ECLI:NL:RBARN:2009:BK9649

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
22 december 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
192941
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot opheffing van conservatoir beslag op auto afgewezen wegens onvoldoende bewijs van eigendom door eiseressen

In deze zaak vorderden eiseressen, zussen, de opheffing van een conservatoir beslag dat door de gemeente Nijmegen was gelegd op een auto. De gemeente had dit beslag gelegd ter zekerheid van een vordering van € 145.000,00, voortvloeiend uit een ten onrechte verstrekte uitkering aan de ouders van eiseressen. De eiseressen stelden dat zij eigenaar waren van de auto, maar de gemeente betwistte dit en voerde aan dat de vader van eiseressen de werkelijke eigenaar was. De voorzieningenrechter oordeelde dat er onvoldoende bewijs was geleverd door eiseressen om aan te tonen dat zij de eigenaren van de auto waren. De rechter concludeerde dat de gemeente het beslag mocht handhaven, omdat er geen summierlijke aanwijzingen waren dat het beslag ondeugdelijk was gelegd. De vorderingen van eiseressen werden afgewezen en zij werden veroordeeld in de proceskosten van de gemeente, die op € 1.078,00 werden begroot. Het vonnis werd uitgesproken op 22 december 2009 door mr. F.J. de Vries.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 192941 / KG ZA 09-788
Vonnis in kort geding van 22 december 2009
in de zaak van
[eiseressen],
wonende te [woonplaats],
eiseressen,
advocaat mr. G.J.P.C.G. Verheijen te Oosterhout, gemeente Nijmegen,
tegen
DE GEMEENTE NIJMEGEN,
zetelend te Nijmegen,
gedaagde,
advocaat mr. H.A.M. van Gerwen te Nijmegen.
Eiseressen zullen hierna tezamen als [eiseressen] en ieder afzonderlijk als [eiseres sub 1] en [eiseres sub 1] worden aangeduid. Gedaagde zal de gemeente worden genoemd.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de mondelinge behandeling
- de pleitnota van de gemeente.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [eiseres sub 1] en [eiseres sub 1] zijn zussen. [vader van eiseressen] en [moeder van eiseressen] zijn de vader respectievelijk de moeder van [eiseressen].
2.2. De gemeente heeft bij beslissing van 1 oktober 2009 bepaald dat aan [vader van eiseressen] en [moeder van eiseressen] in de periode van 27 december 2001 tot en met 30 september 2009 ten onrechte een uitkering op grond van de Wet werk en bijstand (in totaal een bedrag van € 134.097,85) is verstrekt, nu zij niet alle relevante informatie hebben verstrekt, die nodig was om het recht op uitkering en de hoogte van de uitkering vast te stellen.
2.3. Na daartoe van de voorzieningenrechter van deze rechtbank verlof te hebben gekregen, heeft de gemeente op 30 september 2009 ten laste van [vader van eiseressen] en [moeder van eiseressen] conservatoir beslag gelegd op een personenauto, merk [auto] (hierna: de [auto]),
ter zekerheid van verhaal voor een vordering ten bedrage van € 145.000,00, met inbegrip van rente en kosten. De gerechtsdeurwaarder heeft de [auto] vervolgens in gerechtelijke bewaring gegeven aan de besloten vennootschap [de garage]
2.4. Bij brief van 5 oktober 2009 hebben [vader van eiseressen] en [moeder van eiseressen] bezwaar gemaakt tegen de beslissing van de gemeente van 1 oktober 2009.
2.5. Het kenteken van de [auto] en de verzekering staan op naam van [eiseres sub 1].
2.6. [eiseres sub 1] heeft haar vader [vader van eiseressen] en haar zus [eiseres sub 1] een machtiging verleend om gebruik te maken van de [auto].
3. Het geschil
3.1. [eiseres sub 1] en [eiseres sub 1] voeren aan dat zij, althans [eiseres sub 1], eigenaar zijn/is van de [auto] en vorderen derhalve dat voorzieningenrechter
primair
I. de gemeente veroordeelt tot het opheffen van het conservatoir beslag en het afdragen van de [auto] aan [eiseressen],
II. bepaalt dat de gemeente gehouden is alle persoonlijke bezittingen van [eiseressen] waaronder de kentekenbewijzen van de in beslag genomen [auto] en de identiteitsbewijzen af te staan,
III. bepaalt dat [eiseressen] de [auto] zal mogen opvorderen en terughalen van iedere plaats waar deze bevindt en met machtiging om dit vonnis ten uitvoer te leggen met behulp van politie en justitie, althans in goede justitie een dwangsom te bepalen ingeval de gemeente nalatig blijft binnen twee dagen na het wijzen van dit vonnis de [auto] af te geven,
subsidiair
enigerlei voorziening treft welke hij in goede justitie meent te kunnen nemen.
3.2. De gemeente voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. De opheffing van een conservatoir beslag kan onder meer worden bevolen, indien op straffe van nietigheid voorgeschreven vormen zijn verzuimd, summierlijk blijkt van de ondeugdelijkheid van het door de beslaglegger ingeroepen recht of van het onnodige van het beslag, of, zo het beslag is gelegd voor een geldvordering, indien voor deze vordering voldoende zekerheid is gesteld.
4.2. Voorop gesteld wordt dat een spoedeisend belang bij een vordering tot opheffing van een conservatoir beslag, in tegenstelling tot de gemeente heeft betoogd, niet is vereist.
4.3. De vraag in dit kort geding is wie – voorlopig geoordeeld – als eigenaar kan worden beschouwd van de [auto]. [eiseres sub 1] en [eiseres sub 1] hebben in de dagvaarding betoogd dat zij gezamenlijk eigenaar zijn van de [auto]. Zij zouden de auto contant hebben betaald en het kenteken en de verzekering zouden op naam staan van [eiseres sub 1]. De vader van [eiseressen] en de jongere zus van [eiseres sub 1], [eiseres sub 1], zouden de [auto] af en toe gebruiken. Dat de auto vaak geparkeerd stond voor het adres van de ouders van [eiseressen] heeft, zo wordt gesteld, te maken met de omstandigheid dat [eiseres sub 1] tijdelijk vanwege (psychische) problemen bij haar ouders inwoont.
4.4. De gemeente heeft dit alles weersproken en aangevoerd dat op grond van het rapportageformulier van de afdeling Zorg en Inkomen, Bureau Handhaving van de gemeente Nijmegen van 7 oktober 2009 voldoende aannemelijk is geworden dat [vader van eiseressen] de eigenaar is van de [auto], zodat het beslag gehandhaafd dient te worden. Dienaangaande wordt het volgende overwogen.
4.5. Allereerst moet worden vastgesteld dat het standpunt dat door [eiseressen] wordt ingenomen niet eenduidig is. Terwijl in de dagvaarding nog wordt gesteld dat de beide zussen tezamen eigenaar zijn van de [auto], heeft [eiseressen] zich ter zitting op het standpunt gesteld dat [eiseres sub 1] eigenaar is van de auto. Voor deze wijziging is geen verklaring gegeven door [eiseressen]. Vooralsnog is derhalve onduidelijk wie volgens [eiseressen] nu de eigenaar van de auto zou zijn.
4.6. Vast staat dat [vader van eiseressen] in ieder geval eenmaal aanwezig is geweest toen [eiseres sub 1] bij de garagehouder de [auto] ging bekijken. [eiseres sub 1] en [eiseres sub 1] zouden de [auto] vervolgens tezamen contant hebben betaald (€ 15.250,00). [eiseres sub 1] heeft zelf de auto evenwel niet bekeken en was evenmin aanwezig bij het aankopen van de auto, terwijl zij wel de helft van het aankoopbedrag zou hebben betaald. Wat daar verder ook van zij, daarnaast bestaat er over de financiële situatie van de beide zussen onvoldoende duidelijkheid. Volgens het rapport van Bureau Handhaving zouden [eiseres sub 1] en [eiseres sub 1] geen, althans een beperkt inkomen hebben (gehad). [eiseres sub 1] heeft in maart 2007 na haar studie een bijstandsuitkering aangevraagd, welke aanvraag overigens is afgewezen, en [eiseres sub 1] heeft in februari 2008 een uitstroomvergoeding op grond van de Reïntegratieverordening van de Wet werk en bijstand ontvangen, omdat zij kennelijk zou reïntegreren. Dit is ter zitting niet weersproken. [eiseres sub 1] heeft verder niets verklaard over inkomsten die zij zou hebben genoten in de periode voorafgaand aan het aankopen van de [auto]. Ter zitting heeft [eiseres sub 1] verklaard dat zij in het verleden heeft gestudeerd en daarnaast een bijbaan had. Dat [eiseres sub 1] in 2008 mogelijk een reguliere baan had, zoals zij heeft betoogd, en daarbij een (goed) inkomen is thans niet relevant. Van belang is immers (de hoogte van) het inkomen van [eiseres sub 1] in de periode voorafgaand aan de aankoop van de [auto] in februari 2008. Voorts is nog aangevoerd dat [eiseres sub 1] sinds enige tijd (ernstige) psychische klachten heeft, waardoor zij niet in de [auto] kan rijden. Gelet op het voorgaande is vooralsnog dan ook onverklaarbaar hoe [eiseres sub 1], althans [eiseres sub 1] en [eiseres sub 1], een dergelijke relatief dure auto, als een [auto], heeft/hebben kunnen betalen en waarom zij deze auto zou(den) hebben gekocht.
4.7. Tot slot is nog van belang dat ter zitting door [eiseressen] onvoldoende is weersproken dat de [auto] regelmatig door vader werd gebruikt. [eiseres sub 1] heeft tijdens haar verhoor bij de recherche zelfs verklaard dat de [auto] niet op naam van haar vader is gesteld, omdat hij een uitkering genoot. [eiseres sub 1] is ter zitting niet teruggekomen van deze verklaring.
4.8. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, is vooralsnog onvoldoende aannemelijk geworden dat [eiseres sub 1] en/of [eiseres sub 1] eigenaar zijn/is van de [auto]. Zeer wel mogelijk is dat de bedoeling van alle betrokkenen bij de rechtshandeling is geweest dat de [auto] zou worden geleverd aan [vader van eiseressen] en dat, om dit een en ander te verhullen, de auto en de verzekering zijn gesteld op naam van [eiseres sub 1].
4.9. Nu vooralsnog niet summierlijk is gebleken dat het beslag ondeugdelijk is gelegd, zal de vordering tot opheffing van dat beslag worden afgewezen. De vordering onder III., die gekoppeld is aan die vordering, zal daarom eveneens worden afgewezen. Evenmin bestaat aanleiding een andere voorziening te treffen.
4.10. Ter zitting is gebleken dat de gemeente enkel nog de autopapieren onder zich heeft. De overige persoonlijke bezittingen van [eiseressen] zijn reeds geretourneerd. Nu het beslag niet zal worden opgeheven, bestaat geen aanleiding de autopapieren af te geven aan [eiseressen], zodat ook de vordering onder II. zal worden afgewezen.
4.11. [eiseressen] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van de gemeente worden begroot op:
- vast recht € 262,00
- salaris advocaat 816,00
Totaal € 1.078,00
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. wijst de vorderingen af,
5.2. veroordeelt [eiseressen] in de proceskosten, aan de zijde van de gemeente tot op heden begroot op € 1.078,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.J. de Vries en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. B.J.M. Vermulst op 22 december 2009.