ECLI:NL:RBARN:2009:BK3385

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
6 november 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05/503324-09
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • T.H.P. de Roos
  • P.J. van den Broeke
  • W.L.J.M. Duijst
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling poging tot doodslag in het verkeer na roekeloos rijgedrag

In deze zaak heeft de Rechtbank Arnhem op 6 november 2009 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van poging tot doodslag in het verkeer. De verdachte had op 23 december 2008 in Nijmegen, tijdens een achtervolging door de politie, zeer roekeloos gereden. Hij negeerde herhaaldelijk stoptekens en verkeerslichten, reed met een snelheid van ongeveer 140 kilometer per uur waar 50 kilometer per uur was toegestaan, en kwam uiteindelijk in botsing met een andere auto, bestuurd door J.T., die bij groen licht de kruising opreed. De rechtbank oordeelde dat het rijgedrag van de verdachte zo roekeloos was dat hij zich bewust was van de kans op een ernstig ongeval en deze kans had aanvaard. Ondanks getuigenverklaringen die suggereerden dat de verdachte kort voor de aanrijding had geremd, concludeerde de rechtbank dat dit niets afdeed aan het voorwaardelijke opzet van de verdachte. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde feit had begaan en sprak hem vrij van andere tenlastegelegde feiten. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 24 maanden op, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 3 jaar. De rechtbank weegt hierbij de ernst van het feit en de eerdere justitiële documentatie van de verdachte mee.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM
Sector strafrecht
Meervoudige kamer
Promis II
Parketnummer : 05/503324-09
Datum zitting : 23 oktober 2009
Datum uitspraak : 6 november 2009
Tegenspraak
In de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
tegen:
naam : [verdachte],
geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats],
Adres : [adres]
Woonplaats : [woonplaats]
Raadsman : Mr. H. van der Linden, advocaat te Nijmegen.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is, na een door de rechtbank toegewezen vordering wijziging tenlastelegging, tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 23 december 2008 te Nijmegen, ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om opzettelijk J.T. [slachtoffer] van het leven te beroven, (telkens) opzettelijk
met een door hem bestuurde personenauto het op de Varenstraat door de verbalisanten (door middel van het verlichte transparant aan de voorzijde van het dienstvoertuig met daarop afwisselend de tekst “Stop”” en “Politie”) gegeven stopteken heeft genegeerd en/of is blijven negeren, terwijl dit stopteken in spiegelschrift (duidelijk) zichtbaar voor hem was, althans (duidelijk) zichtbaar aan hem getoond is, terwijl het dienstvoertuig (tevens) optische en geluidssignalen heeft gevoerd, en/of (vervolgens) rechtsaf de Distelstraat is ingeslagen en/of vervolgens rechtsaf de Floraweg is ingeslagen, terwijl hij het eerdergenoemde (door verbalisanten gegeven en voor hem zichtbare) stopteken is blijven negeren, en/of met een dusdanige hoge snelheid over de op de Floraweg aanwezige drempels heeft gereden dat de vonken onder verdachtes personenauto vandaan zijn gekomen, en/of (vervolgens) (opzettelijk) een bij/op/voor de kruising met de Wolfskuilseweg geplaatst, voor hem geldend rood uitstralend verkeerslicht heeft genegeerd en/of (daarbij) in strijd met artikel 62 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, geen gevolg heeft gegeven aan een verkeersteken, dat een gebod of verbod inhoudt, immers niet is gestopt voor een voor zijn/haar
rijrichting bestemd driekleuring verkeerslicht dat rood licht uitstraalde, en/of (vervolgens) linksaf de Wolfkuilseweg is opgereden, terwijl hij het eerdergenoemde (door verbalisanten gegeven en voor hem zichtbare) stopteken is blijven negeren, en/of (vervolgens) op die Wolfkuilseweg een personenauto aan de linkerzijde een personenauto heeft ingehaald,
en/of (vervolgens) via de voorsorteerstrook voor linksaf, rechtsaf de Graafseweg is opgereden,
en/of (daarbij) in strijd met artikel 78 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, niet heeft voldaan aan de verplichting op een kruispunt de richting te volgen die de voorsorteerstrook, waarop hij,verdachte zich bevindt, aangeeft, en/of (daarbij) een bij/op/voor de kruising met de Graafseweg geplaatst, voor hem geldend rood uitstralend verkeerslicht heeft genegeerd en/of (daarbij) in strijd met artikel 62 van het Reglement verkeersregels en
verkeerstekens 1990, geen gevolg heeft gegeven aan een verkeersteken, dat een gebod of verbod inhoudt, immers niet is gestopt voor een voor zijn/haar rijrichting bestemd driekleuring verkeerslicht dat rood licht uitstraalde, terwijl genoemde kruising met de Graafseweg voor verdachte niet overzichtelijk was, en hij het eerdergenoemde (door verbalisanten gegeven en voor hem zichtbare) stopteken is blijven negeren, en/of (vervolgens) (opzettelijk) al rijdend op de Graafseweg zijn snelheid heeft verhoogd tot ongeveer 140 kilometer per uur, althans 100 kilometer per uur, in elk geval met een (veel) hogere snelheid dan de ter plaatse geldende maximum snelheid van 50 kilometer per uur heeft gereden, en/of (daarbij) in strijd met artikel 20 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, op die binnen de bebouwde kom gelegen weg de aldaar voor motorvoertuigen toegestane maximum snelheid van 50 kilometer per uur met meer dan 30 kilometer per uur heeft overschreden, en/of (vervolgens) (opzettelijk) een bij/op/voor de kruising met de Dennenstraat geplaatst, voor hem geldend rood uitstralend verkeerslicht heeft genegeerd en/of (daarbij) in strijd met artikel 62 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, geen gevolg heeft gegeven aan een verkeersteken, dat een gebod of verbod inhoudt, immers niet is gestopt voor een voor zijn/haar rijrichting bestemd driekleuring verkeerslicht dat rood licht uitstraalde, en/of (vervolgens) de kruising met de Dennenstraat is opgereden met (nagenoeg) onverminderde snelheid, althans met een (voor de verkeerssituatie aldaar) te hoge snelheid, is opgereden, en/of (vervolgens) is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met een personenauto (met kenteken [nummer]), bestuurd door die [slachtoffer], welke personenauto voor hem, verdachte, van links over de Dennestraat naderde en bij groen licht de kruising was opgereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 23 december 2008, te Nijmegen, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) daarmede rijdende over de voor het openbaar verkeer openstaande weg(en), de Wolfkuilseweg en/of de Varenstraat, en/of de Distelstraat, en/of de Floraweg, en/of Graafseweg, in de richting van de kruising van die weg met de Dennenstraat, zeer, althans aanmerkelijk onoplettend, onvoorzichtig en/of onachtzaam en/of
roekeloos rijdend met genoemde personenauto op Wolfkuilseweg zonder richting aan te geven, rechtsaf de Varenstraat is ingeslagen en/of (vervolgens) – al rijdend in de Varenstraat – zijn snelheid (aanzienlijk) heeft verhoogd, en/of (vervolgens) het daarop door de verbalisanten (door middel van het verlichte transparant aan de voorzijde van het dienstvoertuig met daarop afwisselend de tekst “Stop” en “Politie”) gegeven stopteken heeft genegeerd en/of is blijven negeren, terwijl dit stopteken in spiegelschrift (duidelijk) zichtbaar voor hem was, althans (duidelijk) zichtbaar aan hem getoond is, terwijl het dienstvoertuig (tevens) optische en geluidssignalen heeft gevoerd, en/of (vervolgens) rechtsaf de Distelstraat is ingeslagen en/of vervolgens rechtsaf de Floraweg is ingeslagen, en/of met een dusdanige hoge snelheid over de op de Floraweg aanwezige drempels heeft gereden dat de vonken onder verdachtes personenauto vandaan zijn gekomen, en/of (vervolgens) (opzettelijk) een bij/op/voor de kruising met de Wolfskuilseweg geplaatst, voor hem geldend rood uitstralend verkeerslicht heeft genegeerd en/of (daarbij) in strijd met artikel 62 van het Reglement verkeersregels en
verkeerstekens 1990, geen gevolg heeft gegeven aan een verkeersteken, dat een gebod of verbod inhoudt, immers niet is gestopt voor een voor zijn/haar rijrichting bestemd driekleuring verkeerslicht dat rood licht uitstraalde, en/of (vervolgens) linksaf de Wolfkuilseweg is opgereden, terwijl hij het eerdergenoemde (door verbalisanten gegeven en voor hem zichtbare) stopteken is blijven negeren, en/of (vervolgens) op die Wolfkuilseweg een personenauto aan de linkerzijde een personenauto heeft ingehaald en/of (vervolgens) via de voorsorteerstrook voor linksaf, rechtsaf de Graafseweg is opgereden en/of (daarbij) in strijd met artikel 78 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, niet heeft voldaan aan de verplichting op een kruispunt de richting te volgen die de voorsorteerstrook, waarop hij,verdachte zich bevindt, aangeeft, en/of (daarbij) een bij/op/voor de kruising met de Graafseweg geplaatst, voor hem
geldend rood uitstralend verkeerslicht heeft genegeerd en/of (daarbij) in strijd met artikel 62 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, geen gevolg heeft gegeven aan een verkeersteken, dat een gebod of verbod inhoudt, immers niet is gestopt voor een voor zijn/haar
rijrichting bestemd driekleuring verkeerslicht dat rood licht uitstraalde, terwijl genoemde kruising met de Graafseweg voor verdachte niet overzichtelijk was, en hij het eerdergenoemde (door verbalisanten gegeven en voor hem zichtbare) stopteken is blijven negeren, en/of (vervolgens) al rijdend op de Graafseweg zijn snelheid heeft verhoogd tot ongeveer 140 kilometer per uur, althans 100 kilometer per uur, in elk geval met een (veel) hogere snelheid dan de ter plaatse geldende maximum snelheid van 50 kilometer per uur heeft gereden, en/of (daarbij) in strijd met artikel 20 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, op die binnen de bebouwde kom gelegen weg de aldaar voor motorvoertuigen toegestane maximum snelheid van 50 kilometer per uur met meer dan 30 kilometer per uur heeft overschreden, en/of (vervolgens) een voor de kruising met de Dennenstraat geplaatst, voor hem
geldend rood uitstralend verkeerslicht heeft genegeerd en/of (daarbij) in strijd met artikel 62 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, geen gevolg heeft gegeven aan een verkeersteken, dat een gebod of verbod inhoudt, immers niet is gestopt voor een voor zijn/haar
rijrichting bestemd driekleuring verkeerslicht dat rood licht uitstraalde, en/of (vervolgens) de kruising met de Dennenstraat is opgereden met (nagenoeg) onverminderde snelheid, althans met een (voor de verkeerssituatie aldaar) te hoge snelheid, is opgereden, en/of (vervolgens) is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met een personenauto (met kenteken [nummer]), die voor hem, verdachte, van links over de Dennestraat naderde en bij groen licht de kruising was opgereden, en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan verdachtes schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (J.T. [slachtoffer]) zwaar lichamelijk letsel, althans zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, werd toegebracht;
meer subsidiair:
hij op of omstreeks 23 december 2008, te Nijmegen, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) daarmede rijdende over de voor het openbaar verkeer openstaande weg(en), de Wolfkuilseweg en/of de Varenstraat, en/of de Distelstraat, en/of de Floraweg, en/of Graafseweg, in de richting van de kruising van die weg met de Dennenstraat, rijdend met genoemde personenauto op Wolfkuilseweg zonder richting aan te geven, rechtsaf de Varenstraat is ingeslagen en/of (vervolgens) – al rijdend in de Varenstraat – zijn snelheid (aanzienlijk) heeft verhoogd, en/of (vervolgens) het daarop door de verbalisanten (door middel van het verlichte transparant aan de voorzijde van het dienstvoertuig met daarop afwisselend de tekst “Stop” en “Politie”) gegeven stopteken heeft genegeerd en/of is blijven negeren, terwijl dit stopteken in spiegelschrift (duidelijk) zichtbaar voor hem was, althans (duidelijk) zichtbaar aan hem getoond is, terwijl het dienstvoertuig (tevens) optische en geluidssignalen heeft gevoerd, en/of (vervolgens) rechtsaf de Distelstraat is ingeslagen en/of vervolgens rechtsaf de Floraweg is ingeslagen, en/of met een dusdanige hoge snelheid over de op de Floraweg aanwezige drempels heeft gereden dat de vonken onder verdachtes personenauto vandaan zijn gekomen, en/of (vervolgens) (opzettelijk) een bij/op/voor de kruising met de Wolfskuilseweg geplaatst, voor hem geldend rood uitstralend verkeerslicht heeft genegeerd en/of (daarbij) in strijd met artikel 62 van het Reglement verkeersregels en
verkeerstekens 1990, geen gevolg heeft gegeven aan een verkeersteken, dat een gebod of verbod inhoudt, immers niet is gestopt voor een voor zijn/haar rijrichting bestemd driekleuring verkeerslicht dat rood licht uitstraalde, en/of (vervolgens) linksaf de Wolfkuilseweg is opgereden, terwijl hij het eerdergenoemde (door verbalisanten gegeven en voor hem zichtbare) stopteken is blijven negeren, en/of (vervolgens) op die Wolfkuilseweg een personenauto aan de linkerzijde een personenauto heeft ingehaald en/of (vervolgens) via de voorsorteerstrook voor linksaf, rechtsaf de Graafseweg is opgereden en/of (daarbij) in strijd met artikel 78 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, niet heeft voldaan aan de verplichting op een kruispunt de richting te volgen die de voorsorteerstrook, waarop hij,verdachte zich bevindt, aangeeft, en/of (daarbij) een bij/op/voor de kruising met de Graafseweg geplaatst, voor hem
geldend rood uitstralend verkeerslicht heeft genegeerd en/of (daarbij) in strijd met artikel 62 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, geen gevolg heeft gegeven aan een verkeersteken, dat een gebod of verbod inhoudt, immers niet is gestopt voor een voor zijn/haar
rijrichting bestemd driekleuring verkeerslicht dat rood licht uitstraalde, terwijl genoemde kruising met de Graafseweg voor verdachte niet overzichtelijk was, en hij het eerdergenoemde (door verbalisanten gegeven en voor hem zichtbare) stopteken is blijven negeren, en/of (vervolgens) al rijdend op de Graafseweg zijn snelheid heeft verhoogd tot ongeveer 140 kilometer per uur, althans 100 kilometer per uur, in elk geval met een (veel) hogere snelheid dan de ter plaatse geldende maximum snelheid van 50 kilometer per uur heeft gereden, en/of (daarbij) in strijd met artikel 20 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, op die binnen de bebouwde kom gelegen weg de aldaar voor motorvoertuigen toegestane maximum snelheid van 50 kilometer per uur met meer dan 30 kilometer per uur heeft overschreden, en/of (vervolgens) een voor de kruising met de Dennenstraat geplaatst, voor hem
geldend rood uitstralend verkeerslicht heeft genegeerd en/of (daarbij) in strijd met artikel 62 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, geen gevolg heeft gegeven aan een verkeersteken, dat een gebod of verbod inhoudt, immers niet is gestopt voor een voor zijn/haar
rijrichting bestemd driekleuring verkeerslicht dat rood licht uitstraalde, en/of (vervolgens) de kruising met de Dennenstraat is opgereden met (nagenoeg) onverminderde snelheid, althans met een (voor de verkeerssituatie aldaar) te hoge snelheid, is opgereden, en/of (vervolgens) is gebotst tegen, althans in aanrijding gekomen met een personenauto (met kenteken [nummer]), die voor hem, verdachte, van links over de Dennestraat naderde en bij groen licht de kruising was opgereden, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is op 23 oktober 2009 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. H. van der Linden, advocaat te Nijmegen.
Als officier van justitie is aanwezig mr. T. Feuth.
3. De beslissing inzake het bewijs
Ten aanzien van het primair tenlastegelegde feit
Vaststaande feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat ook verder niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op dinsdag 23 december 2008 rijdt verdachte in Nijmegen op de Wolfskuilseweg. Nadat verdachte rechtsaf de Varenstraat in rijdt ziet hij opeens zwaailichten. Verdachte verhoogt daarop zijn snelheid omdat hij niet aangehouden wil worden. In een poging aan zijn aanhouding te ontkomen slaat hij rechtsaf de Distelstraat in en wederom rechts de Floralaan in. Daarbij rijdt verdachte over de in die Floraweg aanwezige drempels. Vervolgens slaat verdachte linksaf de Wolfskuilseweg op. Aan het einde van de Wolfskuilseweg haalt verdachte via de voorsorteerstrook voor linksafslaand verkeer een auto aan de linkerzijde in en slaat rechtsaf de Graafseweg op. Aangekomen op de Graafseweg verhoogt verdachte zijn snelheid aanzienlijk, in elk geval ruim tot boven de daar toegestane maximum snelheid van 50 kilometer per uur. Bij de kruising met de Dennenweg aangekomen, rijdt verdachte door rood en komt in botsing met een van links komende personenauto, bestuurd door J.T. [slachtoffer].
Standpunt van de officier van justitie
Het Openbaar Ministerie stelt dat sprake is van poging tot doodslag. Het Openbaar Ministerie acht wettig en overtuigend bewezen dat sprake is van voorwaardelijke opzet op de dood van een ander. Verdachte heeft bewust de aanmerkelijke kans dat een ander door zijn gedrag het leven zou verliezen aanvaard en op de koop toegenomen. Voor de beoordeling of sprake is van voorwaardelijk opzet zijn de aard van de gedragingen en de omstandigheden waaronder deze zijn verricht van belang. Het gedrag van verdachte kan naar zijn uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zijnde zo zeer gericht op het gevolg dat het, behoudens contra-indicaties, niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg, de dood van een ander, heeft aanvaard. Het Openbaar Ministerie leidt aan de hand van de bewijsmiddelen uit het gedrag van verdachte af dat verdachte zichzelf en anderen door zijn wijze van rijden, willens en wetens telkens heeft blootgesteld aan onaanvaardbare hoge risico’s. De extreem hoge snelheden, de evident onverantwoordelijke rijstijl van verdachte en het tot driemaal toe door rood rijden bij onoverzichtelijke kruisingen, leveren tezamen een aanmerkelijke kans op ernstige aanrijdingen met andere en nietsvermoedende verkeersdeelnemers op. Gezien de snelheden en het voertuig van verdachte zouden eventuele aanrijdingen tot de dood van verdachte en anderen kunnen leiden. Bij de laatste kruising is in het dossier zelfs een sterke aanwijzing dat verdachte zich bewust was van het gevaar en van een aanmerkelijke kans op een forse aanrijding. Desondanks kan niet uit enig verkeersgedrag, manoeuvre of handeling worden afgeleid dat verdachte een, voor verdachte of een ander, dodelijk ongeval daadwerkelijk en op reële wijze poogde af te wenden.
Standpunt van de verdediging
De verdediging stelt dat geen sprake is van een poging tot doodslag. Verdachte is weggereden om aan een aanhouding te ontkomen omdat hij zwaailichten zag. Hij heeft niet gezien dat er een stopteken werd gegeven en ook heeft hij geen geluidssignalen gehoord. Verdachte heeft niet gemerkt dat hij op de Floraweg zo hard heeft gereden dat er vonken onder de auto vandaan zijn gekomen. Als er al vonken onder de auto vandaan zijn gekomen dan heeft dat te maken met de hoogte van de drempels. Verdachte stelt dat het relaas van de verbalisanten voor wat betreft de snelheid niet klopt. Op de Graafseweg heeft verdachte, voorafgaand aan het ongeval, wel te hard gereden (70 á 80 kilometer per uur) maar zeker niet de geschatte 140 kilometer per uur, zoals verbalisanten verklaren. Dit blijkt ook uit het onderzoek van de VOA, waarbij wordt uitgegaan van een snelheid die tussen de 85 en 103 kilometer per uur ligt. De verdediging stelt dat het zeer moeilijk is om iemands snelheid in te schatten. Daarnaast heeft verdachte niet gezien dat hij op de Wolfskuilseweg door rood is gegaan en ook heeft hij niet gezien dat hij op Graafseweg door rood is gegaan.
Tevens voert de verdediging aan dat verdachte voor de kruising heeft geremd en dat dit wordt ondersteund door de verklaring van getuige [getuige1] en de verklaring van getuige [getuige2]. Dat er geen remsporen zijn kan komen doordat het nat weer was en de auto voorzien was van ABS. De verdediging stelt verder dat verdachte heeft geprobeerd uit te wijken, en alles eraan heeft gedaan om een aanrijding te voorkomen. Dat verdachte bewust is doorgereden en daarbij zijn eigen leven en dat van een ander niet gespaard heeft, kan dus niet uit het onderzoek volgen.
Beoordeling van de standpunten
Verdachte stelt ter terechtzitting dat hij niet heeft gezien dat hem een stopteken door middel van een transparant is gegeven, hij heeft alleen zwaailichten gezien. Dit standpunt is niet aannemelijk geworden gezien het feit dat verdachte ter terechtzitting wel verklaard dat hij achtervolgd is door de politie. De rechtbank verstaat de verklaring van verdachte zo dat hij het achtervolgende dienstvoertuig van de politie heeft gezien. De rechtbank stelt vast dat verbalisanten [verbalisant1] en [verbalisant2] in de Varenstraat een stopteken hebben gegeven door middel van een transparant waarop afwisselend “stop” en “politie” werd getoond en dat daarbij door verbalisanten optische en geluidssignalen zijn gevoerd. Aangezien verdachte heeft gezien dat hij werd achtervolgd, kan het niet anders dan dat hij ook heeft gezien dat hem hierbij een stopteken is gegeven. Verdachte heeft dit stopteken echter genegeerd en is dit gedurende de hele achtervolging, tot aan het ongeval toe, blijven negeren.
De rechtbank acht de verklaringen van verbalisanten [verbalisant1] en [verbalisant2] geloofwaardig en stelt daarmee vast dat zij vonken onder de auto van verdachte vandaan hebben zien komen op de drempels van de Floraweg (ten gevolge van de snelheid van verdachte) en dat verdachte op de kruisingen Floraweg/Wolfskuilseweg en Wolfskuilseweg/Graafseweg door rood licht is gereden.
Met betrekking tot de snelheid van verdachte op de Graafseweg overweegt de rechtbank dat verdachte in ieder geval een snelheid ver boven de aldaar maximaal toegestane snelheid heeft gereden. Verbalisanten [verbalisant1] en [verbalisant2] verklaren dat zij ongeveer 95 kilometer per uur rijden en dat verdachte snel bij hen weg rijdt, met een geschatte snelheid van 140 kilometer per uur. Getuige [getuige1] verklaart dat verdachte met zeer hoge snelheid hem voorbij is gereden, waarbij ook getuige [getuige1] een schatting maakt van 130 á 140 kilometer per uur. In het onderzoek van de VOA wordt berekend dat verdachte op het moment vlak voor de aanrijding heeft gereden met een snelheid tussen 85 en 103 kilometer per uur. Daarbij heeft de VOA de vertraging die ontstaat tijdens een botsing niet meegenomen waardoor de werkelijk gereden snelheid (nog) hoger zal hebben gelegen.
Derhalve concludeert de rechtbank dat verdachte met zeer hoge snelheid heeft gereden op de Graafseweg, in elk geval veel sneller dan de daar toegestane snelheid van 50 kilometer per uur.
Met betrekking tot het verweer van verdachte dat hij geen opzet heeft gehad op de dood van een ander, in dit geval J.T. [slachtoffer], overweegt de rechtbank als volgt. Voorwaardelijke opzet op een bepaald gevolg, zoals hier de dood, is aanwezig indien de verdachte zich willens en weten heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden. Voor de beoordeling of sprake is van voorwaardelijke opzet neemt de rechtbank de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze zijn verricht in ogenschouw.
De rechtbank stelt vast dat verdachte aan de politie wilde ontkomen. Dit uit zich door het gedrag van verdachte in het verkeer, namelijk;
- door binnen de bebouwde kom, met zeer hoge snelheid van de politie weg te rijden,
- door onoverzichtelijke kruisingen met veel te hoge snelheid te naderen en over te
steken,
- door tot drie keer toe een rood uitstralend verkeerslicht te negeren.
- na het ongeval heeft verdachte zijn vlucht voort proberen te zetten.
De rechtbank stelt vast dat, anders dan verdachte heeft beweerd, niet aannemelijk is geworden dat verdachte sterk heeft geremd om een aanrijding te voorkomen. Ook het standpunt van verdachte dat hij is uitgeweken in een poging een aanrijding te voorkomen is niet aannemelijk geworden.
Weliswaar zou uit de getuigenverklaringen van [getuige1] en [getuige2] kunnen volgen dat verdachte kort heeft geremd vlak voor het ongeval, doch de rechtbank is van mening dat dit niets af doet aan het voorwaardelijke opzet van verdachte.
Hiertoe overwegend dat verdachte zich door zijn zeer roekeloze rijstijl in die positie heeft gemanoeuvreerd dat zelfs een kort remmen geen verandering in de situatie teweeg heeft kunnen brengen. Uit dit gedrag kan niet anders volgen dan dat verdachte zich bewust moet zijn geweest
van de kans op een (ernstig) ongeval en deze kans heeft aanvaard. Hij wilde immers de politie van zich afschudden en de rest maakt hem niets uit.
De rechtbank overweegt dat verdachte ten tijde van het ongeval in een grote en zware auto (Mercedes Benz E300) heeft gereden. Het is een feit van algemene bekendheid bij een dergelijke hoge snelheid met een auto van het type waar verdachte in reed, de kans aanmerkelijk is dat in geval van een aanrijding het slachtoffer en de veroorzaker het leven kunnen laten.
Het door verdachte vertoonde gedrag levert, gelet op het voorgaande een poging tot doodslag op.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij op 23 december 2008 te Nijmegen, ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om opzettelijk J.T. [slachtoffer] van het leven te beroven, (telkens) opzettelijk
met een door hem bestuurde personenauto het op de Varenstraat door de verbalisanten (door middel van het verlichte transparant aan de voorzijde van het dienstvoertuig met daarop afwisselend de tekst “Stop”” en “Politie”) gegeven stopteken heeft genegeerd en is blijven negeren, terwijl dit stopteken in spiegelschrift (duidelijk) zichtbaar voor hem was, althans (duidelijk) zichtbaar aan hem getoond is, terwijl het dienstvoertuig (tevens) optische en geluidssignalen heeft gevoerd, en (vervolgens) rechtsaf de Distelstraat is ingeslagen en vervolgens rechtsaf de Floraweg is ingeslagen, terwijl hij het eerdergenoemde (door verbalisanten gegeven en voor hem zichtbare) stopteken is blijven negeren, en met een dusdanige hoge snelheid over de op de Floraweg aanwezige drempels heeft gereden dat de vonken onder verdachtes personenauto vandaan zijn gekomen, en (vervolgens) (opzettelijk) een bij/op/voor de kruising met de Wolfskuilseweg geplaatst, voor hem geldend rood uitstralend verkeerslicht heeft genegeerd en (daarbij) in strijd met artikel 62 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, geen gevolg heeft gegeven aan een verkeersteken, dat een gebod of verbod inhoudt, immers niet is gestopt voor een voor zijn
rijrichting bestemd driekleuring verkeerslicht dat rood licht uitstraalde, en (vervolgens) linksaf de Wolfkuilseweg is opgereden, terwijl hij het eerdergenoemde (door verbalisanten gegeven en voor hem zichtbare) stopteken is blijven negeren, en (vervolgens) op die Wolfkuilseweg aan de linkerzijde een personenauto heeft ingehaald, en (vervolgens) via de voorsorteerstrook voor linksaf, rechtsaf de Graafseweg is opgereden, en (daarbij) in strijd met artikel 78 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, niet heeft voldaan aan de verplichting op een kruispunt de richting te volgen die de voorsorteerstrook, waarop hij,verdachte zich bevindt, aangeeft, en (daarbij) een bij/op/voor de kruising met de Graafseweg geplaatst, voor hem geldend rood uitstralend verkeerslicht heeft genegeerd en(daarbij) in strijd met artikel 62 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, geen gevolg heeft gegeven aan een verkeersteken, dat een gebod of verbod inhoudt, immers niet is gestopt voor een voor zijn rijrichting bestemd driekleuring verkeerslicht dat rood licht uitstraalde, terwijl genoemde kruising met de Graafseweg voor verdachte niet overzichtelijk was, en hij het eerdergenoemde (door verbalisanten gegeven en voor hem zichtbare) stopteken is blijven negeren, en vervolgens) (opzettelijk) al rijdend op de Graafseweg zijn snelheid heeft verhoogd tot in elk geval een (veel) hogere snelheid dan de ter plaatse geldende maximum snelheid van 50 kilometer per uur, en (daarbij) in strijd met artikel 20 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, op die binnen de bebouwde kom gelegen weg de aldaar voor motorvoertuigen toegestane maximum snelheid van 50 kilometer per uur met meer dan 30 kilometer per uur heeft overschreden, en (vervolgens) (opzettelijk) een bij/op/voor de kruising met de Dennenstraat geplaatst, voor hem geldend rood uitstralend verkeerslicht heeft genegeerd en (daarbij) in strijd met artikel 62 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, geen gevolg heeft gegeven aan een verkeersteken, dat een gebod of verbod inhoudt, immers niet is gestopt voor een voor zijn rijrichting bestemd driekleuring verkeerslicht dat rood licht uitstraalde, en (vervolgens) de kruising met de Dennenstraat is opgereden met (nagenoeg) onverminderde snelheid, en (vervolgens) is gebotst tegen, een personenauto (met kenteken [nummer]), bestuurd door die [slachtoffer], welke personenauto voor hem, verdachte, van links over de Dennestraat naderde en bij groen licht de kruising was opgereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
4a. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Poging tot doodslag
4b. De strafbaarheid van het feit
Het feit is strafbaar.
5. De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten.
6. De motivering van de sancties
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke en financiële omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
? de justitiële documentatie betreffende verdachte, gedateerd 5 oktober 2009;
? een voorlichtingsrapport van Reclassering Nederland, gedateerd 22 oktober 2009, betreffende verdachte.
Standpunt van officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
Ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 5 jaren.
Daarbij heeft de officier van justitie, naast de persoon van de verdachte, rekening gehouden met de volgende feiten en omstandigheden:
? de impact die het ongeval op het slachtoffer heeft gehad;
? dat het gaat om voorwaardelijke opzet, niet om opzet zoals bij het bewust inrijden op een persoon;
? dat hoe het ook zij, alleen een forse gevangenisstraf passend kan zijn;
? dat een zeer forse ontzegging van de rijbevoegdheid op zijn plaats is, mede gelet op de omvangrijke documentatie van verdachte op het gebied van verkeerszaken.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat verdachte zowel ten aanzien van het primair als het subsidiair tenlastegelegde vrijgesproken dient te worden.
Mocht er toch een veroordeling volgen dan verzoekt de verdediging om rekening te houden met artikel 63 van het Wetboek van strafrecht.
Tevens heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat bij een eventuele veroordeling de oplegging van een ontzegging van de rijbevoegdheid beperkt dient te worden.
Verdachte is namelijk bezig met het opstarten van een eigen bedrijf en een ontzegging van de rijbevoegdheid zou hem onevenredig treffen in de mogelijkheid om een nieuw bestaan op te bouwen.
Daarom verzoekt de verdediging om bij een ontzegging van de rijbevoegdheid een groot deel voorwaardelijk op te leggen.
Beoordeling door de rechtbank
Nu de rechtbank wettig en overtuigend bewezen acht dat verdachte het primair tenlastegelegde feit heeft begaan zal de rechtbank een daarbij passende straf opleggen.
Hiertoe neemt de rechtbank in overweging dat het gaat om een zeer ernstig feit aangezien verdachte door zijn gedrag opzet heeft gehad op de dood van een ander. Dat dit niet de dood van een ander of van verdachte tot gevolg heeft gehad is niet aan verdachte te danken maar aan een grote dosis geluk.
De rechtbank neemt het verdachte zeer kwalijk dat hij met zijn rijgedrag een groot gevaar is geweest voor anderen. Hierbij laat de rechtbank meewegen dat verdachte al meerdere malen met justitie in aanraking is gekomen, mede ter zake van (verkeers)delicten zoals (forse) overschrijding van de maximaal toegestane snelheid, het niet hands-free bellen in de auto en het besturen van een onverzekerd voertuig.
Daarnaast heeft verdachte al meerdere keren een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen opgelegd gekregen.
Klaarblijkelijk neemt verdachte de risico’s die verkeersdeelname met een personenauto met zich meebrengt niet serieus.
Dientengevolge is de rechtbank van mening dat ter bescherming van de samenleving een zware straf op zijn plaats is.
De rechtbank acht, gezien de ernst van het feit, een vrijheidsbenemende straf op zijn plaats en volgt de officier van justitie in zijn vordering voor wat betreft de gevangenisstraf. De rechtbank zal een gevangenisstraf van 24 maanden opleggen, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast acht de rechtbank op zijn plaats dat verdachte een lange ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen opgelegd krijgt.
In tegenstelling tot het oordeel van de officier van justitie acht de rechtbank een ontzegging van 3 jaar op zijn plaats omdat dit voldoende recht doet aan de ernst van het feit.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 45, 63, 91, 287 van het Wetboek van Strafrecht.
Artikel 179a van de Wegenverkeerswet 1994.
8. De beslissing
De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
Een gevangenisstraf voor de duur van 24 (vierentwintig) maanden.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf 6 (zes) maanden niet tenuitvoer zullen worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit.
Ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen, bromfietsen daaronder begrepen, voor de duur van 3 (drie) jaren,
met aftrek overeenkomstig artikel 179, lid 6, van de Wegenverkeerswet 1994.
Aldus gewezen door:
mr. T.H.P. de Roos, als voorzitter,
mr. P.J. van den Broeke, rechter,
mr. W.L.J.M. Duijst, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. J.W. Botter, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 6 november 2009.