zaaknummer / rolnummer: 183223 / HA ZA 09-597
Vonnis van 16 december 2009
de naamloze vennootschap
ABN AMRO BANK N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres,
advocaat mr. W.R.H. Jager te Ede,
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
advocaat mr. L.F. Nijenhuis te Tiel.
Partijen zullen hierna ABN AMRO bank en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 15 juli 2009
- het proces-verbaal van comparitie van 27 oktober 2009.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Op 28 juni 2005 sluit [gedaagde] met ABN AMRO bank een kredietovereenkomst ‘Privé limiet plus‘, met rekeningnummer [0000] en met een kredietlimiet van
€ 1.000,00. [gedaagde] heeft tevens een zakelijke rekening bij ABN AMRO bank ten behoeve van zijn horecabedrijf.
2.2. Op 4 mei 2006 heeft [gedaagde] een gesprek met mevrouw [betrokkene] die werkzaam is bij het kantoor van ABN AMRO bank te [woonplaats]. Hij dient bij haar een aanvraag in om de kredietlimiet van de rekening met nummer [0000] te verruimen naar € 40.000,00.
2.3. Op 12 mei 2006 wordt de kredietlimiet op dat rekeningnummer verruimd tot een bedrag van € 40.000,00. De Privé limiet plus-rekening is daarmee omgezet naar een ‘Rekening courant krediet’.
2.4. In de Voorwaarden ABN AMRO Rekening Courant Krediet (hierna: de voorwaarden) die van toepassing zijn, is, voor zover van belang, het volgende bepaald.
7. Zowel de bank als kredietnemer zijn bevoegd deze overeenkomst zonder opgave van redenen te allen tijde te beëindigen. Op schriftelijk verzoek van kredietnemer zal de bank haar reden(en) mededelen.
Op grond van deze overeenkomst is het nog verschuldigde terstond in zijn geheel opeisbaar, indien:
a. kredietnemer bij een overschrijding van 5% gedurende meer dan twee maanden van het kredietmaximum na in gebreke te zijn gesteld, nalatig blijft in de volledige nakoming van zijn verplichtingen. (…)
2.5. Op de rekening courant is op een gegeven moment de kredietlimiet van
€ 40.000,00 overschreden.
2.6. Bij de stukken bevindt zich een namens ABN AMRO bank opgestelde brief, gedateerd op 4 april 2007. Deze brief bevat de volgende passage.
De ABN AMRO Bank N.V. heeft de incasso van haar vordering op u overgedragen aan Solveon Incasso B.V. In dit verband delen wij u mede dat wij, gezien uw ongeoorloofde debetstand, genoodzaakt zijn gebruik te maken van het recht van dagelijkse opzegbaarheid van het aan u verstrekte krediet in rekeningcourant en wel met onmiddellijke ingang.
2.7. Op 25 januari 2008 is de debetstand op de rekening van [gedaagde] € 42.837,62.
2.8. Bij brief van 28 januari 2008 sommeert een deurwaarder namens ABN AMRO bank [gedaagde] tot betaling van de debetstand, vermeerderd met rente en kosten.
2.9. [gedaagde] reageert bij brief van 12 februari 2008 en verzoekt om uitstel van betaling. Aan een door hem op 24 november 2008 ondertekend afbetalingsvoorstel geeft [gedaagde] geen uitvoering.
3. Het geschil
3.1. ABN AMRO bank vordert samengevat - veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 58.880,25, bestaande uit de hoofdsom van € 42.837,62, de rente vanaf 25 januari 2008 tot de dag der dagvaarding ad € 8.213,93, de incassokosten van € 7.657,73 en de btw van
€ 1.454,97, verminderd met het reeds voldane bedrag van € 1.284,00 en te vermeerderen met rente en kosten.
3.2. ABN AMRO bank legt aan haar vordering ten grondslag de opzegging van de kredietovereenkomst wegens wanprestatie van [gedaagde] en de toepasselijkheid van de voorwaarden van 12 mei 2006, in het bijzonder het daarbij onder 7 bepaalde.
Met de beëindiging van de kredietovereenkomst is [gedaagde] verplicht het gehele debetsaldo te voldoen.
3.3. [gedaagde] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. ABN AMRO bank heeft ter comparitie toegelicht dat in haar dagvaarding ter onderbouwing van de grondslag van de vordering ten onrechte is verwezen naar de als produktie 1 overgelegde overeenkomst. Deze betreft immers de Prive Limiet Plus rekening, terwijl de vordering is gebaseerd op de per 12 mei 2006 gewijzigde overeenkomst, zoals die is overgelegd als produktie 1 bij conclusie van antwoord. Nu tussen partijen niet in geschil is dat de door ABN AMRO bank gestelde opzegging deze gewijzigde kredietovereenkomst betreft (Rekening courant krediet met rekeningnummer [0000].) zal de rechtbank bij de beoordeling van deze overeenkomst uitgaan.
4.2. [gedaagde] voert als verweer dat ABN AMRO bank haar zorgplicht jegens hem heeft geschonden door te weinig informatie in te winnen, hem niet te waarschuwen en in te stemmen met zijn aanvraag tot kredietverruiming, hetgeen dient te leiden tot een nietigverklaring van de overeenkomst en een matiging van de vordering tot
€ 10.000,00. ABN AMRO bank wist of had kunnen weten, onder meer door inzage in zijn zakelijke rekening bij die bank, dat hij er financieel niet best voor stond en dat hij zich de kredietverruiming niet kon veroorloven. ABN AMRO bank heeft echter veel moeite gedaan om hem daar toch voor in aanmerking te laten komen, hetgeen onverantwoord was, aldus [gedaagde].
4.3. De reikwijdte van de zorgplicht is afhankelijk van de omstandigheden van het geval en strekt ertoe de klant te beschermen tegen eigen lichtvaardigheid of gebrek aan inzicht. Nog afgezien van de vraag welke juridische consequenties in casu aan de schending van de zorgplicht zouden moeten worden verbonden, is de rechtbank van oordeel dat ABN AMRO bank haar zorgplicht jegens [gedaagde] niet heeft geschonden. Daarbij is van belang dat de overeengekomen kredietverruiming een inzichtelijk en eenvoudig product is waarvan de risico’s voor [gedaagde] goed te overzien waren. [gedaagde] was ondernemer en hij heeft er voor gekozen deze risico’s voor lief te nemen zodat hij een aantal zakelijke schuldeisers kon afbetalen waardoor hij op dat moment zijn bedrijf kon behouden. [gedaagde] had een horecabedrijf en hij heeft ter comparitie verteld dat er schuldeisers waren, zoals Heineken, die hard drukten. In het gesprek met mevrouw [betrokkene] op 4 mei 2006 heeft [gedaagde] ingestemd met het feit dat en de wijze waarop de kredietverruiming werd toegekend. De feitelijke constatering achteraf, dat zijn bestendig inkomen te hoog was ingeschat en dat het bedrijf alsnog niet te redden bleek, leidt naar het oordeel van de rechtbank niet tot de conclusie dat ABN AMRO bank haar zorgplicht heeft geschonden. Dit mogelijke gevolg was immers een voor [gedaagde] te voorzien risico. Voor zover [gedaagde] betoogt dat ABN AMRO bank hem de kredietverruiming had moeten weigeren overweegt de rechtbank dat de uit de redelijkheid en billijkheid voortvloeiende zorgplicht niet zo ver strekt dat op de bank een plicht rust om van het sluiten van de overeenkomst af te zien (HR 5 juni 2009, 08/03771, LJN BH2815). De rechtbank komt concluderend tot het oordeel dat ABN AMRO bank haar zorgplicht jegens [gedaagde] niet heeft geschonden.
4.4. Tussen partijen is niet in geschil dat er een ongeoorloofd debetsaldo van
€ 42.837,62 is ontstaan op de rekening courant van [gedaagde]. Het verweer van [gedaagde], dat deze overschrijding geen wanprestatie oplevert omdat weliswaar de 5%-marge uit artikel 7 van de voorwaarden is overtreden maar dat het slechts een kleine overschrijding betreft die ook met een betalingsregeling had kunnen worden opgelost, wordt gepasseerd.
De stelling van ABN AMRO bank dat sprake was van een ongeoorloofde debetstand wordt immers niet betwist. De overschrijding van de overeengekomen limiet is bepalend, niet de hoogte van het bedrag waarmee dat gebeurt.
4.5. Nu voorts de in artikel 7 vereiste ingebrekestelling niet wordt betwist en [gedaagde] zelf stelt dat ABN AMRO bank een voorstel heeft gedaan voor inlossing, hetgeen blijkbaar niet tot het gewenste resultaat heeft geleid, is ABN AMRO bank op grond van de wanprestatie van [gedaagde] ingevolge artikel 7 van de voorwaarden gerechtigd de overeenkomst op te zeggen waarbij het gehele debetsaldo opeisbaar is.
4.6. [gedaagde] voert voorts als verweer dat hij de opzeggingsbrief van 4 april 2007 niet heeft ontvangen.
4.7. De rechtbank gaat hieraan voorbij. [gedaagde] stelt in zijn conclusie van antwoord bij herhaling dat ABN AMRO bank de overeenkomst heeft opgezegd maar dat dit de ‘oude’ overeenkomst van 28 juni 2005 betrof en niet de overeenkomst van 12 mei 2006. Inmiddels is duidelijk geworden dat het om een en dezelfde rekening gaat, waarbij de kredietfaciliteit is verruimd en waarvan de aanduiding is gewijzigd van ‘Privé limiet plus’ in ‘Rekening courant krediet’. [gedaagde] heeft ter comparitie ook verklaard dat hij er (nu) vanuit gaat dat de opzegging ziet op die rekening met het nummer [0000].
4.8. Ter comparitie heeft ABN AMRO bank te kennen gegeven, anders dan in haar dagvaarding weergegeven, dat zij de Wet op het Consumentenkrediet van toepassing acht en dat zij derhalve geen incassokosten vordert. De desbetreffende vordering in de dagvaarding behoeft daarom geen bespreking meer en zal worden afgewezen.
4.9. Het bedrag van € 1.454,97 dat aan btw over de incassokosten is gevorderd, behoeft, gelet op hetgeen is overwogen onder 4.8., geen bespreking meer en zal worden afgewezen.
4.10. Eveneens ter comparitie heeft ABN AMRO bank de door haar bij dagvaarding gevorderde rente van 1,389% per maand gewijzigd, conform het standpunt van [gedaagde], in het rentepercentage van 8,8% per jaar. De rechtbank zal van dit rentepercentage uitgaan. De gevorderde rente zal worden toegewezen met ingang van 25 januari 2008 nu deze datum als zodanig niet wordt betwist.
4.11. [gedaagde] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van ABN AMRO bank worden begroot op:
- dagvaarding € 94,31
- vast recht 1.300,00
- salaris advocaat 1.788,00 (2,0 punten × tarief € 894,00)
Totaal € 3.182,31
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. veroordeelt [gedaagde] om aan ABN AMRO bank tegen kwijting te betalen een bedrag van € 42.837,62 (tweeënveertig duizendachthonderdzevenendertig euro en tweeënzestig eurocent), vermeerderd met de contractuele rente van 8,8% per jaar over het nog niet betaalde deel van het bedrag van € 42.837,62 vanaf 25 januari 2008 tot de dag van volledige betaling,
5.2. veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van ABN AMRO bank tot op heden begroot op € 3.182,31,
5.3. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.W. Huijgen en in het openbaar uitgesproken op 16 december 2009.