zaaknummer / rolnummer: 189600 / KG ZA 09-586
Vonnis in kort geding van 22 september 2009
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
advocaat mr. B. Vreke te Nijmegen,
de stichting
NATIONALE STICHTING TOT EXPLOITATIE VAN CASINOSPELEN IN NEDERLAND,
tevens h.o.d.n. Nationale Stichting Casinospelen,
gevestigd te 's-Gravenhage,
gedaagde,
advocaten mr. L.J. Haagsman en mr. D.I.N. Levinson-Arps te Hoofddorp.
Partijen zullen hierna [eiser] en Holland Casino worden genoemd.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de brief met producties van Holland Casino van 7 september 2009
- de brief met producties van Holland Casino van 10 september 2009
- de mondelinge behandeling
- de pleitnotities van Holland Casino.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Onder de stukken bevindt zich het “Huisreglement voor de speelcasino’s” (hierna: het Huisreglement) van Holland Casino. Het Huisreglement luidt, voor zover van belang, als volgt.
Artikel 2
(…)
2. De bezoekers zijn gehouden de aanwijzingen op te volgen die door de daartoe bevoegde functionaris(sen) van een speelcasino, in het belang van de bij het casino behorende veiligheid, rust en orde, zomede in het belang van een ordelijk, eerlijk en betrouwbaar spelverloop, worden gegeven.
Artikel 11
1. Holland Casino ontzegt de toegang tot de speelcasino’s aan personen die:
(…)
b. naar het oordeel van Holland Casino de indruk wekken de orde en rust te zullen verstoren of een eerlijk en ordelijk spelverloop in de weg zullen staan (…).
2.2. [eiser] is een frequent bezoeker van de vestiging van Holland Casino in [woonplaats]. Hij speelt daar vrijwel uitsluitend poker en een enkele keer een ander spel.
2.3. In het persoonsdossier dat Holland Casino over [eiser] bijhoudt (hierna: het persoonsdossier), staat onder meer het volgende vermeld.
05-12-2007 (…)
(-) heeft contact met collega [croupier] in de zaal. De wijze van benaderen is ongewenst en geeft de collega het gevoel van onbehagen. Dit gedrag vertoont hij waarschijnlijk ook bij anderen vrouwelijke collega’s (…).
Gast geïnformeerd over zijn ongewenste gedrag jegens collega. (-) was zich hiervan niet bewust en heeft afgesproken hiermee te stoppen. (-) heeft direct na binnenkomst zijn excuus hiervoor aangeboden. Medewerker terugkoppeling gegeven en vertelt dat wanneer dit gedrag terugkomt direct de FM hierover moet verwittigen.
16-04-2008 (…)
Gast komt rond de 25 a 30 keer per maand (…).
2.4. Op 11 januari 2009 vindt een gesprek plaats tussen [eiser] en de onder 2.3 genoemde [croupier], een vrouwelijke croupier van de [woonplaats] vestiging van Holland Casino. Het gesprek gaat over de omstandigheid dat [eiser] vaak staat te kijken bij de tafel waar deze croupier haar werkzaamheden verricht.
2.5. Op 12 januari 2009 wordt in het persoonsdossier van [eiser] aangetekend:
(-) blijft croupier opzoeken. Waar de croupier staat te werken daar is ook (-). Collega voelt zich hier ongemakkelijk bij. Vanavond was collega op dienst, werkzaam als brush in de pokerpit. (-) was vanavond ook weer aanwezig en zocht weer met enige regelmaat het contact. De collega heeft op een gegeven moment het initiatief genomen (-) aan te spreken. (-) werd verteld dat ze er niet van gediend is dat hij haar continue aan het volgen en aan het bekijken is. (-) sprak toen ook uit dat hij wat voor haar voelt en dat hij inderdaad wel meer zou willen dan alleen een gast/medewerker relatie. Collega heeft hem toen heel duidelijk gemaakt dat ze hier absoluut niet van gediend is en dat dit al een keer eerder met hem is besproken. Toen had (-) verteld dat het hem duidelijk was maar nu blijkt toch anders. Collega heeft hem wederom gezegd dat het echt over moet zijn en dat hij moet inzien dat hij hier gast is en dat medewerkers alleen een professionele/zakelijke relatie met gasten aangaan. (-) heeft nu toegezegd dat het hem echt duidelijk is en dat hij zijn avances per direct zal staken.
Collega heeft FM geïnformeerd. Rapport opgemaakt en DM geïnformeerd. Met collega afgesproken dat als ze van ons nog een actie verwacht dit wordt aangegeven. (-) zal dan voor een bepaalde tijd de toegang worden ontzegd zodat onze collega haar werk op een prettige wijze kan voortzetten (…).
2.6. Onder de stukken bevindt zich een “rapport van de door [beveiligingsmedewerker] geconstateerde feiten” van 23 april 2009. [beveiligingsmedewerker] is werkzaam als Assistent Manager Security & Risk Control bij de [woonplaats] vestiging van Holland Casino. In het rapport, dat een verslag inhoudt van de waarnemingen die Huizing heeft gedaan toen hij op 7 maart 2009 het gedrag van [eiser] jegens [croupier] observeerde, staat onder meer vermeld:
Ik zag dat [eiser] duidelijk in de richting van collega [croupier] keek en dat hij met non-verbale uitingen een soort van contact zocht. Omdat het zicht tussen collega [croupier] en [eiser] niet of nauwelijks werd belemmerd was het overduidelijk dat [eiser] contact zocht.
2.7. Op 8 maart 2009 wordt in het persoonsdossier van [eiser] vermeld:
Cr. kwam wederom naar rapp. met de mededeling dat M de hele tijd achter haar aan zit. Bij elke tafel waar zij staat is hij ook, of kijkt hij haar van een afstandje steeds aan. Rapp heeft dit zelf ook meerdere malen gezien.
M geeft ook aan dat hij helemaal ‘hotel de botel’ is van haar.
MB ingevoerd voor het geven van een OW, of eventueel een EV voor [woonplaats].
(…)
[croupier] belde vandaag voor het stalken van de [eiser]. Zij gaf aan dat zij er echt schoon genoeg van heeft. Zij kon er vannacht niet van slapen. Zij had het gevoel dat hij haar goed in de gaten hield. Hij had gezegd dat zij nieuwe schoenen had, hij had gevraagt of zij morgen vrij was enz. enz. [croupier] gaf aan dat zij er erg zenuwachtig van werd. Zij heeft al een paar maal aangegeven dat zij geen interesse heeft is zijn avances. Daar meneer al eerder is aangesproken op dit ongewenste gedrag en al een waarschuwing heeft ontvangen voor zijn gedrag en in het welzijn van de medewerker is besloten hr. [eiser] een EV op te leggen vooralsnog voor de vestiging [woonplaats] (…).
2.8. Eveneens op 8 maart 2009 legt Holland Casino aan [eiser] mondeling een entreeverbod voor onbepaalde tijd op voor de vestiging in [woonplaats].
2.9. Op 9 maart 2009 vermeldt Holland Casino in het persoonsdossier van [eiser]:
Vandaag heeft (-) telefonisch contact gehad met rapporteur ([rapporteur]). (-) had de indruk gekregen dat er nog over het EV te praten was, ik heb (-) verteld dat dit niet het geval was en dat het EV van een half jaar vast stond (…).
2.10. Bij brieven van 11 maart 2009 en 26 maart 2009 maakt [eiser] aan Holland Casino zijn bezwaren tegen het entreeverbod kenbaar en eist hij onder meer onmiddellijke opheffing van het entreeverbod. Ook stelt hij Holland Casino aansprakelijk voor de schade die hij door het entreeverbod stelt te lijden.
2.11. Bij brief van 13 maart 2009 deelt Holland Casino aan [eiser] mee:
Wij hebben kennis genomen van uw brief d.d. 11 maart 2008 [bedoeld zal zijn: 2009 – de rechtbank]. Daarover kan ik u het volgende mededelen.
Op zondag 8 maart 2008 [bedoeld zal zijn: 2009 – de rechtbank] hebben wij u een entreeverbod voor de vestiging [woonplaats] opgelegd. De reden voor dit entreeverbod is dat u een medewerkster bleef volgen en benaderen. De medewerkster heeft u meerdere malen laten weten persoonlijk contact niet op prijs te stellen.
In december 2008 bent u door één van onze leidinggevende op bovenstaand gedrag aangesproken. U hebt toen aangegeven dat u zich er niet van bewust was en er mee zou stoppen. In januari kregen wij echter signalen dat u de medewerkster nog steeds volgde en benaderde.
Op 7 maart jl. hebben onze leidinggevenden wederom waargenomen dat u de medewerkster nadrukkelijk volgde in de speelzaal en gesprekjes met haar voerde.
In uw brief stelt u dat zij het contact met u niet onprettig zou vinden. Het tegendeel is echter het geval. Zij heeft ons al veel eerder heel duidelijk laten weten uw toenaderingen niet op prijs te stellen. Uw gedrag is ook andere medewerkers niet ontgaan en zorgt voor onrust onder onze vrouwelijke medewerkers.
Aangezien u ondanks waarschuwingen uw gedrag niet aanpast, hebben wij, in het belang van onze medewerkers, besloten u een entreeverbod voor onbepaalde tijd op te leggen voor de vestiging [woonplaats].
Dit entreeverbod is gebaseerd op artikel 2, lid 2 en artikel 11, lid 1b van ons Huisreglement voor de speelcasino’s (…).
2.12. Onder de stukken bevindt zich een rapport van 22 april 2009, opgemaakt door [beveiligingsmedewerker], werkzaam als Assistent Manager Security & Risk Control bij Holland Casino. In het rapport is een verklaring van [croupier] over de gebeurtenissen opgenomen. Eveneens bevindt zich onder de stukken een verklaring van [croupier] van september 2009. Beide verklaringen komen erop neer dat zij veel last heeft van het gedrag van [eiser] jegens haar.
2.13. Teneinde het entreeverbod te doen opheffen, maakt [eiser] twee verzoeken om een voorlopige voorziening alsmede een beroepschrift aanhangig bij deze rechtbank, sector bestuursrecht. Bij uitspraak van 10 juli 2009 verklaart de bestuursrechter zich onbevoegd om van het geschil kennis te nemen. [eiser] gaat hiertegen in hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
2.14. Bij brief van 1 september 2009 deelt Holland Casino aan de raadsman van [eiser] mee:
Alle omstandigheden en argumenten afwegend blijven wij bij ons eerdere besluit. Het opgelegde entreeverbod aan [eiser] zal onzerzijds gehandhaafd worden. Na ommekomst van een (1) jaar, te rekenen vanaf 8 maart 2009, zal in overleg met [eiser] de afweging worden gemaakt of het entreeverbod opgeheven zal worden (…).
3.1. [eiser] vordert dat de voorzieningenrechter bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, bij wege van voorlopige voorziening Holland Casino verbiedt om [eiser] nog langer de toegang tot de vestiging in [woonplaats] te ontzeggen, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,00 voor elke dag dat [de voorzieningenrechter leest:] [eiser] na betekening van dit vonnis de toegang tot de Holland Casinovestiging in [woonplaats] wordt geweigerd, met veroordeling van Holland Casino in de proceskosten.
3.2. Aan zijn vordering legt [eiser] – samengevat – ten grondslag dat het entreeverbod hem ten onrechte is opgelegd, omdat geen sprake is van het hinderlijk volgen en benaderen van de croupier en de orde en rust in het casino door zijn gedrag niet worden verstoord. Door hem desondanks een entreeverbod voor onbepaalde tijd op te leggen, handelt Holland Casino jegens hem onrechtmatig, aldus [eiser]. [eiser] stelt dat hij beroepspokeraar is en dat hij als gevolg van het entreeverbod het grootste gedeelte van zijn inkomsten misloopt.
3.3. Holland Casino voert gemotiveerd verweer.
3.4. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
Spoedeisend belang
4.1. Holland Casino betwist dat [eiser] een spoedeisend belang heeft bij zijn vordering. Zij voert daartoe ten eerste aan dat niet is gebleken dat [eiser], zoals hij stelt, een beroepspokeraar is die voor zijn inkomen grotendeels afhankelijk is van het spelen van poker. Daarnaast voert Holland Casino in dit verband aan dat [eiser] wel erg lang heeft gewacht met het aanhangig maken van dit kort geding, aangezien het entreeverbod hem al op 8 maart van dit jaar is opgelegd.
4.2. De voorzieningenrechter verwerpt deze verweren van Holland Casino.
Weliswaar heeft [eiser] niet met stukken onderbouwd dat hij beroepspokeraar is, maar zijn stelling vindt wel steun in het door Holland Casino als productie 2 overgelegde overzicht van de bezoeken die [eiser] aan het casino heeft gebracht. Uit dit overzicht blijkt dat [eiser] in de periode van eind april 2005 tot en met begin maart 2009 zeer veelvuldig, namelijk bijna dagelijks, in het casino is geweest. Holland Casino heeft daarnaast niet weersproken dat [eiser] in het casino vrijwel uitsluitend poker speelde. Gezien het voorgaande is de voorzieningenrechter voorshands van oordeel dat Holland Casino de stellingen van [eiser] op dit punt onvoldoende gemotiveerd heeft betwist. Ook de omstandigheid dat het onderhavige kort geding pas onlangs aanhangig is gemaakt terwijl het entreeverbod al dateert van 8 maart 2009 is geen reden om te concluderen dat een spoedeisend belang bij de vordering ontbreekt. De voorzieningenrechter neemt hierbij in aanmerking dat [eiser] na de oplegging van het entreeverbod direct heeft geprobeerd Holland Casino op andere gedachten te brengen en, toen dat niet lukte, eerst langs de bestuursrechtelijke weg heeft geprobeerd zijn recht te halen. Dat dit niet de juiste weg is gebleken, doet daaraan niet af.
4.3. Gezien het voorgaande concludeert de voorzieningenrechter dat [eiser] een spoedeisend belang heeft bij zijn vordering, zodat zal worden overgegaan tot de inhoudelijke beoordeling van het geschil.
4.4. Bij de beoordeling van het onderhavige geschil heeft als uitgangspunt te gelden dat Holland Casino een ruime mate van oordeelsvrijheid toekomt bij de beslissing of zij aan een bezoeker al dan niet een entreeverbod oplegt op grond van artikel 2 lid 2 en artikel 11 lid 1b van het Huisreglement. Slechts in uitzonderlijke gevallen zal dus aanleiding kunnen bestaan om in het kader van een geding als het onderhavige aan een dergelijke beslissing van Holland Casino te tornen.
4.5. Deze oordeelsvrijheid brengt tevens met zich dat in dit kort geding kan worden uitgegaan van de door Holland Casino gegeven weergave van de feitelijke toedracht die aanleiding heeft gegeven tot het opleggen van bedoeld entreeverbod, mits deze deugdelijk is gedocumenteerd. Dat laatste is blijkens de hiervoor geciteerde passages uit de interne rapportages van Holland Casino en de overgelegde schriftelijke verklaringen van de betreffende croupier het geval. Er zou uitsluitend aanleiding kunnen bestaan om af te wijken van de lezing van Holland Casino van deze feitelijke toedracht, indien de onjuistheid daarvan in dit kort geding onmiddellijk aannemelijk zou zijn gemaakt. Daarvan is geen sprake. Waar Holland Casino haar standpunt uitvoerig heeft gedocumenteerd, berust de andersluidende weergave van [eiser] van de feitelijke gang van zaken en de uitlatingen die hij heeft gedaan tijdens de gebeurtenissen slechts op zijn eigen verklaring. Gelet hierop moet, voorshands geoordeeld, de door Holland Casino gegeven weergave van de feiten voor juist worden gehouden.
4.6. Holland Casino heeft aan het opleggen van het entreeverbod ten grondslag gelegd dat het gedrag van [eiser] jegens de croupier de orde en rust in haar [woonplaats] vestiging verstoort als bedoeld in artikel 11 lid 1b van het Huisreglement. Ter zitting heeft Holland Casino dit nader toegelicht en aangevoerd dat het gedrag van [eiser] de croupier in de uitvoering van haar werkzaamheden raakte en haar concentratie verstoorde. Dat kan grote gevolgen hebben, gelet op de aard van het werk van de croupier. Ter onderbouwing heeft Holland Casino verwezen naar het hoger beroepschrift van [eiser] in de bestuursrechtelijke procedure. Daarin staat op pagina 13 vermeld:
Op een gegeven moment zat ik in een pot met nog een andere speler. Hij paste, ik zette een bepaald bedrag in en hij schoof een fiche met een veel hogere waarde in de pot. Als de speler er niet bij zegt dat hij verhoogt dan is de regel dat hij evenveel zet als ik en het surplus teruggewisseld krijgt. Hij had wel duidelijk de bedoeling gehad om te verhogen, hij had mij in een val willen lokken door eerst zelf te passen. [croupier] zei hardop ‘raise’ wat wil zeggen dat ze het toch als een verhoging aanmerkte. [croupier] maakt nooit fouten en ze is strikt in het hanteren van de regels. Het is absoluut not done om er een raise van te maken.
Op een gegeven moment moest ze even controleren of de kaarten waarmee aan onze tafel gespeeld werd gemerkt waren. Ze kreeg de duidelijk lullig bedoelde opmerking waarom ze die kaarten dan aan de binnenzijde bekeek, waardoor ze even met haar mond vol tanden stond.
[eiser] heeft deze voorvallen zelf genoemd in zijn hoger beroepschrift, zodat ervan moet worden uitgegaan dat zij hebben plaatsgevonden. De voorzieningenrechter is voorshands van oordeel dat uit deze voorvallen blijkt dat de concentratie van de croupier door het gedrag van [eiser] in het geding is geraakt. Daarmee is de gegrondheid van het entreeverbod gegeven.
4.7. Voor zover [eiser] aanvoert dat de mededeling van [beveiligingsmedewerker] namens Holland Casino op 9 maart 2009 (zie r.o. 2.9) bij hem het gerechtvaardigde vertrouwen heeft gewekt dat het entreeverbod voor een half jaar zou gelden in plaats van voor onbepaalde tijd, wordt dit standpunt verworpen. Op 8 maart 2009 is mondeling aan [eiser] meegedeeld dat het entreeverbod voor onbepaalde tijd geldt. Dit is bevestigd in de brief van Holland Casino van 13 maart 2009 (zie r.o. 2.11). Het tijdsverloop tussen de abusievelijk gedane mededeling van [beveiligingsmedewerker] op 9 maart 2009 en de brief van 13 maart 2009 is naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter ook niet dusdanig groot dat [eiser] er vanaf 9 maart 2009 redelijkerwijs van mocht uitgaan dat het entreeverbod slechts voor een half jaar zou gelden.
4.8. [eiser] heeft zich ten slotte nog op het standpunt gesteld dat een entreeverbod voor onbepaalde tijd gelet op de feiten een te vergaande maatregel is. Ook dit standpunt wordt echter verworpen. Voorshands geoordeeld acht de voorzieningenrechter een voor [eiser] minder vergaande maatregel niet goed denkbaar. Een mogelijk alternatief, te weten de overplaatsing van de croupier, zou weliswaar voor [eiser] minder verstrekkend zijn, maar voert ten aanzien van de croupier veel te ver. De voorzieningenrechter neemt bij het voorgaande tevens in aanmerking dat Holland Casino in haar brief van 1 september 2009 (zie r.o. 2.14) aan [eiser] heeft medegedeeld dat het entreeverbod na ommekomst van een jaar zal worden geëvalueerd.
4.9. Gezien het voorgaande luidt de conclusie van de voorzieningenrechter dat Holland Casino terecht gebruik heeft gemaakt van haar bevoegdheid om aan [eiser] een entreeverbod voor onbepaalde tijd op te leggen. De vordering tot opheffing van het entreeverbod zal dan ook worden afgewezen.
4.10. [eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Holland Casino worden begroot op:
- vast recht € 262,00
- salaris advocaat 816,00
Totaal € 1.078,00
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. wijst de vorderingen af,
5.2. veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van Holland Casino tot op heden begroot op € 1.078,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.H. Bokx-Boom en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. J.C.D. Crezée op 22 september 2009.