De kinderrechter is van oordeel dat bij het politieverhoor op 26 juni 2009 van de toen nog vijftienjarige verdachte minderjarige zijn rechten zijn geschonden en zij sluit zijn bekennende verklaring om de volgende redenen voor het bewijs uit. Uitgangspunt is dat rekening gehouden dient te worden met de leeftijd en intellectuele en emotionele ontwikkeling en capaciteiten van een minderjarige verdachte vanaf het eerste moment van zijn betrokkenheid bij het politieonderzoek en met name tijdens een politieverhoor. De minderjarige is door de politie aangehouden en verhoord op verdenking van diefstal van 2 drankflessen bij [naam]. Onderzocht dient te worden in hoeverre de minderjarige op dat moment heeft begrepen wat de betekenis van het onderzoek was en wat er voor hem op het spel stond. Bij dit laatste wordt tevens beoogd begrip over een mogelijke straf en het recht om te mogen zwijgen.
In het politiedossier bevindt zich een formulier waarin als verklaring van de minderjarige is opgenomen: "U heeft mij gewezen op mijn recht, om voorafgaande aan mijn eerste verhoor overleg te plegen met een advocaat. U heeft mij ook uitgelegd dat indien ik gebruik wens te maken van dit recht, ik conform de richtlijnen in verzekering zal worden gesteld door een hulpofficier van justitie". Aangekruist is de zin: "Ik wens GEEN gebruik te maken van het recht tot consultatie van een advocaat voor aanvang van het verhoor."
De minderjarige heeft ter zitting aangegeven zich niet meer precies te kunnen herinneren dat hij bij de politie het in het dossier bevindende formulier heeft ondertekend waarin hij verklaart afstand te doen van het consulteren van een advocaat. Wel heeft hij ter zitting aangegeven dat het formulier met zijn handtekening is gesigneerd, zodat de kinderrechter er vanuit gaat dat de verdachte bij de politie het betreffende formulier heeft ondertekend. Met betrekking tot het verweer dat door de zinsnede over de in verzekeringstelling, verdachte ongeoorloofd onder druk is gezet, overweegt de kinderrechter het volgende. In het algemeen kan er vanuit worden gegaan dat het als druk zal worden ervaren als aan een minderjarige wordt uitgelegd dat hij in verzekering zal worden gesteld, indien hij een advocaat wenst te raadplegen. Dit zal immers tot gevolg hebben dat het verhoor enkele uren uitgesteld wordt en dat hij dus langer op het politiebureau dient te verblijven. In deze zaak is echter onvoldoende duidelijk geworden of de minderjarige duidelijk is gemaakt wat de betekenis van de zinsnede is, nu hij zich weinig meer kan herinneren van de gang van zaken bij het ondertekenen van het formulier, zodat het verweer op dit punt wordt afgewezen.
De gang van zaken geeft echter wel de zwakte aan van het middels een formulier vastleggen van de verklaring van een minderjarige verdachte. Hieruit blijkt immers ook niet of aan hem op zijn niveau is uitgelegd wat de reikwijdte zou kunnen zijn van het afstand doen van het recht op consultatie van een advocaat. In zijn zaak komt daar bij dat hij in een proeftijd loopt en dat een verklaring tevens invloed kan hebben op een vordering tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke straf.
Tenslotte is in het formulier niet opgenomen dat de minderjarige verdachte er recht op heeft om tijdens het verhoor bijstand te hebben van zijn raadsman of een vertrouwenspersoon, zoals is overwogen door de Hoge Raad, 30 juni 2009, LJN BH 3079, in navolging van de uitspraken van het EHRM, Salduz en Panovitz. Verder blijkt evenmin uit het dossier dat de politie de minderjarige op dit recht heeft gewezen en de minderjarige kan zich daar ook niets van herinneren.
Nu de verdachte zich ter zitting uitdrukkelijk op zijn zwijgrecht heeft beroepen, moet het er voor worden gehouden dat hij bij het politieverhoor niet vrijwillig afstand heeft gedaan van het zwijgrecht en dat indien hij wel een advocaat had geraadpleegd hij van de aanvang af een andere proceshouding had bepaald door geen verklaring af te leggen. De kinderrechter zal derhalve deze verklaring buiten beschouwing laten.