ECLI:NL:RBARN:2009:BJ6514

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
12 augustus 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
165862
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • D. van Driel van Wageningen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verontreiniging van grondwater door bedrijfsvoering Daalderop B.V. en aansprakelijkheid voor schadevergoeding

In deze zaak vorderden NS Vastgoed B.V. en NS Railinfratrust B.V. een verklaring voor recht en schadevergoeding van Daalderop B.V. wegens grondwaterverontreiniging op hun percelen, die zij toeschrijven aan de bedrijfsvoering van Daalderop. De rechtbank Arnhem oordeelde dat de bedrijfsvoering van Daalderop de oorzaak is van de verontreiniging en dat NS Vastgoed en Railinfratrust recht hebben op schadevergoeding. De rechtbank stelde vast dat de verontreiniging met gechloreerde koolwaterstoffen (VOCl) in het grondwater van de percelen van NS Vastgoed en Railinfratrust moet worden teruggebracht tot binnen de streefwaardencontour. De rechtbank oordeelde dat de omvang van de schade nog niet kon worden vastgesteld en dat deze in een schadestaatprocedure moet worden bepaald. Daalderop en de gemeente Tiel, die als tussengekomen partij optrad, werden veroordeeld in de kosten van de procedure. De uitspraak werd gedaan op 12 augustus 2009, na een eerdere procedure en een comparitie van partijen. De rechtbank concludeerde dat er voldoende bewijs was voor de verontreiniging en dat het verweer van Daalderop en de gemeente niet kon worden aanvaard. De rechtbank benadrukte dat de verontreiniging een direct gevolg was van de activiteiten van Daalderop en dat de vorderingen van NS Vastgoed en Railinfratrust gegrond waren.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 165862 / HA ZA 08-160
Vonnis van 12 augustus 2009
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
NS VASTGOED B.V.,
gevestigd te Utrecht,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
NS RAILINFRATRUST B.V.,
gevestigd te Utrecht,
eiseressen,
advocaat mr. G.C.W. van der Feltz te Den Haag,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DAALDEROP B.V.,
gevestigd te Tiel,
gedaagde,
advocaat mr. N.L.J.M. Rijssenbeek te Arnhem,
en
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE TIEL,
zetelend te Tiel,
tussengekomen partij,
advocaat mr. N.L.J.M. Rijssenbeek te Arnhem.
Het verloop van de procedure
Voor het eerdere verloop van de procedure wordt verwezen naar het vonnis van 23 juli 2008. De daarop gehouden comparitie van partijen, waarvan het proces-verbaal zich bij de stukken bevindt, heeft niet tot overeenstemming geleid. Bij brief 3 februari 2009 heeft de advocaat van de gemeente de tijdens de comparitie toegezegde stukken toegezonden. Vervolgens hebben NS Vastgoed en Railinfratrust een conclusie van repliek genomen, waarna zowel de gemeente als Daalderop hebben gedupliceerd. Daarna is vonnis bepaald.
De vaststaande feiten
1.1. Railinfratrust is eigenaresse van het perceel in de gemeente Tiel, kadastraal bekend gemeente Tiel, sectie L, nummer 1320. Dit perceel maakt deel uit van de spoorlijn
Tiel - Nijmegen. NS Vastgoed heeft in eigendom de kadastrale percelen, gemeente Tiel, sectie L, nummers 1319 en 1321. Het eerste perceel is een strook grond tussen de spoorbaan en de Eerste en Tweede Parallelweg aan de zuidoostzijde van het spoor. Twee delen van de strook zijn in gebruik als volkstuintjes. Het resterende gedeelte betreft grasland en een verhard parkeerterrein. Het kadastrale perceel L 1321 is een smal strookje langs de noordwestzijde van de spoorlijn.
1.2 Naar aanleiding van bij eerder onderzoek aangetoonde bodemverontreiniging op het bedrijfsterrein van Daalderop aan de Binnenhoek te Tiel heeft De Ruiter Milieutechnologie B.V. een nader bodemonderzoek uitgevoerd. Het daarvan opgemaakte rapport is gedateerd 2 oktober 1998. Met betrekking tot de aanwezigheid van gechloreerde koolwaterstoffen (VOCl) in het grondwater is onder meer het volgende geconcludeerd:
Vanuit verschillende bronlocaties op de locatie is het grondwater in de deklaag en het eerste watervoerend pakket licht tot sterk verontreinigd met verschillende VOCl-componenten. Gezien het isohypsenpatroon van het grondwater is het aannemelijk te veronderstellen dat de verontreiniging zich in noordwestelijke tot noordelijke richting (heeft) verplaatst via het eerste watervoerend pakket. De verspreidingsrichting van de VOCl-verontreiniging in het (diepe) grondwater is noordwest, met als ‘as’ de lijn S202, S203, S302. De verspreidingsrichting wordt vermoedelijk bepaald door de variatie van de stromingsrichting van het grondwater in het eerste watervoerend pakket onder invloed van de waterstand in de Waal.
De grondwaterverontreiniging met VOCl is afgeperkt.
De VOCl-verontreiniging in het grondwater wordt verticaal begrensd door de Formatie van Kedichem (slecht doorlatende laag tussen 1e en 2e wvp).
Er is geen zinklaag met puur product VOCl in het grondwater aangetoond.
Tot en met de aangetoonde VOCl-verontreiniging in het grondwater van peilbuis 302 kan op basis van de aangetoonde VOCl-componenten een direct verband worden gelegd met de locatie.
Gezien het verloop van de aangetoonde gehalten in de diepte en de aangetoonde VOCl-componenten, is vermoedelijk sprake van een tweede, onbekende, verontreinigingsbron anders dan het voormalige Daalderop-terrein. (…)
1.3 Bij beschikking van 12 juli 1999 hebben Gedeputeerde Staten van Gelderland vastgesteld dat aan de Binnenhoek te Tiel sprake is van een urgent geval van ernstige bodemverontreiniging. In de beschikking valt als reactie van de provincie onder meer te lezen:
De locatie Binnenweg waarvan De Ruiter melding maakt achten wij niet aannemelijk als verklaring van een tweede bron die volgens het nader onderzoek op grond van het verontreinigingsbeeld zou moeten liggen tussen de peilbuizen S301 en S302. Het terrein is gelegen tussen de Binnenweg en de Bakkerstraat ten westen van het Binnenhoekterrein. Dit is veel zuidelijker dan de veronderstelde ligging van een tweede bron. Ook de gehalten aangetroffen in de diverse filters van de stroomafwaarts gelegen peilbuis S303 sluiten onzes inziens deze locatie als in het nader onderzoek genoemde tweede bron uit.
Ten aanzien van de verspreidingsrisico’s wordt opgemerkt dat de mate van verspreiding is gebaseerd op de door de melder, zijnde De Ruiter zelf, aangegeven gegevens in het nader onderzoek. Bij de verspreiding dienen alle relevante stoffen te worden meegenomen. In die zin is er geen onderscheid in bronstoffen (zoals per en tri) en afbraakproducten (die overigens eveneens tot de verzamelnaam VOCl behoren) zoals cis- en trans 1,2-dichlooretheen en vinylchloride. (….)
Op grond van de beschikbare gegevens wordt niet aannemelijk geacht dat sprake is van een tweede bron binnen de verontreinigingspluim van het Binnenhoek-terrein. (…..)
1.4 Bij besluit van 12 september 2002 hebben Gedeputeerde Staten ingestemd met het door de ontwikkelaar Proper Stok Woningen B.V. ingediende saneringsplan van Witteveen + Bos gedateerd 22 maart 2002.
1.5 In het saneringsplan is voorzien dat op het moment dat gestart wordt met de grondwerkzaamheden ook wordt begonnen met de “monitoring” van het grondwater in het eerste watervoerend pakket in verband met de ter plaatse vastgestelde
VOCl-verontreiniging. Het verspreidingsgebied van deze verontreiniging wordt aangeduid als de VOCl-pluim.
1.6 In opdracht van de Stichting Bodemsanering NS heeft BK Ingenieurs Velserbroek B.V. (BK) een bodemonderzoek uitgevoerd op het perceel L 1319. De resultaten daarvan zijn neergelegd in haar rapport Volkstuinen te Tiel, Verkennend bodemonderzoek van 13 oktober 2004.
1.7 BK concludeert:
Het grondwater ter plaatse van peilbuis 3 is sterk verontreinigd met de cis 1,2-dichlooretheen en licht verontreinigd met tetrachlooretheen, 1,1,1-trichloorethaan, 1,1,2-trichloorethaan en trichlooretheen. Het grondwater ter plaatse van peilbuis 1 is licht verontreinigd met cis 1,2-dichlooretheen. Het grondwater ter plaatse van de peilbuizen 2 en 4 is niet verontreinigd. De verontreiniging met vluchtige gechloreerde koolwaterstoffen betreft zeer waarschijnlijk de verontreiniging van Daalderop Ketels die al in de omgeving van de onderzoekslocatie is aangetoond.
1.8 Witteveen + Bos heeft op 28 december 2006 haar rapportage grondwatermonitoring pluim Binnenhoek te Tiel uitgebracht. Zij concludeert dat sprake is van een sterke afneming van de verontreiniging met gechloreerde koolwaterstoffen in het grondwater sinds het onderzoek van De Ruiter (in 1998) en ook dat natuurlijke afbraak optreedt, waarvan het biologisch proces dat daarvoor zorgt niet duidelijk is. Het verder monitoren van het grondwater wordt de beste optie genoemd.
Thans is het resultaat van de monitoring in 2008 nog niet bekend.
1.9 Namens NS Vastgoed en Railinfratrust heeft de Stichting Bodemsanering NS Daalderop bij brieven van 7 januari 2005 respectievelijk 4 april 2007 aansprakelijk gesteld voor een bodemverontreiniging op hun percelen. Daalderop heeft haar aansprakelijkheid niet erkend.
1.10 De gemeente heeft op 11 oktober 2001 van Daalderop gekocht de percelen die plaatselijk bekend zijn als “Binnenhoek Tiel”, het terrein waarop Daalderop haar onderneming heeft gedreven. In het kader van de koopovereenkomst is een vrijwaringsbepaling ten laste van de gemeente en ten gunste van Daalderop opgenomen.
Het geschil
2. NS Vastgoed en Railinfratrust vorderen een verklaring voor recht dat zij er tegenover Daalderop recht op hebben dat Daalderop er zorg voor draagt dat de verontreiniging met dichlooretheen c.a. van hun percelen geheel wordt verwijderd, althans wordt teruggebracht tot een niveau waarop een verontreiniging redelijkerwijs niet langer als schade of kostenpost kan worden beschouwd. Daarnaast vorderen NS Vastgoed en Railinfratrust de veroordeling van Daalderop tot vergoeding van de door hen dientengevolge geleden en nog te lijden schade, op te maken bij staat, alles met de veroordeling van Daalderop in de kosten van het geding.
NS Vastgoed en Railinfratrust baseren hun vorderingen op de vaststaande feiten. Zij stellen dat de bedrijfsvoering van Daalderop de oorzaak van de verontreiniging van hun percelen is. Zij wijzen in dit verband op de conclusie van BK in haar rapportage dat het grondwater ter plaatse van peilbuis 3 sterk verontreinigd is met cis 1,2-dichlooretheen en licht verontreinigd met tetrachlooretheen, 1,1,1-trichloorethaan en trichlooretheen. Al deze stoffen zijn afbraakproducten van ontvettingsmiddelen zoals deze bij de productie door Daalderop zijn gebruikt. Bij alle denkbare grondwerkzaamheden leidt een dergelijke verontreiniging tot aanzienlijke extra kosten (oppompen en zuiveren van grondwater) en vertraging (vergunningen, voorbereiding grondwatersanering). Ook moet gevreesd worden voor een vermindering van de marktwaarde van de gronden. Zij maken er daarom aanspraak op dat het geval van verontreiniging (binnen de streefwaardecontour) wordt weggenomen.
Daalderop en de gemeente als tussengekomen partij, voeren gemotiveerd verweer.
De beoordeling van het geschil
3. Het eerste verweer van Daalderop en de gemeente luidt dat de gevorderde schadevergoeding zo onbepaald is dat deze niet voor toewijzing vatbaar is.
In een geval van verontreiniging is een waardevermindering van de grond niet onaannemelijk. Een redelijk handelend koper zal minder over hebben voor verontreinigde grond dan wanneer de verontreiniging ontbreekt. Terecht wijzen NS Vastgoed en Railinfratrust er op dat alle werkzaamheden op de betrokken percelen, waarbij grondwater moet worden opgepompt of geloosd of de grond moet worden “geroerd” in een geval van verontreiniging tot extra kosten zullen leiden. Dat dergelijke schade zal intreden is geenszins denkbeeldig. Dat de gemeente plannen voor het stationsgebied heeft ontwikkeld maakt dat niet anders. NS Vastgoed en Railinfratrust hebben een rechtens te respecteren belang de aansprakelijkheid van Daalderop voor zodanige (toekomstige) schade te laten vaststellen. In dat licht is een vordering tot schadevergoeding nader op te maken bij staat voldoende bepaald.
4. Daalderop en de gemeente werpen vervolgens op dat het oorzakelijk verband tussen de gestelde verontreiniging en de voormalige bedrijfsvoering van Daalderop en de daaruit volgende schade ontbreekt. Noch de gestelde verontreiniging noch de daaruit volgende schade staat volgens hen vast.
Niet in geschil is dat op het voormalige terrein van Daalderop een ernstig geval van verontreiniging is vastgesteld. Uit de rapportage van De Ruiter blijkt dat de verontreiniging van het grondwater met VOCl, de VOCl-pluim, zich globaal verplaatst naar het noordwesten. Voor een beter inzicht wordt een tekening van deze pluim (Witteveen + Bos d.d. 20 maart 2002) aan dit vonnis gehecht. De Ruiter heeft tot aan de spoorbaan (peilbuis S302) dezelfde VOCl-componenten aangetroffen als op het terrein van Daalderop. De als bijlage 9.5 bij haar rapport gevoegde kaart met de verontreinigingscontouren van het diepe grondwater op basis van cis 1,2-dichlooretheen sluit op haar bevindingen aan. De ernstigste verontreiniging binnen de VOCl-pluim is aangewezen op een as die de spoorbaan min of meer dwars kruist op korte afstand van peilbuis S302, net buiten perceel L 1319. Op geringe afstand daarvan bevindt zich peilbuis 3 in het onderzoek van BK, die de situatie in 2004 heeft opgenomen. De resultaten van de beide onderzoeken stemmen zodanig overeen dat daardoor wordt bevestigd dat de VOCl-verontreiniging in de percelen van NS Vastgoed en Railinfratrust deel uitmaakt van de VOCl-pluim die is ontstaan door de verontreiniging in het bedrijfsterrein van Daalderop. Dat er zoals is opgeworpen nog een tweede bron van verontreiniging zou kunnen worden aangewezen is onvoldoende komen vast te staan. De door De Ruiter daarover gemaakte opmerkingen zijn door GS van Gelderland verworpen. Feiten en omstandigheden die zouden kunnen leiden tot een ander oordeel zijn niet gesteld en evenmin gebleken. Van enige tegenstrijdigheid in de onderzoeken is anders dan Daalderop en de gemeente aanvoeren geen sprake. In het licht van de vastgestelde verspreidingsrichting van de verontreiniging is het gerechtvaardigd aan te nemen dat de percelen L 1320 en 1321 in vergelijkbare mate zijn verontreinigd geraakt als perceel L 1319.
Het verweer dat een oorzakelijk verband ontbreekt tussen de bedrijfsvoering van Daalderop en de verontreiniging van de percelen van NS Vastgoed respectievelijk Railinfratrust wordt op grond van het voorgaande verworpen.
5. De conclusie is dat NS Vastgoed en Railinfratrust er tegenover Daalderop recht op hebben dat zij er zorg voor draagt dat de verontreiniging van het grondwater van hun respectieve percelen met gechloreerde koolwaterstoffen wordt teruggebracht tot binnen de streefwaardencontour. Hierbij wordt aangetekend dat de verlangde reductie zich wellicht zonder ingrijpen van buitenaf zal kunnen verwezenlijken. Daarover zullen de partijen zich met elkaar dienen te verstaan. Ook spreken NS Vastgoed en Railinfratrust Daalderop terecht aan voor de schadelijke gevolgen van de verontreiniging, waarvan voldoende aannemelijk is dat deze kunnen intreden. Omdat de omvang van de schade thans (nog) niet kan worden bepaald dient deze te worden vastgesteld in een eventuele schadestaatprocedure.
6. Als de in het ongelijk gestelde partij zullen Daalderop en de gemeente de kosten van de procedure moeten dragen. De kosten van het incident tot tussenkomst komen voor rekening van de gemeente als tussengekomen partij.
De beslissing
De rechtbank,
in de hoofdzaak
verklaart voor recht dat NS Vastgoed en Railinfratrust er tegenover Daalderop recht op hebben dat Daalderop er zorg voor draagt dat de verontreiniging met VOCl-componenten in het grondwater van de percelen van NS Vastgoed respectievelijk Railinfratrust zodanig wordt verwijderd dat de verontreiniging redelijkerwijze niet langer als schade of kostenpost kan worden beschouwd,
veroordeelt Daalderop tot vergoeding van de door NS Vastgoed en Railinfratrust door de verontreiniging geleden en nog te lijden schade, nader op te maken bij staat,
veroordeelt Daalderop en de gemeente in de kosten van de procedure, tot op heden aan de zijde van NS Vastgoed en Railinfratrust bepaald op € 1.678,80, waarvan € 322,80 wegens verschotten en € 1.356,-- wegens salaris,
in het incident tot tussenkomst
veroordeelt de gemeente in de kosten van het incident, tot op heden aan de zijde van NS Vastgoed en Railinfratrust bepaald op € 452,-- wegens salaris,
in de hoofdzaak en het incident
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. D. van Driel van Wageningen en in het openbaar uitgesproken op 12 augustus 2009.
Coll.:
WA