ECLI:NL:RBARN:2009:BK6465

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
14 december 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05/ 510906-09
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Heropening van het onderzoek naar poging tot verkrachting met DNA-sporen in Nijmegen

Op 14 december 2009 heeft de Rechtbank Arnhem het onderzoek heropend naar een poging tot verkrachting die plaatsvond in de nacht van 29 op 30 maart 2009 in Nijmegen. De rechtbank oordeelde dat het eerdere onderzoek onvolledig was en gelastte nader onderzoek naar de aangetroffen DNA-sporen. De verdachte, een 22-jarige man, blijft in voorlopige hechtenis. Tijdens de zitting op 30 november 2009 heeft de officier van justitie, mr. S.Z. Wiarda, een gevangenisstraf van 24 maanden geëist. De verdachte ontkent de tenlastegelegde feiten en heeft een alternatieve verklaring gegeven voor de aangetroffen sporen. De rechtbank concludeert dat er onvoldoende onderzoek is gedaan naar de DNA-sporen, die mogelijk van de verdachte afkomstig zijn. De rechtbank heeft het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) opdracht gegeven om specifieke vragen te beantwoorden over de aard en herkomst van de DNA-sporen. De rechtbank heeft ook de oproeping van deskundigen gelast om verdere verduidelijking te geven. De voorlopige hechtenis van de verdachte blijft gehandhaafd, omdat de ernstige bezwaren nog steeds aanwezig zijn. De rechtbank heeft besloten het onderzoek te schorsen tot een nader te bepalen zitting.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM
Sector strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer : 05/510906-09
Datum zitting : 30 november 2009
Datum uitspraak : 14 december 2009
Tegenspraak
In de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
tegen:
naam : [verdachte],
geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats]
adres : [adres]
plaats : [woonplaats]
thans gedetineerd in : HvB Ooyerhoekseweg,
: Verlengde Ooyerhoekseweg 21 te Zutphen.
Raadsman : mr. A.S. van der Biezen, advocaat te 's-Hertogenbosch.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij in of omstreeks de nacht van 29 op 30 maart 2007 te Nijmegen, ter uit-
voering van het voornemen en het misdrijf om door geweld of een andere
feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid [slachtoffer] te dwingen tot het ondergaan van handelingen die (mede) bestonden uit
het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], te weten het met
zijn, verdachtes, vinger(s) en/of penis penetreren in de vagina, welk geweld
of andere feitelijkheid en/of welke bedreiging met geweld of andere feitelijk-
heid hierin heeft/hebben bestaan dat verdachte (telkens) opzettelijk - nadat
hij die [slachtoffer] op straat had aangesproken - die [slachtoffer] onverhoeds om haar
nek heeft vastgepakt en/of haar hoofd naar beneden heeft geduwd en/of haar
heeft meegetrokken naar het naastgelegen Florapark waardoor die [slachtoffer] is
komen te vallen en/of haar op de grond heeft geduwd en/of haar (in het
gezicht) heeft geslagen en/of tegen haar heeft gezegd dat ze haar mond moest
houden anders zou hij er anderen bij halen en/of dat hij een mes zou pakken en
haar vermoorden, althans woorden van gelijke dreigende aard en strekking en/of
vervolgens de riem en/of de knoop en/of de rits van de broek van die [slachtoffer]
heeft opengemaakt en/of die broek en/of de onderbroek naar beneden heeft
getrokken en/of de tampon uit de vagina van die [slachtoffer] heeft getrokken/
verwijderd en/of met zijn, verdachtes, hand tussen de benen van die [slachtoffer]
is gegaan en/of op/tegen de schaamlippen van die [slachtoffer] heeft geduwd en/of
met zijn, verdachtes hand over de vagina tot tussen de billen van die [slachtoffer]
heeft gewreven,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij in of omstreeks de nacht van 29 op 30 maart 2007 te Nijmegen, door geweld
of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feite-
lijkheid [slachtoffer] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van
ontuchtige handelingen, bestaande uit het opzettelijk ontuchtig de riem en/of
de knoop en/of de rits van de broek van die [slachtoffer] openmaken en/of die broek
en/of de onderbroek naar beneden trekken en/of de tampon uit de vagina van
die [slachtoffer] trekken/verwijderen en/of met zijn, verdachtes, hand tussen de
benen van die [slachtoffer] gaan en/of daarmee op/tegen de schaamlippen van die
[slachtoffer] duwen en/of met zijn, verdachtes hand over de vagina tot tussen de
billen van die [slachtoffer] wrijven, en welk geweld of andere feitelijkheid en/of
welke bedreiging met geweld of andere feitelijkheid bestond uit het
opzettelijk gewelddadig en/of dreigend en onverhoeds die [slachtoffer] om haar nek
vastpakken en/of haar hoofd naar beneden duwen en/of haar meetrekken naar het
naastgelegen Florapark waardoor zij is komen te vallen en/of haar op de grond
duwen en/of haar in het gezicht slaan en/of tegen haar zeggen dat ze haar mond
moest houden anders zou hij er anderen bij halen en/of dat hij een mes zou
pakken en haar vermoorden, althans woorden van gelijke dreigende aard en
strekking.
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is op 30 november 2009 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. A.S. van der Biezen, advocaat te 's-Hertogenbosch.
Als benadeelde partij heeft zich schriftelijk in het geding gevoegd en is ter terechtzitting verschenen:
• [slachtoffer]]
De officier van justitie, mr. S.Z. Wiarda, heeft geëist dat verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
De officier van justitie heeft voorts verzocht dat de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer]] tot een bedrag van € 1.800,00 wordt toegewezen en heeft gevorderd dat er een schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 36 dagen hechtenis.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. Overwegingen
Tijdens de beraadslaging is de rechtbank tot de conclusie gekomen dat het onderzoek in de onderhavige zaak niet volledig is geweest.
Uit het dossier is gebleken dat er sporenonderzoek is gepleegd naar aanleiding van de aangifte van [slachtoffer]] . Uit dat sporenonderzoek is gebleken dat er op de linkerzijde van de tailleband van de spijkerbroek die [slachtoffer]] in de nacht van 29 op 30 maart 2007 droeg, veiliggesteld als [BIA148]#5, naast celmateriaal van hoogstwaarschijnlijk die [slachtoffer], ook een relatief geringe hoeveelheid celmateriaal van minimaal één andere celdonor, een onbekende man C, is aangetroffen.
Voorts is op een hondenriem, die door getuige [getuige] is gebruikt om [slachtoffer] te ontzetten, celmateriaal (DNA-identiteitszegel EKA954#01) aangetroffen van die [getuige], alsmede een relatief geringe hoeveelheid celmateriaal van een onbekende man C.
Bij verdachte is een referentiemonster wangslijmvlies (RHP380) afgenomen. Van het DNA in het referentiemonster is een DNA-profiel verkregen dat op 19 juni 2009 is opgenomen in de Nederlandse DNA-databank voor strafzaken. Uit onderzoek is gebleken dat er een match is tussen het DNA-profiel van het referentiemonster RHP380 en het DNA in het celmateriaal met het zegel EKA954#1. Dat betekent dat het aangetroffen materiaal van de onbekende man C afkomstig kan zijn van verdachte.
De verdediging heeft ter terechtzitting gesteld dat verdachte destijds in het Florapark in Nijmegen aan hardlopen deed en dat hij daarbij wel eens honden aaide. Het is niet onwaarschijnlijk dat verdachte daarbij wel eens de hond van [getuige] heeft geaaid en dat daarbij zijn celmateriaal op die hondenriem is gekomen, aldus de verdediging. Voorts is het volgens de verdediging aannemelijk dat [slachtoffer], na ontzet te zijn door getuige, die hondenriem heeft vastgehad en vervolgens celmateriaal van die hondenriem op haar broek, te weten de linkerzijde van de tailleband, heeft overgebracht.
De rechtbank is van oordeel dat er betreffende de aangetroffen sporen onvoldoende onderzoek is gedaan, temeer daar verdachte het tenlastegelegde feit ontkent en vanaf het eerste moment een mogelijke alternatieve verklaring voor het aantreffen van die sporen heeft gegeven. Het had op de weg van de officier van justitie gelegen om daar nader onderzoek naar te laten plegen. Evenwel had ook de verdediging dit - voor de zitting - kunnen verzoeken aan de officier van justitie dan wel de rechtbank. De rechtbank is van oordeel dat de waarheidsvinding gediend is met nader onderzoek en zal daartoe nadere vragen formuleren, te stellen aan het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI).
Uit voornoemde deskundigenrapportage van 2007 is gebleken dat er sprake is van een biologisch spoor en dat de aard van het celmateriaal niet vastgesteld kan worden. Voorts blijkt uit de rapportage van 2009 dat er een match is tussen het celmateriaal met identiteitszegel [EKA954]#01 en het celmateriaal van verdachte (RPH380). Er is geen conclusie getrokken met betrekking tot het celmateriaal met identiteitszegel [BIA148]#5 van de onbekende man C dat is aangetroffen op de linker tailleband van de spijkerbroek van [slachtoffer].
Op basis van het voorgaande heeft de rechtbank de hierna te noemen onderzoeksvragen aan het NFI.
De rechtbank verwacht dat de deskundige indien naar zijn/haar deskundig inzicht blijkt dat de onderzoeksvragen ontoereikend zijn, zelf het onderzoek aanvult. Dat dient evenwel beperkt te gebeuren binnen het gebied waarop de deskundige werkzaam is en tevens dient hij/zij geen juridische conclusies aan zijn/haar bevindingen te verbinden.
Teneinde mogelijke interpretatieverschillen van de op te maken rapportage te voorkomen en om de procespartijen in de gelegenheid te stellen om vragen te stellen aan de deskundige, zal de rechtbank de oproeping van die deskundige gelasten tegen de nader te bepalen terechtzitting.
Ten aanzien van de voorlopige hechtenis
Ter zitting heeft de verdediging de opheffing van de voorlopige hechtenis verzocht alsmede de onmiddellijke invrijheidstelling van verdachte. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs in het dossier aanwezig is om verdachte voor het tenlastegelegde te kunnen veroordelen.
De officier van justitie heeft zich daar tegen verzet. Zij heeft geconcludeerd tot een bewezenverklaring en tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden.
De rechtbank dient ten aanzien van het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis te beoordelen of de ernstige bezwaren en gronden die aan de voorlopige hechtenis ten grondslag liggen thans nog aanwezig zijn. Voorts dient zij te beoordelen of er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte in het geval van een veroordeling geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf of tot vrijheidsbeneming strekkende maatregel zal worden opgelegd die gelijk is of korter is dan de tijd die verdachte reeds in bewaring en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht (art. 67a lid 3 Sv).
De rechtbank is van oordeel dat de ernstige bezwaren jegens verdachte thans nog onverkort aanwezig zijn. Het nadere onderzoek door het NFI zou daar een ander licht op kunnen werpen, evenwel blijkt thans voldoende uit het dossier dat de ernstige bezwaren nog steeds aanwezig zijn. De rechtbank wijst in dit geval met name op de aangetroffen DNA-sporen van verdachte op de hondenriem waarmee het slachtoffer is ontzet.
Voorts is de rechtbank van oordeel dat de gronden voor de voorlopige hechtenis, zoals eerder geformuleerd door de raadkamer van de Rechtbank Arnhem en bevestigd door het Gerechtshof, thans nog onverkort van toepassing zijn.
Een situatie als bedoeld in artikel 67a lid 3 Sv, zoals hierboven omschreven, is naar het oordeel van de rechtbank thans (nog) niet aan de orde.
Het verzoek strekkende tot opheffing van de voorlopige hechtenis wordt derhalve afgewezen.
Heropening en schorsing van het onderzoek
Het onderzoek zal worden heropend en geschorst tot een nader te bepalen terechtzitting. Het onderzoek zal langer dan een maand, doch korter dan drie maanden worden aangehouden. In het door het NFI te plegen onderzoek ziet de rechtbank de klemmende reden om het onderzoek langer dan één maand aan te houden.
4. De beslissing
De rechtbank, beslissende:
Heropent het onderzoek en schorst dit tot een nader te appointeren terechtzitting.
Geeft opdracht aan de officier van justitie om door het NFI de navolgende vragen in een rapportage te laten beantwoorden:
Ten aanzien van de hondenriem:
• Is het aangetroffen celmateriaal [EKA954]#1 van de onbekende man C op de hondenriem te typeren als een gebruiksspoor, een greepspoor of als een aanraakspoor?
• Is het mogelijk om aan te geven hoe lang een dergelijk spoor op de hondenriem blijft zitten? Zo ja, hoe lang is dat, eventueel bij benadering, in het onderhavige geval geweest?
• Is de gehele hondenriem op sporen onderzocht of slechts een deel daarvan, mogelijk het door de getuige [getuige] aangewezen deel?
• Indien de gehele riem is onderzocht: zijn er nog andere, onbekende, DNA-sporen op de riem aangetroffen en van wie zijn die sporen en hoe zijn die sporen te typeren? Indien dat niet het geval is dan dient dat onderzoek, zo mogelijk, alsnog verricht te worden.
Ten aanzien van de spijkerbroek:
• Komt het celmateriaal met DNA-identiteitszegel [BIA148]#5 van de onbekende man C overeen met het DNA-materiaal van verdachte (RPH380)? Zo ja, welke mate van waarschijnlijkheid kan daaraan worden gegeven?
• Is het celmateriaal [BIA148]#5 te typeren als een gebruiksspoor, greepspoor of als aanraakspoor?
• Is het mogelijk om aan te geven hoe lang een dergelijk spoor op de spijkerbroek blijft zitten? Zo ja, hoe lang is dat, eventueel bij benadering, in het onderhavige geval geweest?
• Is de gehele spijkerbroek op sporen onderzocht of slechts een deel daarvan?
• Indien de gehele spijkerbroek is onderzocht: zijn er nog andere, onbekende, DNA-sporen op de broek aangetroffen en van wie zijn die sporen en hoe zijn die sporen te typeren? Indien dat niet het geval is dan dient dat onderzoek, zo mogelijk, alsnog verricht te worden.
De deskundige kan, indien naar zijn/haar deskundig inzicht blijkt dat de onderzoeksvragen ontoereikend zijn, zelf het onderzoek aanvullen. Dat dient evenwel beperkt te gebeuren binnen het gebied waarop de deskundige werkzaam is en tevens dient hij/zij geen juridische conclusies aan zijn/haar bevindingen te verbinden.
Beveelt de oproeping van de getuige-deskundige, nadat deze de voornoemde rapportage heeft opgemaakt, tegen de nader te appointeren terechtzitting.
Beveelt de oproeping van verdachte en zijn raadsman tegen die terechtzitting.
Gelast kennisgeving aan de benadeelde partij van die nader te appointeren zitting.
Aldus gewezen door:
mrs. A.G. Broek-de Stigter (als voorzitter), H.T. Wagenaar en E. de Boer (rechters)
in tegenwoordigheid van S.P. Visser (griffier)
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 14 december 2009.