ECLI:NL:RBARN:2009:BJ9022

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
5 augustus 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
619916 HA VERZ 09-1156
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst na ontslagvergunning UWV

In deze zaak verzoekt de verzoekende partij, een werkneemster, om ontbinding van haar arbeidsovereenkomst met de besloten vennootschap M.B. Holding B.V. (hierna: MB) na het verkrijgen van een ontslagvergunning door het UWV Werkbedrijf. De werkneemster is sinds 19 juni 2000 in dienst bij de rechtsvoorgangster van MB en heeft een bruto maandsalaris van € 1.339,95 exclusief vakantiebijslag. MB heeft de arbeidsovereenkomst opgezegd per 9 augustus 2009, maar heeft later aangegeven dat er een fout was gemaakt in de berekening van de opzegtermijn, waardoor de arbeidsovereenkomst per 12 juli 2009 zou eindigen. De werkneemster stelt dat er sprake is van een verandering in de omstandigheden, omdat MB met de ontslagvergunning heeft opgezegd en zij geen ontslagvergoeding heeft ontvangen.

De kantonrechter oordeelt dat het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst geen deugdelijke grondslag heeft en wijst het verzoek af. De kantonrechter stelt vast dat de arbeidsovereenkomst nog bestaat, omdat de opzegging door MB niet rechtsgeldig was. De kantonrechter concludeert dat de werkneemster ontvankelijk is in haar verzoek, maar dat de omstandigheden niet zodanig zijn dat ontbinding gerechtvaardigd is. De enkele omstandigheid dat de werkneemster geen vergoeding heeft ontvangen, wordt niet gekwalificeerd als een verandering in de omstandigheden die ontbinding rechtvaardigt. De kantonrechter wijst het verzoek af en veroordeelt de werkneemster in de proceskosten, die aan de zijde van MB zijn begroot op € 450,-- aan salaris voor de gemachtigde.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ARNHEM
Sector kanton
Locatie Wageningen
zaakgegevens 619916 \ HA VERZ 09-1156 \ PW 169 IK
uitspraak van 5 augustus 2009
beschikking
in de zaak van
[verzoekende partij]
wonende te [woonplaats]
verzoekende partij
gemachtigde mr. W.F.J. Wegman, advocaat
tegen
de besloten vennootschap M.B. Holding B.V.
gevestigd te Ede
gemachtigde mr. J. Goemans
verwerende partij
Partijen worden hierna [verzoekende partij] en MB genoemd.
De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift
- het verweerschrift
- de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling.
De feiten
De kantonrechter gaat uit van de volgende vaststaande feiten.
[verzoekende partij] (geboren op [dag en maand] 1963) is op 19 juni 2000 bij de rechtsvoorgangster van MB in dienst getreden, laatstelijk werkzaam in de functie van algemeen/ secretarieel medewerker. Haar bruto maandsalaris bedraagt € 1.339,95 exclusief vakantiebijslag.
MB heeft bij brief van 5 maart 2009 bij het UWV Werkbedrijf een ontslagaanvraag ingediend voor [verzoekende partij] wegens bedrijfseconomische redenen. De aanvraag is bij brief van 18 maart 2009 nader aangevuld. [verzoekende partij] heeft bij brief van 2 april 2009 verweer gevoerd. Er heeft vervolgens een tweede ronde plaatsgehad, waarop [verzoekende partij] niet meer heeft gereageerd. Bij beslissing van 20 mei 2009 heeft het UWV Werkbedrijf de ontslagvergunning verleend. De daarin vervatte conclusie luidt als volgt:
“(…)
Op basis van de mij ter beschikking staande gegevens concludeer ik dat werkgever zijn motieven en de daaruit voortvloeiende ontslagnoodzaak voldoende aannemelijk heeft gemaakt en er voldoende grond bestaat de arbeidsverhouding met werknemer op te zeggen, zodat ik mijn toestemming kan verlenen voor opzegging van de onderhavige arbeidsverhouding.
(…)
De verleende toestemming is acht weken geldig. Dit betekent dat de arbeidsovereenkomst tot uiterlijk 15 juli 2009 kan worden opgezegd met inachtneming van de geldende opzegtermijn.
(…)”
MB heeft bij brief van 27 mei 2009 de arbeidsovereenkomst tegen 9 augustus 2009 opgezegd. Bij brief van 8 juli 2009 heeft MB vervolgens aan [verzoekende partij] medegedeeld dat zij een fout heeft gemaakt in de berekening van de opzegtermijn, dat zij ten onrechte op de voet van artikel 7:672 lid 4 BW geen gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid een korting toe te passen en dat de arbeidsovereenkomst met inachtneming van de korting van één maand eindigt per 12 juli 2009.
Het verzoek en het verweer
[verzoekende partij] verzoekt de kantonrechter de arbeidsovereenkomst met MB te ontbinden wegens gewichtige redenen, bestaande in zodanige veranderingen in de omstandigheden dat van haar niet gevergd kan worden deze te laten voortduren. De arbeidsovereenkomst dient dan ook onmiddellijk, althans op korte termijn, althans uiterlijk op 8 augustus 2009 te eindigen, dit gelet op het verstrijken van de opzegtermijn per 9 augustus 2009. De onderbouwing daarvan is als volgt.
Er is geen adequate voorziening voor [verzoekende partij] getroffen. Het risico van een beëindiging op bedrijfseconomische grondslag ligt volledig in de risicosfeer van een werkgever. Een ontslagvergoeding is dan ook op zijn plaats. [verzoekende partij] wordt door de beëindiging van het dienstverband ernstig en onevenredig zwaar benadeeld. Gelet op haar kwetsbare, arbeidsrechtelijke leeftijd (46 jaar), haar specialistische kennis en werkervaring, het ontbreken van actuele vakdiploma’s bij een zeer selectieve en neergaande arbeidsmarkt met hoge opleidings- en functie-eisen dient [verzoekende partij] bij beëindiging van het dienstverband rekening te houden met een ongewisse periode van werkloosheid dan wel met een aanzienlijk lager betaalde functie. Derhalve is [verzoekende partij] erbij gebaat om op korte termijn zekerheid te verkrijgen omtrent haar financiële mogelijkheden voor de toekomst.
Het is dan ook redelijk om bij toepassing van de kantonrechtersformule de correctiefactor op 1,5 te bepalen.
MB voert verweer.
Primair is [verzoekende partij] niet ontvankelijk in haar verzoek. De arbeidsovereenkomst is al per 12 juli 2009 beëindigd.
Subsidiair is er geen sprake van een verandering in de omstandigheden die een ontbinding rechtvaardigt. Ook is er geen sprake van kennelijke onredelijkheid. Een onderbouwing daarvoor ontbreekt. Er is geen aanleiding [verzoekende partij] een vergoeding toe te kennen, laat staan een vergoeding gebaseerd op correctiefactor 1,5. [verzoekende partij] verwijst slechts in algemene termen naar een slechte arbeidsmarktpositie maar kan daarmee niet volstaan. Het ontbreekt MB, meer specifiek de vennootschap waarvoor [verzoekende partij] feitelijk werkzaam was en welke vennootschap de loonkosten van [verzoekende partij] moet dragen, aan financiële middelen.
Meer subsidiair, voor zover er al sprake zou moeten zijn van een vergoeding, kan slechts sprake zijn van een vergoeding zoals MB deze eerder aan [verzoekende partij] heeft aangeboden en die zij niet heeft geaccepteerd.
De beoordeling
MB heeft de arbeidsovereenkomst bij brief van 27 mei 2009 opgezegd tegen 9 augustus 2009. Het betreft een eenzijdige rechtshandeling die niet zonder toestemming kan worden gewijzigd. MB kan naderhand wel beweren dat zij een fout heeft gemaakt, maar dat was voor [verzoekende partij] niet kenbaar en hoefde ook niet kenbaar te zijn. Het staat een werkgever immers vrij een langere opzegtermijn in acht te nemen dan strikt wettelijk is voorgeschreven, zolang de gebruikmaking van de toestemming maar geschiedt binnen de door het UWV Werkbedrijf bepaalde termijn. De brief van 8 juli 2009 van MB aan [verzoekende partij] mist dan ook het door MB beoogde effect. De arbeidsovereenkomst is niet per 12 juli 2009 geëindigd. Dat betekent dat de arbeidsovereenkomst nog bestaat en dat [verzoekende partij] dan ook ontvankelijk is in haar verzoek.
Er is in de optiek van [verzoekende partij] sprake van een verandering in de omstandigheden, omdat MB met de ontslagvergunning in de hand heeft opgezegd en [verzoekende partij] geen vergoeding heeft ontvangen.
Dat er een ontslagvergunning is verleend, waarvan gebruik is gemaakt, verwijst naar de procedure die bij het UWV Werkbedrijf is gevoerd. Niet valt in te zien, zonder nadere toelichting, die ontbreekt, dat de keuze van MB voor die marsroute om een beëindiging van het dienstverband te bewerkstelligen een verandering in de omstandigheden oplevert die ontbinding van de arbeidsovereenkomst per een eerdere datum, en wel vlak voordat de opzegging van het dienstverband per 9 augustus 2009 is geëffectueerd, zou rechtvaardigen.
Het enkele feit dat [verzoekende partij] geen vergoeding heeft ontvangen, kan verder ook niet gekwalificeerd worden als een verandering in de omstandigheden. Dat er geen vergoeding is toegekend is een element, dat gewogen kan worden in het kader van een kennelijk onredelijk ontslagprocedure. Dat [verzoekende partij] geen vergoeding heeft ontvangen, is niet redengevend voor de verbreking van het dienstverband.
Een en ander leidt tot de slotsom dat het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst een deugdelijke grondslag ontbeert en daarom moet worden afgewezen.
[verzoekende partij] wordt in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten dragen.
De beslissing
De kantonrechter
wijst het verzoek af;
veroordeelt [verzoekende partij] in de proceskosten, aan de zijde van MB begroot op € 450,-- aan salaris voor de gemachtigde.
Deze beschikking is gegeven door de kantonrechter mr. P.J. Wiegman en in het openbaar uitgesproken op 5 augustus 2009.