RECHTBANK ARNHEM
Sector bestuursrecht
registratienummers: AWB 08/5677, AWB 08/5696 en AWB 08/5697
uitspraak ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
van 31 december 2009
[aannemersbedrijf], eiseres, gevestigd te [plaats], vertegenwoordigd door mr. D.J.W. Feddes,
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder.
1. Aanduiding bestreden besluiten
Drie besluiten van verweerder van 31 oktober 2008.
Bij besluiten van 25 juli 2008, 25 juli 2008 en 18 augustus 2008 heeft verweerder geweigerd om een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) toe te kennen aan [werknemer], werknemer van eiseres (hierna: de werknemer), met betrekking tot diens ziekmeldingen per 2 april 2007, 4 juni 2007 en 15 oktober 2007.
Bij de in rubriek 1 aangeduide besluiten heeft verweerder de ingediende bezwaren ongegrond verklaard en de eerder genoemde besluiten gehandhaafd.
Tegen deze besluiten is beroep ingesteld en door verweerder is een verweerschrift ingediend. Naar deze en de overige door partijen ingebrachte stukken wordt hier kortheidshalve verwezen.
De beroepen zijn behandeld ter zitting van de rechtbank van 3 november 2009. Eiseres is daar vertegenwoordigd door mr. B.L.G.M. van Gemert, advocaat te Nijmegen. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door A.J.L. van Klaveren-Drost, werkzaam bij het UWV.
Op grond van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting is het volgende komen vast te staan.
Verweerders arbeidsdeskundige heeft eiseres in een schrijven van donderdag 26 juni 2008, door eiseres ontvangen op vrijdag 27 juni 2008, medegedeeld dat de werknemer met betrekking tot de hierboven genoemde ziekmeldingen in aanmerking kan komen voor een uitkering op grond van de ZW. Eiseres heeft daartoe op dinsdag 1 juli 2008 een meldingsformulier verzonden dat door verweerder is ontvangen op woensdag 2 juli 2008.
Verweerder heeft aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat eiseres de genoemde melding niet tijdig, dat wil zeggen binnen het in artikel 38b, tweede lid, van de ZW genoemde termijn van 4 dagen, heeft gedaan.
Eiseres kan zich daarmee niet verenigen. Eiseres is primair van mening dat de melding tijdig is gedaan omdat de termijn pas aanving op 28 juni 2008, de dag ná ontvangst van de mededeling van de arbeidsdeskundige, en voorts omdat de termijn ziet op ziekte- of werkdagen en het tussenliggende weekeinde de termijn dus opschort. Subsidiar voert eiseres aan dat de werkneemster die dit soort zaken behandelt op vrijdagen niet werkt zodat eiseres pas op 28 juni 2008 redelijkerwijs op de hoogte kon zijn van de ziektewetaanspraken en de termijn dus pas op die datum gaat lopen.
De rechtbank overweegt als volgt.
Ingevolge artikel 38a, eerste lid, van de ZW is de verzekerde die een werkgever heeft als bedoeld in de eerste afdeling, paragraaf 3, en die aanspraak maakt op ziekengeld, in geval van ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid wegens ziekte verplicht dit op de tweede dag van die ongeschiktheid te melden aan zijn werkgever. Ingevolge het tweede lid meldt de werkgever, na ontvangst van de in het eerste lid bedoelde melding, aan het UWV uiterlijk op de vierde dag van de ongeschiktheid tot werken, de eerste werkdag waarop de verzekerde wegens ziekte ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid.
Ingevolge artikel 38b, tweede lid, van de ZW meldt de werkgever, in afwijking van artikel 38a, tweede lid, zo spoedig mogelijk doch in elk geval niet later dan de vierde dag na het tijdstip waarop het hem redelijkerwijs duidelijk kan zijn dat de werknemer aanspraak op ziekengeld kan maken op grond van artikel 29a of 29b, aan het UWV de eerste werkdag waarop die werknemer wegens ziekte ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid. Het UWV kent alsdan het ziekengeld met terugwerkende kracht over de verstreken periode, doch ten hoogste over een jaar, toe. Artikel 38a, derde lid, is van overeenkomstige toepassing op de melding, bedoeld in het tweede lid.
In dit geding is de vraag aan de orde of eiseres heeft voldaan aan de vier dagen termijn als bedoeld in artikel 38b, tweede lid, van de ZW. De rechtbank is op grond van het navolgende van oordeel dat die vraag ontkennend moet worden beantwoord.
Niet in geschil is dat eiseres op vrijdag 27 juni 2008 de mededeling van de arbeidsdeskundige ontving. Dat is tevens de datum waarop het eiseres redelijkerwijs duidelijk kon zijn dat de werknemer aanspraak kon maken op ziekengeld. Het risico dat voortvloeit uit de keuze om de melding te laten verzorgen door een werkneemster die op vrijdagen niet werkt moet voor rekening van eiseres worden gelaten en kan daaraan dan ook niet afdoen. Daaruit volgt dat de eerste termijndag is gelegen op vrijdag 27 juni 2008. De termijn loopt vervolgens door gedurende het daarop volgende weekend (zie Centrale Raad van Beroep 1 augustus 2007, LJN: BB0887) en eindigt op de vierde dag, maandag 30 juni 2008, om middernacht. De op 2 juli 2008 bij verweerder ingekomen melding is daarmee niet tijdig gedaan.
Uit het bovenstaande volgt dat de stellingen van eiseres tegen het bestreden besluit geen doel treffen, zodat het beroep ongegrond moet worden verklaard.
De rechtbank acht geen termen aanwezig over te gaan tot een proceskostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Awb.
Hetgeen hiervoor is overwogen leidt de rechtbank tot de volgende beslissing.
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door mr. I.A.M. van Boetzelaer-Gulyas, rechter, in tegenwoordigheid van J.B.M. Wassink, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 31 december 2009.
Tegen deze uitspraak staat voor belanghebbenden, behoudens het bepaalde in artikel 6:24 juncto 6:13 van de Awb, binnen 6 weken na de dag van verzending hiervan, hoger beroep open bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Verzonden op:31 december 2009