ECLI:NL:RBARN:2009:BK6615

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
18 november 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
185272
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Definitieve verwijdering van leerling van school wegens onveilige situatie en ongewenst gedrag

In deze zaak heeft de Rechtbank Arnhem op 18 november 2009 uitspraak gedaan in een geschil tussen een leerling, vertegenwoordigd door zijn vader, en de stichting Samenwerkingsstichting Voortgezet Onderwijs Overbetuwe, handelend onder de naam Quadraam. De leerling, [minderjarige], was definitief verwijderd van het Olympus College te Arnhem vanwege zijn ongewenste en bedreigende gedrag jegens medeleerlingen, waaronder fysiek geweld en ongewenste seksuele handelingen. De vader van [minderjarige] vorderde de toelating van zijn zoon tot de school en eiste schadevergoeding voor materiële schade en smartengeld. Quadraam verweerde zich door te stellen dat de verwijdering noodzakelijk was om een onveilige situatie voor andere leerlingen te voorkomen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat Quadraam de bevoegdheid had om de leerling definitief te verwijderen op basis van de Wet op het voortgezet onderwijs en het Inrichtingsbesluit WVO. De rechtbank oordeelde dat Quadraam zorgvuldig had gehandeld en voldoende had gemotiveerd waarom de definitieve verwijdering gerechtvaardigd was. De rechtbank verwierp de vorderingen van de vader en oordeelde dat de belangen van de leerling bij voortzetting van zijn opleiding niet zwaarder wogen dan de noodzaak om andere leerlingen te beschermen. De rechtbank wees zowel de vorderingen in conventie als in reconventie af en veroordeelde de vader in de proceskosten van Quadraam.

De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van scholen in het waarborgen van een veilige leeromgeving en de juridische kaders waarbinnen zij beslissingen over leerlingen moeten nemen. De rechtbank bevestigde dat de schoolbesturen een zekere beoordelingsvrijheid hebben bij het nemen van dergelijke beslissingen, mits deze zorgvuldig en in overeenstemming met de wet zijn genomen.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 185272 / HA ZA 09-964
Vonnis van 18 november 2009
in de zaak van
[eiser],
voor zichzelf en in zijn hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger van de minderjarige [minderjarige],
wonende te Arnhem,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. M.K. Rack te Amsterdam,
tegen
de stichting
SAMENWERKINGSSTICHTING VOORTGEZET ONDERWIJS OVERBETUWE, ARNHEM, RENKUM EN LIEMERS,
handelende onder de naam Quadraam,
gevestigd te Duiven,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. M.R.A. Dekker te ‘s-Gravenhage.
Partijen zullen hierna [eiser] en Quadraam genoemd worden. De zoon van [eiser] wordt [minderjarige] genoemd.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 12 augustus 2009
- het proces-verbaal van comparitie van 4 november 2009.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [minderjarige], geboren op [geboortedatum], was leerling van het Olympus College te Arnhem, onderdeel VMBO-T. Quadraam is bevoegd gezag van dit college in zin van de Wet op het voortgezet onderwijs. Het Olympus College is een bijzondere school in de zin van art. 1 WVO. De correspondentie die is uitgegaan van Quadraam is gesteld op naam van de Centrale Directie van het Olympus College of haar voorzitter.
2.2. [minderjarige] is geschorst geweest op 1 en 2 april 2008 wegens fysiek geweld tegen een medeleerling. Quadraam heeft voor het schooljaar 2008-2009 voor [minderjarige] een handelingsplan opgesteld, waarin een aantal doelen zijn geformuleerd (op tijd, huiswerk af, positieve inbreng in klas, goede cijfers, geen intimidatie, geen vrouwonvriendelijke opmerkingen). In het dossier, dat de school over de afgelopen jaren van [minderjarige] heeft bijgehouden, worden incidenten beschreven als intimiderend en pesterig gedrag tegenover leraren en vrouwelijke medeleerlingen.
2.3. De vertrouwenspersoon van het Olympus College, [X], heeft op 9 februari 2009 gesprekken gevoerd met twee vrouwelijke leerlingen die onder andere vertelden dat [minderjarige] hun borsten en billen en hun kruis had betast, ook nadat ze hadden gezegd daarmee op te houden. Naar aanleiding van deze melding heeft Quadraam bij brief van 10 februari 2009 aan [eiser] geschreven wegens intimidatie/bedreigingen met fysiek geweld en ongewenst seksueel getint gedrag tegen medeleerlingen het voornemen te hebben [minderjarige] definitief van school te verwijderen. Volgens Quadraam was het gezien de onveilige situatie niet langer verantwoord [minderjarige] nog langer de school te laten bezoeken. [eiser] werd uitgenodigd voor een gesprek op 13 februari 2009. [minderjarige] werd tot nader order de toegang tot school ontzegd. Quadraam heeft het voornemen gemeld aan de onderwijsinspectie.
2.4. Op 12 februari 2009 heeft de vertrouwenspersoon met twee andere meisjes gesproken die een soortgelijk verhaal vertelden als de meisjes die eerder waren geïnterviewd.
2.5. Tijdens de bespreking op 13 februari 2009 heeft [minderjarige] toegegeven de meisjes te hebben betast aan borsten, billen en kruis en verder verklaard dat hij dit normaal vindt. Hij zou stoppen als de meisjes dat aangaven.
2.6. Quadraam heeft bij brief van 17 februari 2009 aan [eiser] laten weten het voornemen tot verwijdering te handhaven en [minderjarige] in afwachting van de verwijdering te schorsen. In de brief heeft Quadraam aangegeven in overleg te zijn met de onderwijsinspectie om na te gaan op welke andere wijze [minderjarige] onderwijs kan volgen of welke andere school bereid is [minderjarige] aan te nemen. In afwachting van verdere beslissingen heeft [minderjarige] lessen gevolgd door middel van de elektronische leeromgeving Teletop.
2.7. Het Zorgadvies Team heeft het Olympus College op 3 maart 2009 geadviseerd om [minderjarige] onderwijs te laten volgen in het Centrum voor Wonen, Zorg en Welzijn Gelderland, afdeling Jong Batelaar. Op 6 maart 2009 is advies met de familie [eiser] besproken.
2.8. [eiser] heeft samen met zijn vrouw op 9 maart 2009 bezwaar ingediend als bedoeld in art. 15 Inrichtingsbesluit WVO tegen het voornemen tot verwijdering en de schorsing. De hoorzitting daarvan heeft op 18 maart 2009 plaatsgevonden. Naar aanleiding van de bezwaren van de familie [eiser] tegen plaatsing van [minderjarige] in Jong Batelaar, heeft het Zorgadvies Team op 25 maart 2009 geschreven dat het weliswaar bij zijn oorspronkelijke advies bleef, maar dat het als alternatief voorstelde om voor [minderjarige] naast de plaats op Jong Batelaar een deeltijdplaats te reserveren in de reboundvoorziening. Quadraam heeft bij beide instellingen een plaats gereserveerd voor [minderjarige].
2.9. De Centrale Directie van het Olympus College heeft bij brief van 2 april 2009 van haar advocaat de bezwaren van [eiser] ongegrond verklaard.
2.10. Quadraam heeft bij brief van 10 april 2009 aan [eiser] gevraagd of [minderjarige] gebruik ging maken van de plaatsen bij de reboundvoorziening en Jong Batelaar. [eiser] heeft bij brief van zijn advocaat van 14 april 2009 geschreven dat [minderjarige] geen andere keuze heeft dan gebruik te maken van de plaatsen. [minderjarige] is vanaf 4 juni 2009 naar de reboundvoorziening gegaan.
2.11. [minderjarige] staat met ingang van het schooljaar 2009-2010 ingeschreven in het Lorentz College te Arnhem, een school waarvan Quadraam ook het bevoegde gezag is.
3. Het geschil
in conventie
3.1. [eiser] vordert na wijziging van eis samengevat - veroordeling van Quadraam tot toelating van [minderjarige] tot het Olympus College en tot betaling van EUR 1.560,09 als vergoeding van materiële schade en € 500.000,00 als smartengeld, vermeerderd met kosten.
3.2. Quadraam voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.3. Quadraam vordert samengevat - veroordeling van [eiser] tot betaling van EUR 1.952,00, vermeerderd met kosten.
3.4. [eiser] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
in conventie
4.1. [eiser] heeft ter comparitie de in de dagvaarding geformuleerde eis aangevuld met een schadevergoedingsvordering. Quadraam heeft bezwaar gemaakt tegen de vermeerdering van eis. Het bezwaar wordt verworpen, omdat de eiswijziging van dien aard is dat Quadraam die gedurende de comparitie heeft kunnen doorgronden.
4.2. Het bevoegd gezag van een school in het voortgezet onderwijs heeft op grond van art. 14 lid 1 Inrichtingsbesluit WVO de bevoegdheid een leerling definitief te verwijderen van zijn school. Lid 2 bepaalt dat definitieve verwijdering van een leerplichtige leerling slechts geschiedt na overleg met de onderwijsinspectie. Art. 15 lid 1 Inrichtingsbesluit WVO bepaalt dat het besluit tot definitieve verwijdering schriftelijk bekend wordt gemaakt onder opgave van redenen aan de leerling en zijn ouders. Art. 27 lid 1 WVO houdt onder meer in dat definitieve verwijdering van een leerplichtige leerling niet plaats vindt dan nadat een andere school bereid is gebleken de leerling toe te laten.
4.3. Het Olympus College is een bijzondere school in de zin van art. 1 WVO. Zij is een onderdeel van Quadraam. Het besluit tot definitieve verwijdering van het Olympus College is genomen door de Centrale Directie van het Olympus College. De bevoegdheid van de Centrale Directie is niet in geschil, zodat moet worden aangenomen dat zij heeft te gelden als schoolbestuur in de zin van art. 1 WVO. De stellingen van Quadraam komen erop neer dat de Centrale Directie een orgaan van haar is. [eiser] heeft die stelling niet betwist.
4.4. [eiser] voert een aantal redenen aan waarom de definitieve verwijdering niet in stand kan blijven. In de eerste plaats beschouwt hij de verweten gedraging als speels, onschuldig puberaal gedrag, die een zware sanctie als definitieve verwijdering niet rechtvaardigt. [minderjarige] staat bovendien open voor aanpassing van zijn gedrag. Verder verdient de besluitvormingsprocedure geen schoonheidsprijs. De familie is niet naar behoren geïnformeerd over de inhoud van de belastende verklaringen. Zij zijn niet op de hoogte gebracht of het gaat om louter verklaringen, klachten of aangiftes. [eiser] vindt dat het recht op informatie dat ook is vastgelegd in art. 3 leerlingenstatuut van het Olympus College is geschonden. In dat verband maakt de familie er bezwaar tegen dat Quadraam aanvankelijk heeft aangegeven aangifte bij de politie te zullen doen, maar daarvan later heeft afgezien. Slechts op grond van politieonderzoek kan de juistheid van de klachten met voldoende objectiviteit worden vastgesteld. Daardoor is onvoldoende rekening gehouden met de gevolgen van met name stigmatisering voor [minderjarige]. Verder is het besluit tot definitieve verwijdering onvoldoende gemotiveerd. [eiser] betwist verder dat er overleg met de onderwijsinspectie is geweest. Ook bevat de brief van 10 februari 2009 onduidelijkheden: wat betekent “de toegang tot de school ontzeggen” precies? In de brief staat verder dat [eiser] in beroep kan gaan bij de voorzitter van de centrale directie, terwijl het juiste rechtsmiddel bezwaar is. Voorts heeft de familie erop moeten wijzen dat het de zorgplicht van de school is om in zo’n geval op zoek te gaan naar een andere school die [minderjarige] wil aannemen. De school die gevonden werd, Jong Batelaar, is er een voor kinderen met psychiatrische of psychologische problemen. Omdat daarvan bij [minderjarige] geen sprake is, heeft de school niet tot dit alternatief kunnen besluiten. Vervolgens stelt [eiser] dat de school eerst niet genegen was om ervoor te zorgen dat [minderjarige] op de een of andere manier tijdens de schorsing onderwijs kon volgen. Pas nadat de familie daarop had gewezen heeft de school ervoor gezorgd dat [minderjarige] via Teletop huiswerk kon blijven maken. Ten slotte is het onzorgvuldig dat [minderjarige] niet anoniem is besproken in het Zorgadvies Team.Volgens [eiser] is Quadraam toerekenbaar tekort geschoten in de op haar rustende contractuele verplichtingen of heeft Quadraam onrechtmatig gehandeld.
4.5. [eiser] heeft zijn vordering dus primair gebaseerd op een toerekenbare tekortkoming van Quadraam. Daarmee heeft hij zijn vordering gebaseerd op niet nakoming van verplichtingen uit een obligatoire overeenkomst. [eiser] heeft de rechtbank echter onvoldoende aanknopingspunten gegeven op basis waarvan deze kan vaststellen dat er sprake is van een obligatoire overeenkomst tussen hem en Quadraam. De rechtsverhouding tussen een bijzondere school en zijn leerling is niet een obligatoire overeenkomst maar lijkt eerder een rechtsverhouding sui generis te zijn die in belangrijke mate door publiekrechtelijke normen wordt beheerst.
4.6. Quadraam heeft in dit geschil gebruik gemaakt van een wettelijke bevoegdheid, namelijk definitieve verwijdering van een leerling van een van haar scholen (art. 14 Inrichtingsbesluit WVO). De rechtbank zal hierna toetsen of Quadraam bij het hanteren van deze bevoegdheid heeft gehandeld in overeenstemming met de wet, of zij zorgvuldig te werk is gegaan, of het besluit berust op een motivering die het besluit kan dragen en of Quadraam de in het geding zijnde belangen op een juiste wijze heeft afgewogen. Bij het laatste punt gaat het er niet om wat de rechtbank in dit geval zou hebben beslist, maar dient de rechtbank een zekere beoordelingsvrijheid van het schoolbestuur te respecteren. Zou de toets voor Quadraam negatief uitvallen, dan zou zij in beginsel onrechtmatig hebben gehandeld tegenover [minderjarige].
4.7. Quadraam heeft bij haar beslissing de belangen van [minderjarige] bij voortzetting van zijn opleiding op het Olympus College afgewogen tegenover haar belang dat een onveilige situatie op school moest worden voorkomen. Zij heeft het laatste belang zwaarder laten wegen. Zij heeft met recht het tegen hun zin betasten van borsten, billen en kruis van vrouwelijke medeleerlingen opgevat als zorgelijk en bedreigend. Op die grond heeft zij kunnen besluiten tot definitieve verwijdering van [minderjarige] over te gaan, waarbij zij ook heeft kunnen meewegen dat [minderjarige] zich in het verleden eerder aan soortgelijke vergrijpen schuldig had gemaakt en ook aan geweld tegenover een medeleerling.
4.8. Dat betekent ook dat het besluit voldoende is gemotiveerd. Uit de overgelegde stukken blijkt dat de onderwijsinspectie op de hoogte is gehouden van het besluit van Quadraam en dat Quadraam met de onderwijsinspectie heeft overlegd. [eiser] heeft te weinig gesteld op basis waarvan kan worden vastgesteld dat een en ander niettemin in onvoldoende mate is gebeurd. Het feit dat in de brief van 10 februari 2009 staat dat [eiser] tegen het besluit in beroep kan gaan bij de heer J. Schreijer, voorzitter van de Centrale Directie, terwijl daar bezwaar had moeten staan, is een kennelijke verschrijving die [eiser] niet heeft benadeeld. In de brief van 17 februari 2009 is immers wel aangegeven dat [eiser] in bezwaar kan komen. Ook is de school pas tot definitieve verwijdering overgegaan toen [minderjarige] was toegelaten tot het Lorentz College. Uit een en ander volgt dat niet in strijd is gehandeld met de art. 27 WVO en 14-15 Inrichtingsbesluit WVO.
4.9. Verder is Quadraam voldoende zorgvuldig te werk gegaan bij het nemen en doorzetten van het besluit. Zij heeft het Zorgadvies Team ingeschakeld om haar te adviseren over de manier waarop [minderjarige] hangende de schorsing onderwijs kon volgen. Toen bleek dat de familie met de keuze voor Jong Batelaar ongelukkig was, heeft zij het Zorgadvies Team wederom om advies gevraagd, waarna dit ook met een alternatieve oplossing kwam. Quadraam heeft onbetwist gesteld dat zij problematiek over [minderjarige] anoniem aan de orde had gesteld, maar dat de leden van het Zorgadvies Team op basis van de beschrijving van de casus wisten dat het om [minderjarige] ging. Dat betekent dat aan Quadraam niet het verwijt kan worden gemaakt dat zij onvoldoende discreet met de belangen van [minderjarige] is omgegaan. Quadraam heeft op basis van het advies daadwerkelijk plaatsen gereserveerd bij Jong Batelaar en de reboundvoorziening. Bij het al of niet doen van aangifte heeft Quadraam doorslaggevend belang mogen toekennen aan het behoud van de anonimiteit van de vrouwelijke medeleerlingen die tegenover de vertrouwenspersoon een verklaring hadden afgelegd over het gedrag van [minderjarige].
4.10. Al het voorgaande betekent dat het besluit de rechterlijke toets doorstaat en dat de bezwaren van [eiser] worden verworpen. Dit betekent dat Quadraam niet onrechtmatig heeft gehandeld en dat de vordering zal worden afgewezen.
4.11. [eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Quadraam worden begroot op:
- vast recht EUR 262,00
- salaris advocaat 904,00 (2,0 punten × tarief EUR 452,00)
Totaal EUR 1.166,00
in reconventie
4.12. Quadraam stelt dat zij door de onlogische en inconsequente houding van [eiser] hoge kosten van rechtsbijstand heeft gemaakt. Het gaat met name om nodeloos gemaakte kosten van rechtsbijstand voor een kort geding dat op maandag 15 juni 2009 zou dienen, maar dat [eiser] op vrijdag 12 juni 2009 heeft ingetrokken. De reden voor intrekking was dat [minderjarige] alsnog op een school was geplaatst. Daarmee bedoelt [eiser] de reboundvoorziening, die [minderjarige] vanaf 4 juni 2009 bezocht. [eiser] had daarom eerder uitsluitsel kunnen geven over intrekking van het kort geding.
4.13. De vordering zal worden afgewezen. Voor schadevergoeding is alleen dan plaats bij misbruik van procesrecht. Daarvan is sprake als bijvoorbeeld een procedure wordt begonnen met geen ander doel dan de ander te schaden of als de aanlegger zijn vordering baseert op feiten, waarvan hij de onjuistheid kent of behoort te kennen of op argumenten die geen kans van slagen hebben. De door Quadraam geschetste gang van zaken kan daarmee niet gelijk worden gesteld.
4.14. Quadraam zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser] worden begroot op:
- salaris advocaat EUR 226,00 (1,0 punt × factor 0,5 × tarief EUR 452,00)
Totaal EUR 226,00
5. De beslissing
De rechtbank
in conventie
5.1. wijst de vorderingen af,
5.2. veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van Quadraam tot op heden begroot op EUR 1.166,00,
5.3. verklaart dit vonnis in conventie wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in reconventie
5.4. wijst de vorderingen af,
5.5. veroordeelt Quadraam in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op EUR 226,00, te voldoen aan de griffier door overmaking op rekeningnummer 19.23.25.752 ten name van Arrondissement 533 Arnhem onder vermelding van "proceskostenveroordeling" en het zaak- en rolnummer,
Dit vonnis is gewezen door mr. F.J. de Vries en in het openbaar uitgesproken op 18 november 2009.