ECLI:NL:RBARN:2009:BK2776

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
28 oktober 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
160721
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatig handelen en intellectuele eigendomsrechten in aandeelhoudersgeschil

In deze zaak, die voor de Rechtbank Arnhem is behandeld, gaat het om een geschil tussen twee aandeelhouders van de vennootschap Pondac Products B.V. De eiseres vordert schadevergoeding van de gedaagde op basis van onrechtmatig handelen met betrekking tot intellectuele eigendomsrechten (IE-rechten) en de verdeling van een boot die gezamenlijk in eigendom is. De rechtbank heeft eerst de vraag beoordeeld of de gedaagde onrechtmatig heeft gehandeld jegens de eiseres. De eiseres stelt dat de gedaagde de IE-rechten van de Gark op zijn naam heeft geregistreerd en dat hij onrechtmatig heeft gehandeld door deze rechten niet over te dragen aan de vennootschap, wat heeft geleid tot schade voor de eiseres. De rechtbank oordeelt dat de gedaagde onrechtmatig heeft gehandeld door de boot te verkopen zonder toestemming van de eiseres, waardoor zij inbreuk maakt op haar eigendomsrecht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de boot is verkocht aan een derde en dat de gedaagde de koopprijs heeft ontvangen. De eiseres heeft recht op de helft van de waarde van de boot, die door de rechtbank is vastgesteld op € 8.125,00. De rechtbank heeft de vorderingen van de gedaagde in reconventie afgewezen, omdat hij onvoldoende heeft onderbouwd dat de eiseres onrechtmatig heeft gehandeld. De proceskosten zijn gecompenseerd, gezien de affectieve relatie tussen partijen. Het vonnis is uitgesproken op 28 oktober 2009.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 160721 / HA ZA 07-1518
Vonnis van 28 oktober 2009
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiseres in het incident
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. C. Boonman te Arnhem,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
verweerder in het incident
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. M.F.G. Mulders te Zaltbommel.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 31 december 2008
- het proces-verbaal van voorlopig getuigenverhoor van 20 april 2009
- het proces-verbaal van comparitie van 20 april 2009
- de akte ex art. 843a Rv van [eiseres] van 3 juni 2009
- de antwoordakte van [gedaagde] van 15 juli 2009.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Partijen zijn ieder voor 50% aandeelhouder in de onderneming Pondac Products B.V. (‘Pondac’), opgericht op 24 maart 2004. Beiden waren ook zelfstandig bevoegd bestuurder van deze onderneming. Bij beschikking van de Ondernemingskamer van het Gerechtshof Amsterdam van 24 februari 2006 is de heer [ ] [betrokkene] benoemd tot bestuurder van Pondac met gelijktijdige schorsing van partijen als bestuurder. Pondac hield zich bezig met het produceren en exploiteren van het product ‘Gark’, een multifunctionele hark.
2.2. Partijen hebben tot oktober 2005 een affectieve relatie gehad. Daarna is tussen partijen onenigheid ontstaan en hebben partijen tal van procedures tegen elkaar gevoerd.
2.3. [eiseres] heeft ter verzekering van haar vorderingen op [gedaagde] een aantal beslagen gelegd, onder meer onder de Postbank en de Rabobank en op een aan beide partijen in eigendom toebehorende boot.
De Gark
2.4. [gedaagde] heeft begin 2004 de IE-rechten van de Gark op zijn naam geregistreerd. Bij overeenkomst van 9 maart 2004 is tussen [gedaagde] en de vennootschap naar Cypriotisch recht Pisarla Ltd (‘Pisarla’) overeengekomen dat [gedaagde] deze IE-rechten zal overdragen aan Pisarla. Zowel [gedaagde] als [eiseres] zijn aandeelhouder in deze vennootschap. Deze overeenkomst is niet ondertekend. Het was de bedoeling van partijen dat Pondac van Pisarla een licentie zou verkrijgen om de Gark te exploiteren.
2.5. [gedaagde] heeft Pondac in een brief van 5 september 2006 geschreven dat de overeenkomst van 9 maart 2004 niet is uitgevoerd, omdat niet is voldaan aan de inschrijving van de overdracht van de IE-rechten in de verschillende registers, maar dat hij nog wel bereid is om mee te werken aan de uitvoering van de overeenkomst op nader overeen te komen condities.
2.6. De bereidheid om mee te werken aan de overdracht van de IE-rechten heeft [gedaagde] ingetrokken in een brief van 26 november 2006 aan Pondac.
2.7. [eiseres] heeft namens Pisarla de IE-rechten op de Gark bij overeenkomst van 28 juni 2006 overgedragen aan Pondac. [gedaagde] heeft de IE-rechten vervolgens op 11 september 2007 als bestuurder van Pondac weer aan hem zelf overgedragen. Op dat moment was [gedaagde] geschorst als bestuurder van Pondac. Bij vonnis van 12 september 2007 is Pondac in staat van faillissement verklaard. De curator van Pondac heeft de vernietiging van de overdracht van de IE-rechten aan [gedaagde] bij brief van 30 oktober 2007 ingeroepen. In het faillissementsverslag van 30 maart 2009 heeft de (opvolgend) curator over die vernietiging onder meer geschreven:
‘Paulianeus handelen
Ik heb onderzoek gedaan en ben daarbij niet op paulianeuze handelingen gestuit anders dan één die reeds door de vorige curator was vernietigd maar die ik in het kader van de verkoop van voorraad en inventaris heb “weggeschikt”.’
De boot
2.8. [gedaagde] heeft [eiseres] op 11 februari 2004 de helft van de eigendom van een boot geschonken. Partijen zijn het niet eens over de wijze van verdeling van de eigendom van deze boot. [eiseres] heeft op 14 september 2006 en 29 mei 2007 conservatoir beslag gelegd op de boot. Nadat [eiseres] bleek dat de boot van de ligplaats was verdwenen, heeft zij op 25 juni 2007 aangifte gedaan van onttrekking van de boot aan het beslag. Na een voorlopig getuigenverhoor, gehouden ten overstaan van deze rechtbank op 20 april 2009, is vast komen te staan dat [gedaagde] de boot heeft verkocht aan de heer [betrokkene 2] voor een bedrag van € 16.250,-. Uit een door [gedaagde] in het geding gebracht taxatierapport van 2 oktober 2007 van Steenwijk Yachting blijkt dat de boot toen een dagwaarde van € 19.500,- en een executiewaarde van € 15.000,- had.
2.9. Uit door [gedaagde] in het geding gebrachte stukken blijkt verder dat [gedaagde] kosten heeft gemaakt in verband met de boot, voor onder meer onderhoud en liggeld, ten bedrage van € 8.330,09.
De administratie
2.10. [eiseres] heeft op 10 oktober 2005 de volledige bedrijfsadministratie, de computers en alle dossiers meegenomen uit het kantoor van Pondac en deze onder zich gehouden.
3. De vordering
in het incident
3.1. Bij akte van 3 juni 2009 heeft [eiseres] de rechtbank verzocht om [gedaagde] op grond van art. 843a Rv. te bevelen te bewijzen dat hij geregistreerd rechthebbende is van al het IE betreffende het tuingereedschap de Gark en sedert wanneer, aan de hand van verificatoire gegevens, waarna zij in de gelegenheid zal zijn haar vorderingen nader te onderbouwen.
3.2. [gedaagde] voert verweer. Op dit verweer zal hierna worden ingegaan.
in conventie
3.3. [eiseres] vordert, na wijziging en vermeerdering van eis, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
(i) voor recht te verklaren dat, indien vastgesteld zou worden dat de intellectuele eigendomsrechten aan [gedaagde] toekomen, [gedaagde] onrechtmatig jegens [eiseres] heeft gehandeld, met veroordeling van [gedaagde] tot vergoeding van de door [eiseres] daardoor geleden schade, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de Wet, vermeerderd met de wettelijke rente over die schade vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
(ii) primair de boot aan [eiseres] toe te delen en [gedaagde] te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting de boot binnen 2 dagen na betekening van het vonnis aan [eiseres] ter beschikking te stellen, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 2.500,00 voor elke dag of gedeelte daarvan dat gedaagde nalaat aan die veroordeling te voldoen;
(iii) subsidiair een door de rechtbank in goede justitie nader te bepalen derde te benoemen die de boot zal vervreemden en de opbrengst daarvan verdeelt over [eiseres] en [gedaagde] en tevens [gedaagde] te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting de boot binnen 2 dagen na betekening van het vonnis aan de nader te benoemen derde ter beschikking te stellen, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 2.500,00 voor elke dag of gedeelte daarvan dat [gedaagde] nalaat aan die veroordeling te voldoen;
(iv) meer subsidiair [gedaagde] te veroordelen medewerking te verlenen aan de verdeling van de boot;
een en ander met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van de procedure, met inbegrip van beslag- en betekeningskosten.
3.4. [eiseres] legt aan haar eerste vordering ten grondslag dat [gedaagde] onrechtmatig jegens haar als schuldeiser en als aandeelhoudster heeft gehandeld, door plots het standpunt in te nemen dat de IE-rechten door hem nimmer zijn overgedragen. Daarbij heeft [gedaagde] volgens [eiseres] ook een zorgvuldigheidsnorm jegens haar in privé geschonden. De schade wordt door [eiseres] begroot op € 170.000,- aan gemiste royalty’s over de verkochte Garks.
Ten aanzien van de boot legt [eiseres] aan haar vordering ten grondslag dat zij deze in gezamenlijk eigendom hadden en dat zij verdeling van de gemeenschappelijke eigendom verlangt.
3.5. [gedaagde] voert verweer. Daarop zal hierna worden ingegaan.
in reconventie
3.6. [gedaagde] vordert bij vonnis:
(i) te verklaren voor recht dat [eiseres] onrechtmatig jegens [gedaagde], in zijn hoedanigheid van aandeelhouder en/of crediteur en/of bestuurder van Pondac, heeft gehandeld en dat [eiseres] de daardoor geleden schade door [gedaagde] dient te vergoeden, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
(ii) te verklaren voor recht dat [eiseres] onrechtmatig jegens [gedaagde] persoonlijk heeft gehandeld en dat [eiseres] de daardoor geleden schade door [gedaagde] dient te vergoeden, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
(iii) [eiseres] te veroordelen, uitvoerbaar bij voorraad, om aan [gedaagde] af te geven de antieke barometer, een computer merk Dell, type laptop, een regenjas, fotomateriaal en cd’s, zulks binnen 2 dagen na betekening van het te dezen te wijzen vonnis, op straffe van een dwangsom van € 500,- per dag voor iedere dag, nadat voormelde twee dagen zijn vertsreken, dat [eiseres] hiermee in gebreke blijft;
(iv) [eiseres] te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 4.165,05 zijnde de helft van de kosten van onderhoud en instandhouding van de boot in de periode 2004 – 2007;
(v) [gedaagde] toe te staan, zolang geen vonnis in de schadestaatprocedure is gewezen, zijn eventuele betalingsverplichtingen jegens [eiseres] op grond van de vordering in conventie te mogen opschorten, althans [eiseres] te veroordelen zulks te gehengen en gedogen;
een en ander met veroordeling van [eiseres] in de kosten van de procedure.
3.7. [gedaagde] legt aan zijn vorderingen ten grondslag dat [eiseres] de bedrijfsvoering van Pondac stil heeft gelegd door de gehele administratie en alle computers van Pondac uit het kantoor van Pondac mee te nemen naar haar woonhuis en door de beslaglegging op alle handelsvoorraden en cruciale bedrijfsmiddelen. [eiseres] heeft aldus onrechtmatig jegens [gedaagde] gehandeld, waarbij [eiseres] een specifieke zorgvuldigheidsnorm jegens [gedaagde] heeft geschonden. De schade bestaat volgens [gedaagde] uit gederfde inkomsten, niet declareerbare zakelijke kosten, vermogensschade in de zin van waardevermindering van de aandelen en additionele kosten.
Verder heeft [eiseres] volgens [gedaagde] de IE-rechten van [gedaagde] aan Pondac overgedragen, zonder dat [gedaagde] dat wist en zonder dat [eiseres] daartoe bevoegd was. [gedaagde] voegt daaraan toe dat hij dat inmiddels heeft teruggedraaid en dat deze rechtshandeling door de voormalig curator van Pondac is vernietigd. De schade is afhankelijk van te treffen rechtsmaatregelen.
Tenslotte heeft [eiseres] volgens [gedaagde] onrechtmatig gehandeld door beslag te leggen ter verzekering van ondeugdelijke vorderingen. Deze rechtbank heeft op 3 mei 2007, 4 juli 2007 en 25 september 2007 geoordeeld dat de beslagen opgeheven dienen te worden. [gedaagde] heeft schade geleden door de onterecht gelegde beslagen en vordert vergoeding daarvan. Deze schade wordt begroot op € 40.000,-.
3.8. [eiseres] voert verweer. Hierop zal hierna worden ingegaan.
4. De beoordeling
in het incident
4.1. De vordering van [eiseres] om [gedaagde] te bevelen te bewijzen dat de IE-rechten zijn eigendom zijn door middel van overlegging van bescheiden zal worden afgewezen. [eiseres] heeft naar het oordeel van de rechtbank geen belang bij deze vordering, nu deze gegevens niet relevant zijn voor haar vorderingen. De gegevens zijn evenmin noodzakelijk voor de berekening van de door [eiseres] geleden schade zoals zij deze in de onderhavige procedure vordert.
4.2. De proceskosten in het incident zullen worden gecompenseerd, gelet op de affectieve relatie die partijen hebben gehad.
in de hoofdzaak
in conventie
De IE-rechten
4.3. Nu de vordering van [eiseres] ten aanzien van de IE-rechten gebaseerd is op onrechtmatig handelen van [gedaagde] jegens [eiseres] als aandeelhoudster en schuldeiser, zal de rechtbank allereerst de vraag beoordelen of daarvan sprake is en of dat leidt tot schadeplichtigheid jegens [eiseres]. Eerst indien de rechtbank van oordeel is dat [gedaagde] onrechtmatig heeft gehandeld jegens [eiseres], is de vraag bij wie de IE-rechten thans berusten relevant.
4.4. Tussen partijen staat vast dat het weliswaar in eerste instantie de bedoeling was om de IE-rechten van [gedaagde] over te dragen aan Pondac, maar dat bij nader inzien is besloten dat de IE-rechten zouden worden ingebracht in Pisarla. Pondac zou vervolgens de IE-rechten exploiteren op basis van een licentie. Dit laatste is uitgevoerd, het eerste niet. Zoals ook al is vastgesteld door de Ondernemingskamer van het Gerechtshof te Amsterdam in haar eindbeschikking van 9 augustus 2007, zijn de IE-rechten niet formeel overgedragen aan Pisarla. Pondac heeft echter wel de Gark geëxploiteerd, al dan niet op basis van een licentie van [gedaagde]. Pondac had dus slechts een gebruiksrecht. De overdracht van [eiseres] namens Pisarla op 28 juni 2006 had derhalve geen rechtsgevolg, ook als zou [eiseres] bevoegd zijn geweest om Pisarla te vertegenwoordigen. Pisarla was immers geen eigenaar van de IE-rechten.
4.5. Gesteld noch gebleken is dat het gebruiksrecht van Pondac is beknot door de handelingen van [gedaagde] op 11 september 2007, daags voor het door [eiseres] aangevraagde faillissement van Pondac. Dit betekent dat niet kan worden worden aangenomen dat [eiseres] in haar hoedanigheid van aandeelhouder en/of schuldeiser van Pondac schade heeft geleden door die handelingen van [gedaagde].
4.6. Omdat Pisarla geen rechthebbende was op de IE-rechten, kan [eiseres] ook geen schadevergoeding vorderen in haar hoedanigheid van aandeelhouder en/of schuldeiser van Pisarla. Aan Pisarla is geen eigendoms- of gebruiksrecht ontnomen. Wellicht heeft Pisarla inkomsten gederfd doordat het voornemen om de IE-rechten bij haar in te brengen niet is uitgevoerd. Dit geeft [eiseres] in haar hoedanigheid van aandeelhouder evenwel geen rechtstreekse aanspraak op schadevergoeding jegens [gedaagde] gelet op de ABP/Poot jurisprudentie van de Hoge Raad, nog daargelaten of kan worden aangenomen dat [gedaagde] jegens Pisarla in verzuim was. [eiseres] heeft ook geen aanspraak op schadevergoeding in haar hoedanigheid van schuldeiser van Pisarla aangezien gesteld noch gebleken is dat zij vorderingen heeft op Pisarla die door Pisarla niet voldaan kunnen worden.
Ten aanzien van de boot
4.7. Inmiddels is vast komen te staan dat de boot is verkocht aan een derde en dat [gedaagde] de koopprijs daarvoor volledig heeft ontvangen. Die verkoop door [gedaagde] is onrechtmatig jegens [eiseres], nu [gedaagde] daarmee inbreuk maakt op haar eigendomsrecht. [eiseres] heeft haar vordering ten aanzien van de boot op de comparitie van partijen van 19 februari 2008 nader toegelicht en verklaard dat, als de boot niet aan haar kan worden toebedeeld, zij de helft van de waarde in geld wil ontvangen.
4.8. Nu vast staat dat de boot is verkocht en niet is gesteld of gebleken dat [eiseres] de koopovereenkomst tussen [gedaagde] en [betrokkene 2] heeft vernietigd of anderszins heeft aangetast, is de rechtbank van oordeel dat [eiseres] de helft van de waarde van de boot in geld toekomt. [eiseres] stelt die waarde op € 36.000,00 op basis van een taxatierapport uit 2002. Die waarde is evenwel achterhaald gebleken, gelet op het taxatierapport dat [gedaagde] heeft overgelegd en dat dateert van 2007 en de verklaring van [betrokkene 2] over achterstallig onderhoud aan de boot. De rechtbank zal dan ook uitgaan van een waarde van de boot gelijk aan het bedrag dat [betrokkene 2] daarvoor heeft betaald aan [gedaagde]. Dat leidt tot de conclusie dat [gedaagde] een bedrag van (50% van € 16.250,-=) € 8.125,- aan [eiseres] dient te betalen.
4.9. De rechtbank ziet aanleiding de proceskosten tussen partijen te compenseren, gelet op het feit dat zij een affectieve relatie hebben gehad. Daaronder vallen ook de door [eiseres] gevorderde kosten van conservatoir beslag (HR 22 mei 1936, NJ 1936, 1064).
in reconventie
Stilleggen bedrijfsvoering
4.10. Ten aanzien van de gevorderde verklaring voor recht dat [eiseres] onrechtmatig heeft gehandeld door de bedrijfsvoering van Pondac stil te leggen overweegt de rechtbank als volgt. [eiseres] voert aan dat [gedaagde] als aandeelhouder van Pondac geen aanspraak kan maken op vergoeding van zijn schade, gelet op vaste rechtspraak van de Hoge Raad op dit punt. [eiseres] voert aan dat zij geen specifieke zorgvuldigheidsnorm jegens [gedaagde] heeft geschonden.
4.11. Uit de door [eiseres] aangehaalde jurisprudentie volgt dat - kort gezegd - de schade die een individuele aandeelhouder lijdt als gevolg van onrechtmatig handelen door een derde jegens de vennootschap niet door de individuele aandeelhouder tegen die derde te gelde gemaakt kan worden (HR 2 december 1994, NJ 1995, 288, ABP/Poot).
4.12. [gedaagde] heeft gesteld dat door [eiseres] jegens hem een specifieke zorgvuldigheidsnorm is geschonden, doch laat na te stellen welke specifieke zorgvuldigheidsnorm jegens hem in privé in acht had moeten worden genomen. Hij stelt slechts dat ‘veel van de in het voorgaande door hem gestelde feiten en omstandigheden kunnen worden beschouwd als bijzondere omstandigheden en/of het schenden van specifieke zorgvuldigheidsnormen op grond waarvan een uitzondering dient te worden gemaakt op het zogenoemde ‘Poot-arrest’ en [gedaagde] (ook) als aandeelhouder [eiseres] kan aanspreken.’ De rechtbank is van oordeel dat [gedaagde] zijn de vordering daarmee onvoldoende heeft onderbouwd. De vordering zal dan ook worden afgewezen.
Schade intellectueel eigendom
4.13. [gedaagde] stelt dat [eiseres] onrechtmatig jegens hem heeft gehandeld door zich jegens Lioc Octrooibureau en de interim-bestuurder van Pondac, [betrokkene], voor te doen als bevoegd bestuurder van Pisarla terwijl zij dat niet was. [eiseres] heeft volgens [gedaagde] onbevoegdelijk namens Pisarla de overeenkomst van 28 juni 2006 met Pondac ondertekend. Op grond van deze overeenkomst zouden de IE-rechten van Pisarla zijn overgedragen aan Pondac. [gedaagde] stelt dat hij dientengevolge schade heeft geleden, die onder meer bestaat uit de kosten die hij zal maken in verband met te treffen rechtsmaatregelen. [eiseres] heeft niet betwist dat zij niet bevoegd was Pisarla te vertegenwoordigen. [eiseres] voert aan dat het de bedoeling was van partijen om de IE-rechten aan Pondac over te dragen en dat de handelwijze van [eiseres] dan ook niet onrechtmatig was jegens [gedaagde].
4.14. De rechtbank is van oordeel dat [eiseres] niet bevoegd was Pisarla te vertegenwoordigen, althans daarvan is de rechtbank niet gebleken en [eiseres] heeft dat op zichzelf niet betwist. Nog afgezien van de vraag of deze overdracht als onrechtmatig kan worden beschouwd jegens [gedaagde], heeft [gedaagde] naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende geconcretiseerd waar zijn nadeel uit bestaat. [gedaagde] heeft de IE-rechten weer aan zichzelf
overgedragen. Hoewel die rechtshandeling door de curator is vernietigd, blijkt uit de in het geding gebrachte stukken en dan met name uit het faillissementsverslag van de (opvolgend) curator van 20 maart 2009 dat de curator aan die vernietiging geen vervolg geeft en de kwestie heeft ‘weggeschikt’.
4.15. De vorderingen van [gedaagde] op dit punt zullen dan ook worden afgewezen, nu [gedaagde] naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende belang heeft daarbij.
Vexatoire beslagen
4.16. [eiseres] voert tegen deze vordering aan dat zij terecht beslag heeft gelegd, omdat zij vorderingen op [gedaagde] heeft. Enkele van haar vorderingen staan nog niet vast, omdat nog verschillende procedures lopen. Bij vonnis van deze rechtbank van 9 januari 2008 is al wel vastgesteld dat [eiseres] een bedrag van € 20.000,- aan [gedaagde] heeft geleend en is [gedaagde] veroordeeld dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente, aan [eiseres] terug te betalen. Daarmee staat vast dat de beslagen voor een bedrag van € 20.000,- plus rente niet ten onrechte zijn gelegd. Dat op enig moment een bedrag van € 40.000,- door [gedaagde] in depot is gestort ter verzekering van deze vordering van [eiseres] doet daaraan op zichzelf niet af. Nu de vorderingen van [eiseres] ook in deze procedure ten dele worden toegewezen is de rechtbank van oordeel dat de beslagen niet onrechtmatig zijn jegens [gedaagde]. Deze vordering van [gedaagde] zal dan ook worden afgewezen.
Teruggeven eigendommen
4.17. [eiseres] heeft betwist dat zij eigendommen van [gedaagde] heeft meegenomen. De verklaring waar [gedaagde] naar verwijst ter onderbouwing van zijn vordering ondersteunt zijn vordering niet. In deze verklaring wordt niet vermeld dat [eiseres] de bewuste eigendommen van [gedaagde] heeft meegenomen.
Nu [gedaagde] zijn vordering niet nader heeft geconcretiseerd met feiten, zal deze als onvoldoende gemotiveerd worden afgewezen.
Kosten boot
4.18. [eiseres] stelt dat zij nooit in de gelegenheid is gesteld door [gedaagde] om gebruik te maken van de boot en dat zij daarom niet hoeft bij te dragen in de kosten van beheer en onderhoud van de boot. Op grond van art. 3:172 BW dragen de deelgenoten die een zaak in gemeenschappelijk eigendom hebben naar evenredigheid bij tot de uitgaven die voortvloeien uit handelingen die bevoegdelijk ten behoeve van de gemeenschap zijn verricht. Op grond van art. 3:166 lid 1 BW kunnen handelingen die tot gewoon onderhoud of tot behoud van een gemeenschappelijk goed door ieder der deelgenoten zo nodig zelfstandig worden verricht. Voor het overige geschiedt het beheer op grond van art. 3:166 lid 2 BW door de deelgenoten tezamen, tenzij een regeling anders bepaalt. Vast staat dat partijen geen regeling hebben getroffen ter zake van het onderhoud en het beheer van de boot. Evenmin heeft [gedaagde] overleg gepleegd met [eiseres] over de kosten van beheer en onderhoud. Het bepaalde in art. 3:170 lid 1 BW dient zo uitgelegd te worden dat een deelgenoot slechts ‘zonodig zelfstandig’ beheersdaden kan verrichten indien ingrijpen zo urgent is dat er geen gelegenheid is de andere deelgenoot te raadplegen. In dat geval is sprake van een bevoegd verrichte beheersdaad, als bedoeld in art. 3:172 BW. [gedaagde] heeft niet gesteld dat het beheer en onderhoud, waartoe hij opdracht heeft gegeven en waarvan hij thans een bijdrage in de kosten vordert, zo urgent waren dat hij daarover niet kon overleggen met [eiseres]. Nu daarover in zijn algemeenheid tussen partijen geen afspraken zijn gemaakt, komen de kosten die [gedaagde] thans vordert niet voor vergoeding door [eiseres] in aanmerking. De onderliggende beheersdaden zijn immers op grond van art. 3:166 BW niet bevoegdelijk verricht.
4.19. De rechtbank zal de proceskosten tussen partijen compenseren, gelet op het feit dat zij een affectieve relatie hebben gehad.
5. De beslissing
De rechtbank
in het incident
5.1. wijst de vordering af,
5.2. compenseert de kosten, in die zin dat elk van partijen de eigen kosten draagt,
in de hoofdzaak
in conventie
5.1. veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiseres] van een bedrag van € 8.125,00,
5.2. wijst het meer of anders gevorderde af,
5.2. compenseert de proceskosten, in die zin dat elke partij de eigen kosten draagt,
in reconventie
5.3. wijst de vorderingen af,
5.5. compenseert de proceskosten, in die zin dat elke partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.H. Bokx-Boom en in het openbaar uitgesproken op 28 oktober 2009.