste nacht van 25 april 2009 (opnieuw) een overval ging zetten, ditmaal op de McDonalds, dat [medeverdachte] dan zou wachten totdat er bij de McDrive geen auto’s meer zouden staan en dat [medeverdachte] dan bij het loket het geld zou gaan opeisen . Uit de omstandigheid dat [medeverdachte] zou wachten totdat er geen auto’s meer zouden zijn volgt dat verdachte wist dat de McDonalds ten tijde van de overval nog open zou zijn, dat er dus nog (een) medewerker(s) aan het werk zou(den) zijn en dat het geld dan ook niet zonder medewerking dan wel medeweten van die medewerker(s) zou kunnen worden gestolen. Voorts ligt in het woord ‘opeisen’ besloten dat [medeverdachte] niet zomaar om het geld zou gaan vragen. Ten slotte wist verdachte dat [medeverdachte] bij dat ‘opeisen’ gebruik zou maken van een bivakmuts, hetgeen in ieder geval de bedreiging met geweld impliceert en eveneens wist verdachte dat [medeverdachte] de beschikking had over een neppistool . Gelet op de deze feiten en omstandigheden heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank de aanmerkelijke kans aanvaard dat [medeverdachte] bij de overval zijn neppistool zou gebruiken.
Conclusie
Gelet op het vorenoverwogene komt de rechtbank tot de conclusie dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij op 25 april 2009 te Arnhem (in/nabij een filiaal van fast-foodketen McDonalds, gevestigd aan de Batavierenweg) tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van
wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een kassa(lade) (met een geldbedrag van
ongeveer 345 euro), toebehorende aan McDonalds, in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader, welke diefstal werd
voorafgegaan van bedreiging met geweld tegen J.J.M. [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die
diefstal gemakkelijk te maken welke bedreiging met geweld hierin bestond dat zijn
mededader een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op die [slachtoffer] heeft gericht en
daarbij tegen die [slachtoffer] de woorden: "geef me het geld" althans woorden van
soortgelijke strekking heeft geroepen;
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
4a. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
diefstal, voorafgegaan van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
4b. De strafbaarheid van het feit
5. De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten.
6. De motivering van de sanctie(s)
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
• de justitiële documentatie betreffende verdachte, gedateerd 11 juli 2009;
• een vroeghulprapport van Reclassering Nederland, regio Arnhem, gedateerd 27 april 2009, betreffende verdachte;
• een adviesrapport van Reclassering Nederland, unit Arnhem, gedateerd 29 mei 2009, betreffende verdachte;
• een voorlichtingsrapport van Reclassering Nederland, unit Arnhem, gedateerd 10 juli 2009, betreffende verdachte.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is bij haar eis, zoals weergegeven onder punt 2 van dit vonnis, gebleven.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft in dit verband betoogd dat zijn cliënt slechts verantwoordelijk gehouden kan worden voor medeplichtigheid aan diefstal, hetgeen een lagere straf rechtvaardigt dan door de officier van justitie is geëist. Voorts verzoekt de raadsman om bij het bepalen van de strafsoort en –maat rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van zijn cliënt, te weten dat hij binnen het gezin/de familie een zorgtaak heeft, dat hij in februari 2010 wenst te starten met een opleiding aan de Hogeschool Arnhem-Nijmegen en dat hij een first offender is. Ten slotte verzoekt de raadsman rekening te houden met de eis van de officier van justitie in de zaak van medeverdachte [medeverdachte], welke eis fors lager is dan door de officier van justitie in onderhavige strafzaak is geëist, terwijl [medeverdachte] voor meerdere overvallen heeft terecht gestaan.
Beoordeling door de rechtbank
Verdachte heeft samen met een ander de McDonalds bij het Gelredome te Arnhem overvallen. Verdachtes mededader heeft op 25 april 2009 omstreeks 01.00 uur, gewapend met een neppistool en voorzien van de bivakmuts van verdachte, een nog jeugdige medewerker van de McDrive bedreigd met geweld. Verdachte heeft zijn mededader naar een plaats gebracht waar hij zich ten behoeve van de overval heeft omgekleed, vervolgens naar een plaats in de buurt van die McDonalds gebracht, vervolgens zijn mededader en de buit aldaar weer opgehaald en tenslotte getracht om zichzelf, zijn mededader en de buit uit handen van de politie te houden door weg te rijden. Bij de overval is buit gemaakt, bestaande uit een kassalade met geld. De rechtbank acht dit een buitengewoon ernstig feit. Gelet op de verklaring van de medewerker van de McDrive, gevoegd bij de vordering tot vergoeding van immateriële schade, kwam het handelen van verdachtes mededader op hem ontzettend dreigend over waardoor hij doodsangsten heeft uitgestaan. Een en ander heeft ertoe geleid dat hij geen werkzaamheden meer aan het kassaloket verricht. Verder veroorzaken feiten als deze gevoelens van angst en onrust in de maatschappij. Daarbij acht de rechtbank van belang dat verdachte het feit niet heeft gepleegd uit financiële nood, maar slechts omdat hij ‘spanning’ zocht.
De rechtbank heeft in de persoon van verdachte en in zijn omstandigheden aanknopingspunten gevonden om tot oplegging van een lagere gevangenisstraf te komen dan is geëist door de officier van justitie. Zo heeft de rechtbank bovenal rekening gehouden met de jonge leeftijd van verdachte en het feit dat hij niet eerder terzake van strafbare feiten is veroordeeld tot straf. Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met de strafeis in de zaak van verdachtes mededader, maar in mindere mate dan de verdediging heeft betoogd, nu verdachtes mededader – anders dan verdachte – volgens het jeugdstrafrecht wordt berecht.
Gelet op het advies van de Reclassering, zoals verwoord in het voorlichtingsrapport van 10 juli 2009, ziet de rechtbank tenslotte - evenals de officier van justitie en de verdediging - aanleiding om - als waarschuwing aan verdachte om zich in de toekomst van het plegen van strafbare feiten te onthouden - een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen en om aan het voorwaardelijk deel de bijzondere voorwaarde te verbinden dat verdachte zich gedurende de proeftijd dient te gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die hem door of namens Reclassering Nederland zullen worden gegeven.
Het bewezenverklaarde is begaan met behulp van het hierna te noemen inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerp. Het voorwerp behoort veroordeelde toe. De rechtbank zal het voorwerp conform de vordering van de officier van justitie verbeurd verklaren. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van veroordeelde.
6a. De beoordeling van de civiele vorderingen, alsmede de gevorderde opleggingen van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij J.J.M. [slachtoffer] heeft overeenkomstig het bepaalde in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vordering, strekkende tot vergoeding van geleden materiële en immateriële schade. Deze bedraagt € 1.710,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade.
Anders dan door de raadsman ter zitting is betoogd, is de rechtbank van oordeel dat de vordering tot vergoeding van de gederfde inkomsten ten bedrage van € 45,55 van eenvoudige aard is en door de benadeelde partij voldoende aannemelijk is gemaakt. De rechtbank zal dit deel van de vordering dan ook in zijn geheel toewijzen. Voorts acht de rechtbank voldoende bewezen dat J.J.M. [slachtoffer] door hetgeen hem is aangedaan immateriële schade heeft geleden en dat hij uit dien hoofde terecht aanspraak maakt op vergoeding van die schade. De rechtbank is van oordeel dat in ieder geval een bedrag van € 750,00 aan schadevergoeding op zijn plaats is, zodat zij dit bedrag zal toewijzen aan het slachtoffer. De vordering is voorzover zij strekt tot vergoeding van een hoger bedrag wegens immateriële schade niet van eenvoudige aard zodat de benadeelde partij in zoverre niet-ontvankelijk is. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De benadeelde partij J.P [benadeelde partij] beheer Batavierenweg bv heeft overeenkomstig het bepaalde in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vordering, strekkende tot vergoeding van geleden materiële schade. Deze bedraagt € 2.002,00.
De rechtbank is evenals de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat de gevorderde materiële schade ten bedrage van € 1.501,00 wegens gestolen contanten niet voor toewijzing vatbaar is nu deze schade ziet op een ander strafbaar feit dan het bewezenverklaarde handelen van verdachte en zijn mededader. Voorts is de rechtbank van oordeel dat de vordering tot vergoeding van kosten wegens herstel van de kassa(lade) ten bedrage van € 246,00 en € 255,00, gelet op het bewezenverklaarde handelen van verdachte en zijn mededader voldoende aannemelijk is en zal zij dit deel van de vordering in zijn geheel toewijzen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal de rechtbank de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 33, 33a, 36f, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 15 (vijftien) maanden.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf drie (3) maanden niet tenuitvoer zullen worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit dan wel navolgende bijzondere voorwaarde niet is nagekomen:
Veroordeelde dient zich gedurende de proeftijd te gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die hem door of namens Reclassering Nederland zullen worden gegeven.
Geeft opdracht aan Reclassering Nederland om aan veroordeelde bij de naleving van voornoemde voorwaarde hulp en steun te verlenen.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht geheel in mindering zal worden gebracht.
Verklaart verbeurd de inbeslaggenomen auto, te weten een Ford Fiesta (grijs), kenteken [nummer].
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij J.J.M. [slachtoffer].
Wijst de vordering van de benadeelde partij ten dele toe.
- Veroordeelt de veroordeelde - met dien verstande dat indien en voor zover zijn mededader betaalt ook veroordeelde daardoor tegenover J.J.M. [slachtoffer] zal zijn gekweten - tegen kwijting aan J.J.M. [slachtoffer], woonachtig aan de [adres], te betalen € 795,45 (zegge: zevenhonderdvijfennegentig euro en vijfenveertig cent), te vermeerden met de wettelijke rente vanaf 25 april 2009.
- Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
- Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk.
Maatregel van schadevergoeding ad € 795,45 subsidiair 15 dagen hechtenis.
- Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer J.J.M. [slachtoffer], woonachtig aan de [adres], te betalen
€ 795,45 (zegge: zevenhonderdvijfennegentig euro en vijfenveertig cent), bij gebreke van volledi¬ge betaling en volledig verhaal van de hoofdsom te vervangen door hechtenis voor de duur van 15 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
- Bepaalt daarbij dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij J.P. [benadeelde partij] Batavierenweg bv.
Wijst de vordering van de benadeelde partij ten dele toe.
- Veroordeelt de veroordeelde - met dien verstande dat indien en voor zover zijn mededader betaalt ook veroordeelde daardoor tegenover J.P. [benadeelde partij] Batavierenweg bv zal zijn gekweten - tegen kwijting aan J.P. [benadeelde partij] Batavierenweg bv, gevestigd aan de [adres], te betalen € 501,00 (zegge: vijfhonderdéén euro).
- Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
- Wijst af de vordering van de benadeelde partij voor het overige.
Maatregel van schadevergoeding ad € 501,00 subsidiair 10 dagen hechtenis.
- Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer J.P. [benadeelde partij] Batavierenweg bv, gevestigd aan de [adres], te betalen € 501,00 (zegge: vijfhonderdéén euro) bij gebreke van volledi¬ge betaling en volledig verhaal van de hoofdsom te vervangen door hechtenis voor de duur van 10 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
- Bepaalt daarbij dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen.
mr. M.M.L.A.T. Doll, voorzitter, mr. J.P.M. Schwillens en mr. J.M.C. Schuurman-Kleijberg,in tegenwoordigheid van mr. S.C.A.M. Janssen, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 25 augustus 2009.