ECLI:NL:RBARN:2009:BK0521

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
30 september 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
180240
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • H.C.A. Walda
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake erfdienstbaarheid en geschil tussen Witadi Holding B.V. en gedaagden over verwijdering van objecten op perceel R 581

In deze zaak, uitgesproken op 30 september 2009 door de Rechtbank Arnhem, staat de erfdienstbaarheid centraal tussen de partijen Witadi Holding B.V. en verschillende gedaagden. Witadi Holding B.V. vorderde onder andere dat de rechtbank zou verklaren dat de erfdienstbaarheid al in 1994 was geëindigd en dat er geen erfdienstbaarheid bestaat ten behoeve van het perceel dat is vernummerd tot R 872. De rechtbank heeft vastgesteld dat de erfdienstbaarheid kan worden uitgeoefend op de gehele uitweg van [eiser sub 3] en dat de gedaagden verplicht zijn om de op perceel R 581 geplaatste vlaggenmasten, lantaarnpaal en bloembak te verwijderen. De rechtbank oordeelde dat de vorderingen van Witadi Holding c.s. in conventie werden afgewezen, terwijl de vorderingen in reconventie werden toegewezen. De rechtbank heeft de gedaagden veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van Witadi Holding c.s. zijn vastgesteld op € 1.426,--, te vermeerderen met wettelijke rente. De uitspraak benadrukt de juridische complexiteit rondom erfdienstbaarheden en de verantwoordelijkheden van de betrokken partijen.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 180240 / HA ZA 09-147
Vonnis van 30 september 2009
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
WITADI HOLDING B.V.,
gevestigd te Didam (gemeente Montferland),
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
WITADI B.V.,
gevestigd te Didam (gemeente Montferland),
3. [gedaagde], wonende te [woonplaats],
eisers in conventie,
verweerders in voorwaardelijke reconventie,
advocaat mr. R.H. van de Beeten te Zevenaar,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde holding] B.V.,
gevestigd te Didam (gemeente Montferland),
gedaagde in conventie,
advocaat mr. B.H.M. Harbers te Doetinchem,
2. [gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde in conventie,
advocaat mr. B.H.M. Harbers te Doetinchem,
3. [gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde in conventie,
eiser in voorwaardelijke reconventie,
procesadvocaat: mr. P.M. Wilmink,
advocaat mr. R. van den Brink te Houten,
4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SERVICE-STATION ‘[...]’ B.V.,
gevestigd te Didam (gemeente Montferland),
gedaagde in conventie,
eiseres in voorwaardelijke reconventie,
procesadvocaat: mr. P.M. Wilmink,
advocaat mr. R. van den Brink te Houten.
De partijen zullen hierna afzonderlijk respectievelijk Witadi Holding, Witadi, [eiser sub 3], [gedaagde]holding], [gedaagde sub 2], [gedaagde] en [gedaagde sub 4] worden genoemd. Witadi Holding, Witadi en [eiser sub 3] zullen hierna gezamenlijk Witadi Holding c.s. worden genoemd en [gedaagde] Holding, [gedaagde sub 2], [gedaagde] en [gedaagde sub 4] gezamenlijk [gedaagde] Holding c.s.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 15 april 2009
- de brief van Witadi Holding c.s. van 19 augustus 2009
- het proces-verbaal van comparitie van 1 september 2009
- de conclusie van antwoord in (voorwaardelijke) reconventie van [gedaagde] en [gedaagde sub 4].
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1 [eiser sub 3] was eigenaar van het perceel plaatselijk bekend [adres] te [woonplaats], voorheen kadastraal bekend gemeente [woonplaats] sectie R nummer 64 (verder: perceel R 64). Ten gevolge van de vestiging van een opstalrecht op 23 december 1993 op een gedeelte van perceel R 64, waarover hierna meer, is dat perceel opgesplitst in twee nieuwe kadastrale percelen, te weten het perceel thans kadastraal bekend gemeente [woonplaats] sectie R nummer 581 (verder: perceel R 581) met daarop de door [eiser sub 3] bewoonde woning en het met het recht van opstal bezwaarde perceel met voorheen nummer R 580 (verder perceel R 580). Nadat de percelen R 580 en R 581, via Witadi Holding, in 1998 eigendom van Witadi waren geworden, heeft Witadi op 1 juni 2007 het noordelijk, aan de [adres] gelegen, deel van perceel R 580 via [gedaagde] Holding in eigendom overgedragen aan [gedaagde sub 2] en het resterende deel, gelegen tussen perceel 581 en het aan [gedaagde sub 2] overgedragen perceelsgedeelte, aan [gedaagde] Holding. Het perceelsgedeelte dat aan [gedaagde sub 2] is overgedragen, plaatselijk bekend als [adres] 21 [woonplaats], is vernummerd tot R 871. Het perceelsgedeelte dat aan [gedaagde] Holding is overgedragen, plaatselijk bekend als [adres] 21a [woonplaats], is vernummerd tot R 872. Zie het aan dit vonnis gehechte kaartje.
2.2 [eiser sub 3] is enig aandeelhouder en bestuurder van Witadi Holding. Witadi Holding is enig aandeelhouder en bestuurder van Witadi. [eiser sub 3] woont sedert 1986 in de woning op perceel R 581 (voorheen perceel R 64) en exploiteert thans een caravanstalling op dat perceel.
2.3 Blijkens een ‘akte van vestiging recht van opstal’, van 23 december 1993, heeft [eiser sub 3] op een gedeelte van perceel R 64, ten behoeve van [gedaagde] en Zonen B.V. (thans [gedaagde] Holding), waarvan de vader van [gedaagde] in 1993 enig bestuurder en aandeelhouder was, het hiervoor bedoelde opstalrecht en een recht van erfdienstbaarheid gevestigd. De akte van vestiging vermeldt onder meer:
"- dat partij [gedaagde] op zijn kosten op aan partij [eiser sub 3] in eigendom toebehorende gronden aan de [adres] te [woonplaats] een tankstation annex kantoor, oliehandel, werkplaats, een woonhuis en parkeerterreinen wenst te stichten (..).
Artikel 7.
(..) 5. Partij [eiser sub 3] verleent bij deze aan partij [gedaagde] toestemming voor de bouw van een tankstation met wasplaats, erfverharding, kantoorruimten, werkplaats, een woonhuis en verdere aanhorigheden en de installatie van tanks voor de opslag van benzines, gas en olieproducten ten behoeve van het tankstation en de brandstofhandel en andere tanks, met inbegrip van de daarbij behorende installaties (..).
Artikel 16.
Ten laste van het aan hem in eigendom verblijvende gedeelte van voormeld kadastraal perceel gemeente [woonplaats] sectie R nummer 64 en ten behoeve van het door hem bij deze akte gevestigde recht van opstal casu quo het met dat recht van opstal belaste gedeelte daarvan verklaart partij [eiser sub 3] bij deze te vestigen, hetgeen bij deze door partij [gedaagde] wordt aangenomen, de erfdienstbaarheid van uit- en overweg, inhoudende het recht om onder meer ten behoeve van het op de met het recht van opstal te bouwen tankstation, voorzieningen voor de oliehandel en verdere voorzieningen en ten behoeve van al diegenen die daarvan gebruik zullen maken te komen van en te gaan naar het heersend erf, naar en van de openbare weg, de [adres] te [woonplaats], zullende een wijziging van het gebruik van het heersend erf niet geacht worden een verzwaring van de erfdienstbaarheid in te houden. De kosten van de aanleg en het onderhoud van de in- en uitritten komen geheel ten laste van de opstalhouder. (..)"
2.3 Perceel R 64 was rechthoekig van vorm. Het grensde met de noordelijke korte zijde aan de [adres]. Het opstalrecht is gevestigd op het aan de [adres] grenzend deel van dat perceel met uitzondering van een strook aan de oostzijde, zodat [eiser sub 3] vanaf het resterende niet met het opstalrecht bezwaarde perceelsgedeelte net als voordien kan blijven uitwegen op de [adres]. Het met het recht van opstal bezwaarde perceelsgedeelte heeft een oppervlakte van circa 1.40.00 ha.
2.4 Op het met het opstalrecht bezwaarde perceelsdeelte zijn in de periode 1994-1996 het tankstation met toebehoren en daar achter de woning van [gedaagde] gebouwd. Omdat de in- en uitrit van het tankstation aan de uiterst oostelijke zijde van perceel R 580, dus meteen naast de strook die door [eiser sub 3] als uitweg wordt gebruikt, is gesitueerd, is er destijds na overleg met het bestuur van de provincie Gelderland voor gekozen de in- en uitrit van het tankstation en de uitweg van [eiser sub 3] over een lengte van circa 8 meter, gerekend vanaf de [adres], te combineren, zodanig dat de uitweg van [eiser sub 3] niet op de [adres] uitkomt maar circa 8 meter daarvoor op de op perceel R 580 gelegen in- en uitrit van het tankstation. Op het niet door [eiser sub 3] voor de uitweg benutte aan de [adres] gelegen gedeelte van perceel R 581 staan, ten behoeve van het tankstation, enkele vlaggenmasten, een lantaarnpaal en een bloembak.
2.5 In de transportakten van 1 juni 2007 (hierna: de leveringsakten) wordt voor wat betreft bekende erfdienstbaarheden verwezen naar de akte van vestiging van het opstalrecht. In de leveringsakten is voorts de tekst van artikel 16 van de akte van vestiging van het opstalrecht overgenomen met de vermelding dat de partijen van mening verschillen over de vraag of de erfdienstbaarheden op perceel R 581 rusten, alsmede dat zij zich terzake alle rechten voorbehouden.
2.6 Op perceel R 871 van [gedaagde sub 2] bevindt zich het tankstation ([adres] 21) dat door [gedaagde sub 4] wordt geëxploiteerd. [gedaagde] is indirect eigenaar en bestuurder van [gedaagde sub 4]. [gedaagde sub 2] is indirect eigenaar en bestuurder van [gedaagde] Holding. Op het achter perceel R 871 gelegen perceel R 872 van [gedaagde] Holding staat het woonhuis waarin [gedaagde] woont ([adres] 21a).
2.7 Met aangetekende brief van 1 september 2008 aan [gedaagde] Holding B.V. en [gedaagde sub 2] en met aangetekende brief van 3 oktober 2008 aan [gedaagde] hebben Witadi c.s. onder meer laten weten dat zij verwijdering wensen van de vlaggenmasten, de lantaarnpaal en de bloembak op perceel R 581.
3. Het geschil in conventie en in voorwaardelijke reconventie
3.1 Witadi Holding c.s. vorderen dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
1. voor recht zal verklaren: primair dat de erfdienstbaarheid al in 1994 is geëindigd en subsidiair dat er geen erfdienstbaarheid bestaat ten behoeve van het tot R 872 vernummerde perceel;
2. [gedaagde] Holding c.s. zal gebieden om de op perceel R 581 geplaatste vlaggenmasten, lantaarnpaal en bloembak te (doen) verwijderen op straffe van een dwangsom, met dien verstande, dat indien één der gedaagden de vlaggenmasten, lantaarnpaal en bloembak verwijdert, de andere gedaagden op straffe van een dwangsom gehouden zijn deze verwijdering te gehengen en gedogen;
3. [gedaagde] Holding c.s. zal gebieden te gehengen en te gedogen, dat Witadi Holding c.s. op de perceelsgrens tussen de percelen R 581 enerzijds en anderzijds de percelen R 871 en R 872 vanaf de zijdelingse perceelsgrens tot aan de openbare weg een afrastering aanbrengt;
4. [gedaagde] Holding c.s. zal veroordelen in de proceskosten met inbegrip van de nakosten en zal bepalen, dat indien niet binnen 8 dagen na betekening van het in dezen te wijzen vonnis aan de proceskostenveroordeling is voldaan, daarover de wettelijke rente verschuldigd zal zijn.
3.2 Witadi Holding c.s. stellen daartoe het volgende. Sedert het tankstation een eigen uitweg heeft, hebben [gedaagde] Holding c.s. geen belang meer bij de erfdienstbaarheid. Het recht is daardoor geëindigd. Voor het geval het recht van erfdienstbaarheid niet is geëindigd, is alleen perceel R 872 het heersend erf en heeft het recht van erfdienstbaarheid alleen betrekking op het laatste stuk van de uitweg van [eiser sub 3] dat uitkomt op de [adres]. [eiser sub 3] heeft het gebruik van de uitweg voor de woning van [gedaagde] slechts gedoogd. De omstandigheid dat bij de verkoop van perceel R 580 een splitsing is aangebracht in twee kadastrale percelen kan niet aan Witadi Holding c.s. worden tegengeworpen, temeer niet omdat zij zich daarbij uitdrukkelijk alle rechten, ook die uit artikel 5:79 BW, hebben voorbehouden. De bewoners van de bedrijfswoning aan de [adres] 21a kunnen zonder bezwaar uitwegen via het perceel [adres] 21. De uitweg van [eiser sub 3] kan daarom ook niet als noodweg worden beschouwd. Omdat Witadi Holding c.s. alsnog een eigen uitweg op de [adres] willen realiseren, moeten de vlaggenmasten, de lantaarnpaal en de bloembak van perceel R 581 worden verwijderd.
[gedaagde] Holding c.s. voeren gemotiveerd verweer.
3.3 Voor het geval de rechtbank in conventie oordeelt dat er geen sprake is van een zodanige erfdienstbaarheid van overpad/uitweg, waardoor het mogelijk is dat [gedaagde] met de zijnen kan komen en gaan vanaf de voorzijde van de woning naar de openbare weg, vorderen [gedaagde] en [gedaagde sub 4] dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, als uitweg voor het erf van [adres] 21a in de zin van artikel 5:57 BW zal aanwijzen de uitweg die loopt vanaf de voorzijde van dat erf naar de openbare weg, met veroordeling van Witadi Holding c.s. in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 14 dagen na de datum van dit vonnis en afgifte van een bevelschrift ex artikel 237 lid 4 Rv. voor nakosten.
3.4 Witadi Holding c.s. voeren op hun beurt gemotiveerd verweer.
4. De beoordeling van het geschil
4.1 [gedaagde] en [gedaagde sub 4] voeren aan dat de aanvullende conclusie van Witadi c.s. buiten beschouwing moet worden gelaten omdat het in strijd is met een goede procesorde en met (het systeem) van de wet dat eisers de dagvaarding door die conclusie hebben laten volgen, alvorens voor antwoord is geconcludeerd. De rechtbank verwerpt dat verweer. Omdat de conclusie van Witadi c.s. op de datum van dagvaarding is genomen kan niet worden ingezien dat [gedaagde] en [gedaagde sub 4] in hun belangen zijn geschaad of dat hun verdediging onredelijk is bemoeilijkt doordat hetgeen in die conclusie is neergelegd niet in de dagvaarding is opgenomen.
4.2 Het verweer van [gedaagde] Holding en [gedaagde sub 2] dat Witadi Holding en [eiser sub 3] geen belang hebben bij de ingestelde vorderingen treft doel. Immers, Witadi Holding c.s. stellen ten aanzien van hun vorderingen geen ander belang dan dat van Witadi. Blijkens de stellingen van Witadi Holding c.s., heeft Witadi, in verband met de voorgenomen verkoop van perceel R 581, belang bij het verkrijgen van duidelijkheid over de juridische situatie en bij het realiseren van een uitweg op eigen terrein. Uit die stellingen kan geen belang van Witadi Holding en [eiser sub 3] worden afgeleid. De vorderingen van Witadi Holding en [eiser sub 3] zullen daarom worden afgewezen. Hierna zullen uitsluitend de vorderingen van Witadi worden behandeld.
4.3 De rechtbank begrijpt [gedaagde] Holding en [gedaagde sub 2] aldus dat Witadi geen belang heeft bij deze procedure omdat zij op basis van de kadastrale gegevens voldoende in staat is om de rechten en verplichtingen behorende bij het te koop aangeboden perceel kenbaar te maken. De rechtbank volgt dat betoog niet. Uit de door de partijen ingenomen standpunten blijkt dat zij het recht van erfdienstbaarheid verschillend uitleggen. Witadi heeft daarom voldoende belang om het geschil ter beoordeling aan de rechtbank voor te leggen.
4.4 De wet voorziet niet (meer) in het van rechtswege eindigen van een recht van erfdienstbaarheid, ook niet in het geval de eigenaar van het heersende erf geen redelijk belang meer zou hebben bij de uitoefening daarvan. Alleen al daarom kan de in rechtsoverweging 3.1 sub 1. primair gevorderde verklaring voor recht niet worden toegewezen.
4.5 Volgens Witadi is vóór en bij het passeren van de akte op 23 december 1993 niet gesproken over een eventuele uitweg voor het woonhuis van [gedaagde]. Zij wijst er op dat in het eerste concept van de akte geen recht van erfdienstbaarheid was opgenomen en dat de in het derde concept toegevoegde slotzin van artikel 16 (kosten van aanleg en onderhoud), in het tweede concept ontbrak. Volgens Witadi blijkt daaruit en uit de slotzin van artikel 16 dat het recht van erfdienstbaarheid (alleen) betrekking heeft op het laatste gedeelte van de uitweg van [eiser sub 3] en op het laatste gedeelte van perceel R 871 (het tankstation), of, als dat niet kan worden aangenomen, dat het recht van erfdienstbaarheid alleen betrekking heeft op perceel R 871 en niet ook op perceel 872 (het woonhuis).
[gedaagde] Holding c.s. stellen, met verwijzing naar de tekst van de akte, dat de erfdienstbaarheid langs de hele oostgrens van voorheen perceel R 580, thans de percelen
R 871 en R 872, over perceel R 581 kan worden uitgeoefend.
4.6 Naar vaste rechtspraak komt het bij de uitleg van de inhoud van een erfdienstbaarheid aan op de in de notariële akte tot uitdrukking gebrachte partijbedoeling die moet worden afgeleid uit de in de akte gebruikte bewoordingen, uit te leggen naar objectieve maatstaven in het licht van de gehele inhoud van de akte.
4.7 Blijkens de in de akte van vestiging neergelegde verklaring gingen de partijen bij die akte er van uit dat [gedaagde] zowel een tankstation annex kantoor, een oliehandel, een werkplaats en parkeerterreinen als een woonhuis op het p[adres]es] te [woonplaats] zou stichten. In die akte is ten gunste van“het met dat recht van opstal belaste gedeelte” van het perceel, het recht van uitweg en van overweg gevestigd “onder meer” ten behoeve van het tankstation c.a. voor al diegenen die daarvan gebruik zullen maken om te komen van de openbare weg en te gaan naar het heersend erf en te komen van het heersend erf en te gaan naar de openbare weg. Bovendien bepaalt de akte dat een wijziging van het gebruik van het heersend erf niet geacht wordt een verzwaring van de erfdienstbaarheid in te houden. De rechtbank kan de door Witadi voorgestane uitleg van de erfdienstbaarheid niet uit de in de akte gebruikte bewoordingen afleiden, ook niet uit het gebruik van de meervoudsvorm in de laatste zin van artikel 16. De bewoordingen, uitgelegd naar objectieve maatstaven in het licht van de gehele inhoud van de akte beperken de uitoefening van de erfdienstbaarheid niet tot het laatste stukje van de door [eiser sub 3] gebruikte uitweg. Naar het oordeel van de rechtbank zijn de bewoordingen duidelijk en bestaat daarover geen twijfel zoals bedoeld in artikel 5:73 lid 1 BW. Dat de partijen in de leveringsakten van 1 juni 2007 hebben laten opnemen dat zij er over van mening verschillen of de erfdienstbaarheid op perceel R 581 rust, doet daar niet aan af. De conclusie is dat de erfdienstbaarheid kan worden uitgeoefend op de gehele uitweg van [eiser sub 3].
4.8 Niet in discussie is dat het tot R 872 vernummerde gedeelte van perceel R 580, met daarop het door [gedaagde] bewoonde woonhuis, voordeel heeft van de erfdienstbaarheid. De naar haar aard ondeelbare erfdienstbaarheid is daarom, gelet op het bepaalde in het eerste lid van artikel 5:76 BW, door de verdeling van perceel R 580 ten behoeve van ieder gedeelte, dus zowel ten behoeve van perceel R 871 als ten behoeve van perceel R 872, blijven bestaan. De in rechtsoverweging 3.1 sub 1. subsidiair bedoelde vordering zal worden afgewezen.
4.9 Omdat reeds uit de wet volgt dat de eigenaar van een erf bevoegd is dit af te sluiten, met dien verstande dat hij er daarbij wel voor dient te zorgen dat de eigenaar van het heersende erf onbelemmerde toegang behoudt tot het dienend erf teneinde de erfdienstbaarheid uit te oefenen, heeft Witadi geen belang bij de in rechtsoverweging 3.1 sub 3. bedoelde vordering.
4.10 Volgens Witadi is nimmer toestemming gegeven voor het plaatsen van de lantaarnpaal, de vlaggenmasten en de bloembak (verder: de objecten) op perceel R 581. Zij stelt dat het niet aan haar is om aan te geven wie van gedaagden verantwoordelijk is voor de plaatsing daarvan, maar dat zij omdat elk van de gedaagden belang heeft bij die ten behoeve van het tankstation geplaatste objecten, ook van ieder van hen verwijdering kan vorderen.
4.11 [gedaagde] en [gedaagde sub 4] voeren aan dat de objecten in 1994 met toestemming van de rechtsvoorganger van Witadi op perceel R 581 zijn geplaatst. Zij stellen primair dat doordat zij al meer dan 10 jaar te goeder trouw bezitter zijn, door verkrijgende verjaring een opstalrecht is ontstaan en subsidiair dat er sprake is van een persoonlijk gebruiksrecht.
4.12 [gedaagde] Holding en [gedaagde sub 2] voeren aan dat zij die objecten niet hebben doen plaatsen en dat zij niet weten door wie en wanneer de objecten zijn geplaatst. [gedaagde] Holding stelt voorts dat zij die objecten niet in gebruik heeft en dat het daarom niet alleen niet op haar weg ligt maar dat zij het ook niet in haar macht heeft om de objecten te (doen) verwijderen.
4.13 Ingeval een zaak van een ander met diens toestemming wordt gebruikt, ontstaat geen bezit maar houderschap. [gedaagde] en [gedaagde sub 4] stellen zich daarom ten onrechte op standpunt dat zij bezitter zijn. Nu niet aan het vereiste van bezit is voldaan kan er geen sprake van zijn dat door verjaring een opstalrecht is ontstaan.
4.14 Omdat [gedaagde sub 4] eerst sedert 1997 bestaat, kan zij het subsidiair gestelde gebruiksrecht niet al vanaf 1994 hebben en, omdat zij niet heeft gesteld dat zij dat nadien heeft gekregen, ook niet sedertdien. [gedaagde] heeft evenmin een persoonlijk gebruiksrecht. Immers, voor zover zij dat al had, is dat geëindigd omdat [gedaagde], naar het oordeel van de rechtbank, de aangetekende brief van 3 oktober 2008 van Witadi c.s., als een opzegging daarvan had behoren te begrijpen. De in rechtsoverweging 3.1 sub 2. bedoelde vordering zal niettemin ten aanzien van [gedaagde] worden toegewezen nu uit hetgeen hij heeft aangevoerd kan worden afgeleid dat hij het in zijn macht heeft de objecten te (doen) verwijderen. Omdat onvoldoende is gesteld of gebleken dat de andere gedaagden gehouden kunnen worden de verwijdering uit te voeren, zal de vordering ten aanzien van hen worden afgewezen. De gevorderde dwangsom zal worden gematigd en gemaximeerd als in het dictum is vermeld.
Tegen de gevorderde bepaling dat de andere gedaagden op straffe van een dwangsom gehouden zijn deze verwijdering te gehengen en gedogen, is geen verweer gevoerd. Dit deel van de vordering zal daarom worden toegewezen.
4.15 Witadi Holding c.s. zullen als de voor het grootste deel in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De proceskosten aan de zijde van
[gedaagde] Holding en [gedaagde sub 2] worden begroot op:
- vast recht € 262,--
- salaris advocaat € 902,-- (2,0 punt × tarief € 452,--)
totaal € 1.426,--.
De proceskosten aan de zijde van [gedaagde] en [gedaagde sub 4] worden begroot op:
- vast recht € 262,--
- salaris advocaat € 902,-- (2,0 punt × tarief € 452,--)
totaal € 1.426,--,
het laatstgenoemd bedrag te vermeerderen met nakosten zoals gevorderd en met wettelijke rente. Anders dan [gedaagde] en [gedaagde sub 4] menen is over de proceskosten geen wettelijke handelsrente verschuldigd omdat deze geen handelsovereenkomst betreffen.
4.16 Gelet op het in conventie overwogene wordt de voorwaarde waaronder de vordering in reconventie is ingesteld niet vervuld. Beoordeling van die vordering blijft daarom achterwege. Omdat de tegenvordering in het licht van de vordering in conventie als een redelijk verweermiddel kan worden aangemerkt, dienen ook hier Witadi Holding c.s. als de in het ongelijk gestelde partij te worden beschouwd en zullen zij in de proceskosten, voor wat betreft de gevorderde wettelijke handelsrente met inachtneming van hetgeen in rechtsoverweging 4.15 is overwogen, worden veroordeeld. De kosten aan de zijde [gedaagde] en [gedaagde sub 4] worden begroot op € 452,-- (0,5 × 2 punten × tarief € 452,--) voor salaris advocaat.
4.17 De door [gedaagde] en [gedaagde sub 4] gevorderde nakosten komen in reconventie niet voor toewijzing in aanmerking omdat deze in conventie zullen worden toegewezen
De beslissing
De rechtbank
in conventie
wijst de vorderingen van Witadi Holding en [eiser sub 3] af;
gebiedt [gedaagde] om de op perceel R 581 geplaatste vlaggenmasten, lantaarnpaal en bloembak te (doen) verwijderen op straffe van een dwangsom van € 250,-- voor iedere dag dat hij nalatig blijft aan dit gebod te voldoen, met een maximum van € 10.000,--;
bepaalt dat [gedaagde] Holding, [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 4] gehouden zijn deze verwijdering te gehengen en gedogen op straffe van een dwangsom van € 250,-- voor iedere dag dat zij nalatig blijven aan dit gebod te voldoen, met een maximum van € 10.000,--;
veroordeelt Witadi Holding c.s. in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van [gedaagde] Holding c.s. bepaald op € 1.426,--, en aan de zijde van [gedaagde] en [gedaagde sub 4] op € 1.426,--, laatstgenoemd bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 14 dagen na betekening van dit vonnis;
veroordeelt Witadi Holding c.s. tevens in de nakosten, aan de zijde van [gedaagde] en [gedaagde sub 4] bepaald op € 131,--, te vermeerderen, voor het geval betekening van dit vonnis heeft plaatsgevonden en nodig is geweest, met € 68,-- voor nasalaris advocaat en de werkelijk gemaakte kosten voor het doen uitbrengen van een exploot van betekening;
verklaart dit vonnis in conventie uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af,
in voorwaardelijke reconventie
veroordeelt Witadi Holding c.s. in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van [gedaagde] en [gedaagde sub 4] bepaald op € 452,--, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 14 dagen na betekening van dit vonnis;
wijst de gevorderde nakosten af;
verklaart de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af
Dit vonnis is gewezen door mr. H.C.A Walda en in het openbaar uitgesproken op 30 september 2009.