ECLI:NL:RBARN:2009:BK2682

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
23 oktober 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
190337
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot herstel van ontruimde situatie van een kraakpand

In deze zaak vorderde eiser, een kraker, de Staat der Nederlanden, en via haar de officier van justitie, om op strafrechtelijke gronden de huidige bezetters van een pand aan te houden en hem in staat te stellen het pand opnieuw in gebruik te nemen. Eiser stelde dat hij en zijn medekrakers onrechtmatig door de politie uit het pand waren ontruimd en vorderde herstel van de situatie zoals deze was vóór de ontruiming. De Staat betwistte de onrechtmatigheid van de ontruiming en stelde dat de politie enkel bevoegd was om de krakers aan te houden, zonder dat zij actief bijgedragen had aan het in gebruik nemen van het pand door de eigenaar, DGG Beheer.

De voorzieningenrechter oordeelde dat de vordering van eiser niet voor toewijzing in aanmerking kwam. De rechter stelde vast dat er onvoldoende bewijs was dat de politie het pand ter beschikking had gesteld aan DGG, en dat de vordering te verstrekkend was. De rechter benadrukte dat de officier van justitie een ruime beleidsvrijheid heeft in de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde, en dat de civiele rechter slechts in uitzonderlijke gevallen kan ingrijpen. De huidige bewoners van het pand hadden een rechtsgeldig verblijfsrecht, en eiser had niet aangetoond dat zij zich schuldig hadden gemaakt aan strafbare feiten die een strafrechtelijk optreden rechtvaardigden.

Uiteindelijk wees de voorzieningenrechter de vorderingen van eiser af en veroordeelde hem in de proceskosten, die aan de zijde van de Staat tot op heden waren begroot op € 1.078,00. Dit vonnis werd uitgesproken door mr. O. Nijhuis op 23 oktober 2009, in aanwezigheid van de griffier mr. H. Siragedik.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 190337 / KG ZA 09-635
Vonnis in kort geding van 23 oktober 2009
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
advocaat mr. M.A.R. Schuckink Kool te ’s-Gravenhage,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
DE STAAT DER NEDERLANDEN (Het Ministerie van Justitie),
gevestigd te ’s-Gravenhage,
gedaagde,
advocaat mr. R.W. Veldhuis te ’s-Gravenhage.
Partijen zullen hierna [eiser] en de Staat genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de mondelinge behandeling
- de pleitnota van [eiser]
- de pleitnota van de Staat.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Het pand aan de [adres] te [woonplaats] (hierna: het pand) is eigendom van DGG Beheer (hierna: DGG). DGG wil het pand verhuren en heeft daarvoor de bedrijven ABC Makelaardij en DTZ Zadelhof ingeschakeld. DGG heeft met Ad Hoc Beheer B.V. (hierna: Ad Hoc) met betrekking tot het pand op 19 december 2008 een overeenkomst van lastgeving met volmacht tot tijdelijke terbeschikkingstelling van verblijfsruimte gesloten.
2.2. Ad Hoc heeft met betrekking tot het pand op 3 december 2008 met twee personen een overeenkomst tot tijdelijk gebruik gesloten. Tot 11 juni 2009 hebben die personen in het pand gewoond tegen een vergoeding van € 175,00 per maand.
2.3. Op 20 september 2009 is het pand in gebruik genomen c.q. gekraakt door meerdere mensen, waaronder [eiser] (hierna: de krakers).
2.4. Op 21 september 2009 is namens de krakers een concept dagvaarding voor dag¬bepaling aan de griffie van deze rechtbank verzonden ten einde de Staat te doen verbieden om tot strafrechtelijke ontruiming van het pand over te gaan. Het openbaar ministerie (hierna: het OM) en de politie zijn daarvan bij brief van gelijke datum op de hoogte gesteld.
2.5. De politie heeft op last van het OM op 22 september 2009 de krakers aangehouden vanwege vermoedelijke overtreding van de artikelen 138, 429sexies en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
2.6. DGG heeft na aanhouding van de krakers het pand weer in gebruik genomen. DGG heeft via Ad Hoc twee nieuwe bewoners in het pand geplaatst als antikraak maatregel.
3. Het geschil
3.1. [eiser] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, de Staat, en via haar de officier van justititie te [woonplaats], te gebieden op strafrechtelijke gronden tot aanhouding van de huidige bezetters van het pand over te gaan of te doen gaan en daarna [eiser] in staat te stellen het pand wederom in gebruik te nemen, met veroordeling van de Staat in de proceskosten. [eiser] legt aan zijn vordering ten grondslag dat hij en zijn medekrakers door de politie onrechtmatig uit het pand zijn ontruimd. Hij vordert daarom herstel van de situatie vóór de ontruiming.
3.2. De Staat voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Het gestelde spoedeisend belang ligt besloten in de aard van de zaak.
4.2. Uit het recente arrest van de Hoge Raad van 9 oktober 2009 (LJN BJ1254) volgt dat strafrechtelijke ontruiming van een kraakpand door de politie op last van het OM, wegens het ontbreken van een wettelijke grondslag daarvoor, in strijd is met het huisrecht van de krakers en daardoor onrechtmatig is.
4.3. [eiser] stelt dat er in casu sprake was van een strafrechtelijke ontruiming dan wel van een daarmee op één lijn te stellen handelen van politie en OM, nu de politie ervoor heeft gezorgd dat DGG het pand weer in gebruik kon nemen na de aanhouding van de krakers. [eiser] stelt dat de politie DGG zonder toestemming van de krakers in de gelegenheid heeft gesteld het pand te betreden en in gebruik te nemen. De Staat betwist dat en stelt dat er slechts is overgegaan tot aanhouding van de krakers - niet in geschil is dat de politie bevoegd was om tot aanhouding van de krakers over te gaan - en dat de politie niet actief heeft bijgedragen aan het in hergebruik nemen van het pand door DGG. Wie op dit punt het gelijk aan zijn zijde heeft kan thans niet worden vastgesteld. Daarvoor is bewijs¬levering nodig waarvoor dit kort geding zich niet leent. Gelet op de thans bestaande onduidelijkheid is voorshands onvoldoende aannemelijk geworden dat de politie het pand ter beschikking heeft gesteld aan DGG. Op grond van het vorenstaande kan thans niet met een grote mate van waarschijnlijkheid worden aangenomen dat de bodemrechter zal beslissen dat er sprake was van een (onrechtmatige) strafrechtelijke ontruiming dan wel van een daarmee gelijk te stellen optreden van politie en OM. Reeds gelet hierop komt de vordering van [eiser], die in feite neerkomt op het terugdraaien van de beweerde strafrechtelijke ontruiming, niet voor toewijzing in aanmerking.
4.4. Voorts is de voorzieningenrechter van oordeel dat de vordering te verstrekkend is en ook om die reden niet voor toewijzing in aanmerking komt. Gevorderd wordt immers dat de Staat via de officier van justitie wordt bevolen een strafvorderlijk dwangmiddel toe te passen. Niet in geschil is dat de officier van justitie ter zake de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde een ruime mate van beleidsvrijheid heeft, waarin de civiele rechter slechts in zeer uitzonderlijke gevallen kan ingrijpen. Voor een voorziening in kort geding is slechts plaats indien het gaat om een handeling waartoe geen redelijk denkend officier van justitie zou kunnen komen. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft de officier van justitie in redelijkheid kunnen besluiten niet tot aanhouding van de huidige bewoners over te gaan om vervolgens [eiser] en zijn medekrakers in staat te stellen het pand weer in gebruik te nemen. De huidige bewoners hebben immers een rechtsgeldig verblijfsrecht voor het pand en [eiser] heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de huidige bewoners zich schuldig zouden hebben gemaakt aan enig strafbaar feit, dat een strafrechtelijk optreden van de Staat zou kunnen rechtvaardigen.
4.5. [eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van de Staat worden begroot op:
- vast recht € 262,00
- salaris advocaat € 816,00
Totaal € 1.078,00
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. wijst de vorderingen af,
5.2. veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van de Staat tot op heden begroot op € 1.078,00,
5.3. verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. O. Nijhuis en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. H. Siragedik op 23 oktober 2009.