ECLI:NL:RBARN:2009:BJ6228

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
22 juli 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
182915
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheidsincident in civiele procedure met betrekking tot woonplaats en rechtsmacht

In deze zaak, die voor de Rechtbank Arnhem is behandeld, betreft het een onbevoegdheidsincident. De eiseres in de hoofdzaak, aangeduid als [eis.hfdz./verw.inc.], heeft een vordering ingediend tegen de gedaagde in de hoofdzaak, aangeduid als [ged.hfdz./eis.inc.]. De gedaagde heeft verzocht om de rechtbank zich onbevoegd te verklaren, omdat zij stelt dat haar woonplaats in Suriname ligt. De rechtbank heeft de procedure beoordeeld aan de hand van de relevante wetgeving, met name artikel 1:10 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) en artikel 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv).

De rechtbank heeft vastgesteld dat de gedaagde met haar gezin in Suriname woont en daar ook werkt. Dit betekent dat haar woonstede aldaar is, ondanks haar inschrijving in de Gemeentelijke Basisadministratie (GBA) in Nederland. De rechtbank heeft geoordeeld dat de inschrijving in de GBA slechts een aanwijzing kan zijn voor de woonstede, maar niet bepalend is. De eiseres heeft betoogd dat de rechtbank bevoegd is omdat de gedaagde haar inschrijving in de GBA niet heeft gewijzigd, maar de rechtbank heeft deze argumenten verworpen.

Uiteindelijk heeft de rechtbank zich onbevoegd verklaard om van de vordering in de hoofdzaak kennis te nemen, en heeft de eiseres in de proceskosten van het incident veroordeeld. Dit vonnis is uitgesproken op 22 juli 2009 door mr. S.H. Bokx-Boom.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 182915 / HA ZA 09-534
Vonnis in incident van 22 juli 2009
in de zaak van
[eis.hfdz./verw.inc.],
wonende te [woonplaats],
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. J. Dongelmans te Nieuwerkerk aan de IJssel,
tegen
[ged.hfdz./eis.inc.],
wonende te [woonplaats],
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat mr. R. de Lange te Zevenaar.
Partijen zullen hierna [eis.hfdz./verw.inc.] en [ged.hfdz./eis.inc.] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de incidentele conclusie tot onbevoegdverklaring
- de incidentele conclusie van antwoord.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.
2. De beoordeling in het incident
2.1. [ged.hfdz./eis.inc.] vordert dat de rechtbank zich onbevoegd verklaart. [eis.hfdz./verw.inc.] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
2.2. De rechtbank is van oordeel dat de incidentele vordering moet worden toegewezen, omdat de aangevoerde gronden die vordering kunnen dragen. [ged.hfdz./eis.inc.] heeft gesteld dat zij woonplaats heeft in Suriname en dat deze rechtbank op grond van art. 1:10 lid 1 BW in samenhang met art. 2 Rv. niet bevoegd is van de vordering van [eis.hfdz./verw.inc.] kennis te nemen. [ged.hfdz./eis.inc.] heeft gesteld dat zij in Suriname woont met haar gezin en dat zij daar ook werkt. Zij heeft daar nog aan toegevoegd dat zij niet vanuit Suriname vertrekt dan met een bepaald doel en tevens met het plan om, als dat doel is bereikt, terug te keren. Zij stelt verder dat behandeling in Nederland ook op praktische bezwaren zou stuiten, nu zij in Suranime woont.
2.3. [eis.hfdz./verw.inc.] voert aan dat [ged.hfdz./eis.inc.] haar inschrijving in de Gemeentelijke Basisadministratie (GBA) op het adres [adres] niet heeft gewijzigd. [eis.hfdz./verw.inc.] betwist op zichzelf niet dat [ged.hfdz./eis.inc.] feitelijk naar Suriname is verhuisd en daar met haar gezin woont en werkt. Omdat [ged.hfdz./eis.inc.] haar inschrijving in de GBA heeft gehandhaafd, dient dat GBA-adres te gelden als haar woonplaats en is deze rechtbank wel degelijk bevoegd, aldus [eis.hfdz./verw.inc.]. [eis.hfdz./verw.inc.] voert verder aan dat behandeling in Suriname op praktische bezwaren stuit, omdat zij en de andere getuigen in Nederland wonen.
2.4. Art. 2 Rv. bepaalt dat in zaken die met een dagvaarding worden ingeleid, de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft als de gedaagde in Nederland zijn woonplaats of gewone verblijfplaats heeft. Art. 1:10 lid 1 BW bepaalt dat de woonplaats van een natuurlijk persoon zich bevindt te zijner woonstede, en bij gebreke van woonstede, ter plaatse van zijn werkelijk verblijf. Op grond van vaste rechtspraak (o.m. HR 19 januari 1880, W (1880) 4475) is de woonstede de plek waar iemand werkelijk woont met zijn gezin, waar hij de zetel heeft van zijn fortuin, zijn zaken behartigt, zijn goederen en eigendommen beheert, kortom, de plaats waar iemand niet vandaan gaat dan met een bepaald doel en tevens met het plan om, als dat doel is bereikt, terug te keren.
2.5. Tussen partijen staat, als onvoldoende weersproken, vast dat [ged.hfdz./eis.inc.] met haar gezin woont en werkt in Suriname. Dat brengt met zich dat zij haar woonstede aldaar heeft. De inschrijving van [ged.hfdz./eis.inc.] in de GBA doet daar niet aan af, nu die inschrijving slechts in het geval van onduidelijkheid een aanwijzing kan vormen voor de vraag waar iemand zijn woonstede heeft, als bedoeld in art. 1:10 lid 1 BW. De door [eis.hfdz./verw.inc.] aangevoerde praktische bezwaren tegen behandeling van de zaak in Suriname kunnen niet tot een bevoegdheid van deze rechtbank leiden.
2.6. Het voorgaande leidt ertoe dat de incidentele vordering van [ged.hfdz./eis.inc.] wordt toegewezen en dat de rechtbank zich onbevoegd zal verklaren. [eis.hfdz./verw.inc.] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van het incident worden veroordeeld.
3. De beslissing
De rechtbank
in het incident
3.1. verklaart zich onbevoegd van de vordering in de hoofdzaak kennis te nemen,
3.2. veroordeelt [eis.hfdz./verw.inc.] in de kosten van het incident, aan de zijde van [ged.hfdz./eis.inc.] tot op heden begroot op EUR 697,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.H. Bokx-Boom en in het openbaar uitgesproken op 22 juli 2009.