ECLI:NL:RBARN:2009:BK0411

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
14 september 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
189271
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot uithuisplaatsing van minderjarige in gesloten jeugdzorg

In deze zaak heeft de kinderrechter op 14 september 2009 uitspraak gedaan in een verzoekschrift van de Raad voor de Kinderbescherming tot verlening van een machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg. De moeder van de minderjarige, die het ouderlijk gezag uitoefent, heeft zich verzet tegen dit verzoek. Zij is van mening dat een uithuisplaatsing niet zal bijdragen aan de oplossing van de problemen van de minderjarige en is bereid om hulpverlening vanuit de thuissituatie te accepteren.

De minderjarige, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. A. Kiliç-Sahin, heeft eveneens verweer gevoerd. Hij ziet geen heil in deelname aan het MTFC-traject, dat door de Raad wordt voorgesteld. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren en heeft op basis van de verkregen inlichtingen geoordeeld dat de minderjarige niet gemotiveerd is voor het MTFC-traject. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige en zijn moeder niet gemotiveerd zijn om deel te nemen aan het traject, wat essentieel is voor een succesvolle behandeling.

De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de uithuisplaatsing in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg thans afgewezen dient te worden. De minderjarige heeft al een periode van voorlopige hechtenis ondergaan en het is van belang dat hij en zijn moeder de kans krijgen om te laten zien dat zij hebben geleerd van deze ervaring. De kinderrechter heeft benadrukt dat indien de minderjarige opnieuw in de problemen komt, de vraag naar de meest geschikte behandelvorm opnieuw aan de orde kan komen. De beschikking is gegeven door mr. G.W. Brands-Bottema, kinderrechter, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM
Sector Familie en Jeugd
Zaakgegevens: [nummer]
Datum uitspraak:
beschikking van de kinderrechter van 14 september 2009
in de zaak van
het op 21 augustus 2009 ingediende verzoekschrift van de RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING, mede kantoorhoudende te Arnhem, tot verlening van een machtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg van:
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
hierna te noemen de minderjarige.
De kinderrechter merkt naast de minderjarige als belanghebbenden aan:
- [moeder],
wonende te [woonplaats],
[adres],
- [vader],
wonende te [woonplaats],
[adres].
Het ouderlijk gezag wordt uitgeoefend door de moeder, [moeder].
Het procesverloop
De minderjarige is ondertoezicht gesteld van voornoemde stichting. De ondertoezichtstelling loopt tot 03 september 2010.
Het indicatiebesluit is bij het verzoekschrift overgelegd.
De machtiging tot uithuisplaatsing wordt verzocht in het belang van de verzorging en de opvoeding van de minderjarige.
Aangezien de Raad machtiging heeft verzocht tot plaatsing van de minderjarige in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg, is aan de minderjarige als raadsvrouw toegevoegd mr. A. Kiliç-Sahin, advocaat te Lent.
Op 27 augustus 2009 en 07 september 2009 heeft de kinderrechter de zaak ter terechtzitting met gesloten deuren behandeld in een gecombineerde behandeling met de leerplichtzaak onder nummer [nummer], de strafzaak onder nummer [nummer] en het bezwaarschrift van de minderjarige tegen de omzetting van de taakstraf in jeugddetentie onder nummer [nummer].
Gehoord daarbij:
- de minderjarige, bijgestaan door mr. A. Kiliç-Sahin,
- [moeder],
- een vertegenwoordigster van de Raad voor de Kinderbescherming,
- twee vertegenwoordigers van de stichting.
Opgeroepen en niet verschenen is:
- [vader].
Vaststellingen en overwegingen
De zaak is op 27 augustus 2009 aangehouden om de Raad gelegenheid te geven te onderzoeken of intensieve begeleiding in de thuissituatie te realiseren zou zijn. Raad heeft ter zitting van 7 september 2009 haar verzoek tot uithuisplaatsing van de minderjarige in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg gehandhaafd, bij voorkeur in te vullen door het MTFC-traject. De Raad acht een behandeling van de minderjarige dringend noodzakelijk. Ambulante hulpverlening vanuit de thuissituatie is volgens de Raad daarvoor onvoldoende. Het MTFC-traject sluit het beste aan bij de problematiek van de minderjarige.
De moeder heeft zich ter zitting verzet tegen het verzoek van de Raad. De moeder stelt zich op het standpunt dat met een uithuisplaatsing van de minderjarige niets bereikt zal worden. Het zal de problemen en zorgen rondom [de minderjarige] niet oplossen of wegnemen. De moeder is bereid om vanuit de thuissituatie alle hulpverlening die nodig is voor haar en de minderjarige te accepteren.
Door en namens de minderjarige is er verweer gevoerd tegen het verzoek van de Raad. De minderjarige ziet geen heil aan deelname aan het MTFC-traject. De minderjarige wenst vanuit de thuissituatie samen met zijn moeder, de gezinsvoogd en de eventueel verder benodigde hulpverlening aan zijn problematiek te werken.
De kinderrechter overweegt het volgende.
Het verzoek van de Raad is primair ingegeven met het oog op plaatsing van de minderjarige in een pleeggezin in het kader van het MTFC-traject. Voor deelname is echter tenminste geringe motivatie vereist. Voorop wordt gesteld dat opname in een pleeggezin voor een intensieve begeleiding volgens de MTFC-methode niet aangemerkt kan worden als gesloten jeugdzorg. Indien ter zitting blijkt dat de jongere en zijn ouder(s) gemotiveerd zijn zich in te zetten voor een dergelijk traject kan het verzoek zonodig worden aangehouden om de minderjarige gelegenheid te geven het traject met goed gevolg te doorlopen. In deze zaak is echter gebleken dat zowel de minderjarige als de moeder niet gemotiveerd zijn omdat zij willen dat hij weer thuis komt. De minderjarige heeft namelijk al ruim twee maanden in voorlopige hechtenis gezeten.
Het door de Raad voorgestelde MTFC-traject heeft derhalve thans geen kans van slagen.
Om vervolgens de minderjarige dan maar direct te plaatsen in een voorziening voor gesloten jeugdzorg gaat naar het oordeel van de kinderrechter thans te ver. De minderjarige en zijn moeder dienen na deze detentieperiode de kans te krijgen om te laten zien dat zij hebben geleerd van deze strafrechtelijke reactie op het gedrag van de minderjarige. Indien mocht blijken dat hij weer terugvalt in schoolverzuim en het plegen van strafbare feiten of geen gezag van zijn moeder accepteert, kan opnieuw de vraag aan de orde komen wat de meest geschikte behandelvorm voor de minderjarige is. De gedragswetenschapper die in de strafzaken heeft geadviseerd, drs. J.H.A.M. Kobussen, klinisch psycholoog-psychotherapeut, heeft d.d. 13 augustus 2009, aangegeven dat MTFC de meest geschikte behandelmethode is, omdat de nadruk ligt op het ‘doen’ in een zo natuurlijk mogelijke omgeving, in tegenstelling tot de omgeving die een gesloten jeugdinstelling biedt.
Voorts hebben zowel de moeder als de minderjarige ter zitting aangegeven dat zij bereid zijn alle mogelijke hulpverlening vanuit de thuissituatie te aanvaarden. Daar komt bij dat bij beschikking van 03 september 2009 de ondertoezichtstelling van de minderjarige is uitgesproken. Door de ondertoezichtstelling is de hulpverlening rondom de minderjarige en de moeder gewaarborgd. De gezinsvoogd kan bezien welke nadere hulpverlening noodzakelijk is en hiervoor de benodigde instanties inschakelen. Daarnaast loopt ook nog begeleiding door de jeugdreclassering en krijgt de minderjarige hulp vanuit het [naam]project.
De kinderrechter is op grond van de verkregen inlichtingen dan ook van oordeel dat de uithuisplaatsing in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg van de minderjarige thans afgewezen dient te worden.
Beslissing
De kinderrechter:
wijst het verzoek van de Raad af om de minderjarige in een accommodatie gesloten jeugdzorg te plaatsen.
Deze beschikking is gegeven door mr. G.W. Brands-Bottema, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. N. Baaziz als griffier en in het openbaar uitgesproken opIndien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof te Arnhem.