2.1. Verzoeker heeft kort voordat de inhoudelijke behandeling van de bestuursrechtelijke zaak ter zitting zou plaatsvinden schriftelijk een verzoek tot wraking van [rechter] ingediend.
Aan dit verzoek heeft verzoeker meerdere stellingen ten grondslag gelegd. Allereerst heeft hij aangevoerd dat de uitnodiging voor de zitting hem niet heeft bereikt, terwijl de rechter er op toe dient te zien dat dit wel gebeurt. Nadat verzoeker alsnog een uitnodiging had ontvangen voor de zitting heeft hij een verzoek tot uitstel ingediend, omdat hij een medische behandeling moest ondergaan, welk verzoek door de rechtbank is afgewezen, omdat verzoeker daarmee te laat zou zijn geweest. Verzoeker stelt evenwel dat hij niet eerder een verzoek had kunnen doen tot aanhouding en dat [rechter] dit verzoek tot uitstel had dienen te honoreren. Dit geldt temeer nu de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State de behandeling van een andere zaak, waarbij verzoeker partij was, die gepland was op diezelfde dag wel heeft aangehouden. De weigering tot het verlenen van uitstel moet volgens verzoeker worden aangemerkt als rechtsweigering.
De omstandigheid dat de uitnodiging alleen per aangetekende post en niet ook per normale post is verstuurd, komt neer op een ernstig plichtsverzuim van [rechter]. Daarnaast heeft [rechter] nagelaten om na het retour ontvangen van de uitnodiging verzoeker alsnog op de hoogte te stellen van de zitting.
Volgens verzoeker wordt hij gediscrimineerd, omdat hij geen gelijke behandeling krijgt zoals iedere rechtzoekende burger en heeft hij wederrechtelijk een telefoonverbod opgelegd gekregen. Daarnaast heeft [rechter] wederrechtelijk een interne instructie gekregen om niet met verzoeker te spreken per telefoon. Dit alles is in strijd met het gelijkheidsbeginsel, althans het verbod van willekeur, waardoor de schijn van partijdigheid wordt gewekt en de procesregels niet worden nageleefd.
Verzoeker stelt zich voorts op het standpunt dat de procureur generaal bij de Hoge Raad mr. J.W. Fokkens een nieuwe onafhankelijke wrakingskamer dient aan te stellen met rechters van een andere rechtbank dan de rechtbank Arnhem, die kunnen oordelen over het eerdere wrakingsverzoek alsook over het onderhavige wrakingsverzoek. De beslissing van de eerdere wrakingskamer dient te worden vernietigd, omdat deze beslissing niet door een onafhankelijke wrakingskamer is genomen. De betreffende wrakingskamer heeft namelijk nagelaten te toetsen of de gewraakte rechter de procesregels heeft nageleefd. Bij een oproep voor een zitting dient de naam van de behandelend rechter op de uitnodiging te worden vermeld, hetgeen toen niet is gebeurd. Dit is niet nagegaan door de wrakingskamer, terwijl verzoeker wel is beschuldigd van het misbruik maken van het recht om een wrakingsverzoek in te dienen.
Tot slot hebben de rechters van de rechtbank Arnhem bewust nagelaten om het volgens verzoeker inmiddels illegaal vastgestelde handhavingsbeleid “Wonen in het Bos” ten aanzien van het perceel van verzoeker te toetsen op de rechtmatigheid.
Dit alles maakt dat [rechter] volgens verzoeker niet onafhankelijk en onpartijdig is, althans de schijn van partijdigheid en/of vooringenomenheid heeft gewekt, en dat het wrakingsverzoek dient te worden toegewezen.