ECLI:NL:RBARN:2009:BP1557

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
17 december 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 09/901 en 09/902
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • C.W.J. Lorenzo van Rooij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen naheffingsaanslagen loonbelasting en premie volksverzekeringen

Op 17 december 2009 heeft de Rechtbank Arnhem uitspraak gedaan in een zaak betreffende naheffingsaanslagen loonbelasting en premie volksverzekeringen (LB/PVV) voor de jaren 2006 en 2007. Eiser, vertegenwoordigd door zijn personal holding, had beroep ingesteld tegen de naheffingsaanslagen die door de inspecteur van de Belastingdienst waren opgelegd. Voor het jaar 2006 was een naheffingsaanslag van € 27.216 opgelegd, met een boete van € 13.608 en heffingsrente van € 2.003. Voor 2007 was de naheffingsaanslag € 31.654, met een boete van € 15.827 en heffingsrente van € 2.329. De rechtbank verklaarde het beroep tegen de naheffingsaanslag voor 2006 gegrond, vernietigde de aanslag en de bijbehorende beschikking heffingsrente, en oordeelde dat de ritten van eiser naar de golfclub niet als privégebruik konden worden aangemerkt. Voor 2007 werd het beroep ongegrond verklaard, omdat de rechtbank oordeelde dat de ritten naar de golfclub niet voldoende zakelijk waren om de naheffingsaanslag te vernietigen. Eiser werd in de proceskosten veroordeeld tot een bedrag van € 644, en de Belastingdienst moest het griffierecht van € 39 vergoeden. De uitspraak werd gedaan door mr. C.W.J. Lorenzo van Rooij, in aanwezigheid van griffier mr. P.J.G. Tiemessen. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij het gerechtshof te Arnhem.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM
Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer
registratienummers: AWB 09/901 en 09/902
uitspraak ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
van 17 december 2009
inzake
[X], wonende te [Z], eiser,
tegen
de inspecteur van de Belastingdienst/Oost, Coördinatiepunt privégebruik auto, verweerder.
1. Ontstaan en loop van het geding
Verweerder heeft aan eiser over het tijdvak 2006 een naheffingsaanslag (aanslagnummer [000]) loonbelasting en premie volksverzekeringen (LB/PVV) opgelegd tot een bedrag van € 27.216, alsmede bij beschikking een boete van € 13.608 en heffingsrente van € 2.003.
Verweerder heeft aan eiser over het tijdvak 2007 een naheffingsaanslag (aanslagnummer [001]) LB/PVV opgelegd tot een bedrag van € 31.654, alsmede bij beschikking een boete van € 15.827 en heffingsrente van € 2.329.
Verweerder heeft bij uitspraken op bezwaar van 14 januari 2009 de naheffingsaanslagen gehandhaafd en de boetebeschikkingen vernietigd.
Eiser heeft daartegen bij fax van 23 februari 2009, ontvangen bij de rechtbank op dezelfde datum, beroep ingesteld.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
Eiser heeft vóór de zitting een pleitnota ingediend. Deze pleitnota is in afschrift verstrekt aan verweerder.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 november 2009 te [Q]. Eiser is daar in persoon verschenen, bijgestaan door [gemachtigde] en [A], verbonden aan [B] BV te [Q]. Namens verweerder is verschenen [gemachtigde].
2. Feiten
Eiser neemt door middel van zijn personal holding [C] BV (hierna: de BV) deel in diverse ondernemingen en projecten. In het jaar 2007 heeft eiser een Loon Sociale Verzekeringen genoten van € 11.582 per maand.
In de onderhavige tijdvakken heeft de BV aan eiser twee personenauto’s ter beschikking gesteld, namelijk een [D] en achtereenvolgens twee [E]’s. De [D] wordt zowel voor zakelijke als voor privéritten gebruikt. Voor deze auto past de BV het forfait van artikel 13bis van de Wet op de loonbelasting 1964 (hierna: Wet LB) toe. Met betrekking tot de [E] heeft eiser een Verklaring geen privégebruik auto aangevraagd en verkregen. De BV heeft met betrekking tot de [E] niet het forfait van artikel 13bis van de Wet LB toegepast.
Eiser heeft van alle gereden kilometers met de [E] een sluitende rittenadministratie bijgehouden.
Eiser heeft de [E] onder andere gebruikt voor ritten van en naar de golfclub, waarvan hij sponsor is. In 2006 gaat het om 211 kilometer. In het jaar 2007 gaat het om ongeveer 330 kilometer.
3. Geschil
In geschil is of de door eiser gemaakte ritten van en naar de golfclub als zakelijk zijn aan te merken, hetgeen eiser stelt en verweerder bestrijdt. Indien de ritten niet als zakelijk zijn aan te merken is niet in geschil dat eiser de [E] in het jaar 2007 voor meer dan 500 kilometer voor privé-doeleinden heeft gebruikt.
4. Beoordeling van het geschil
In artikel 13bis, eerste lid, van de Wet LB is bepaald dat indien ook voor privé-doeleinden een auto ter beschikking is gesteld, het voordeel op jaarbasis wordt gesteld op ten minste 22% van de waarde van de auto. De auto wordt in ieder geval geacht ook voor privé-doeleinden ter beschikking te zijn gesteld tenzij blijkt dat de auto op kalenderjaarbasis voor niet meer dan 500 kilometer voor privé-doeleinden wordt gebruikt.
Het tweede lid bepaalt dat indien uit een rittenregistratie of anderszins blijkt dat de auto op kalenderjaarbasis voor niet meer dan 500 kilometer voor privé-doeleinden wordt gebruikt, het voordeel wordt gesteld op nihil.
Met betrekking tot de naheffingsaanslag LB/PVV 2006
Verweerder heeft ter zitting verklaard dat de naheffingsaanslag LB/PVV 2006 moet worden vernietigd, omdat de [E], zelfs indien de kilometers van en naar de golfclub worden meegerekend, in dat jaar voor minder dan 500 kilometer voor privé-doeleinden is gebruikt. De rechtbank zal dienovereenkomstig beslissen.
Met betrekking tot de naheffingsaanslag LB/PVV 2007
De rechtbank stelt voorop dat bij de beoordeling of sprake is van zakelijke of privé- kilometers het karakter van de rit bepalend is. Dit karakter wordt bepaald door het doel van de reis.
De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 28 december 1955, nr. 195/1964, BNB 1956/45 bepaald dat het gebruik van een auto om nieuwe zakenrelaties te verwerven geen privé-gebruik vormt.
Naar het oordeel van de rechtbank hebben de ritten van en naar de golfclub een gemengd karakter. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat het spelen van golf in het algemeen behoort tot de privé-sfeer. Eiser heeft echter aannemelijk gemaakt dat ook zakelijke overwegingen een rol hebben gespeeld bij het maken van de ritten van en naar de golfclub. Daartoe heeft eiser een lijst overgelegd met deals die zijn voortgevloeid uit afspraken op de golfclub. De rechtbank acht mede van belang dat eiser sponsor is van de golfclub en geen lidmaatschap heeft. De speelrechten vloeien voort uit de sponsorovereenkomst. De stelling van verweerder, dat alleen met betrekking tot de ritten waarbij sprake is geweest van een concrete afspraak op de golfclub een zakelijk belang meespeelt, wordt derhalve door de rechtbank verworpen.
In zijn arrest van 5 juni 1985, nr. 22 921, BNB 1985/215 heeft de Hoge Raad bepaald dat autoritten die zowel met de dienstbetrekking als met het persoonlijke leven van de belastingplichtige samenhangen, slechts kunnen worden aangemerkt als gemaakt in verband met het verrichten van arbeid in dienstbetrekking, indien zij door iemand die niet een dienstbetrekking zoals die van de belastingplichtige vervult, doch wat inkomen, vermogen en gezin betreft in dezelfde omstandigheden verkeert, niet althans niet in dezelfde omvang zouden zijn gemaakt.
De rechtbank acht aannemelijk dat de door eiser gemaakte autoritten van en naar de golfclub in dezelfde mate worden gemaakt door iemand die zich, wat inkomen, vermogen en gezin betreft, in dezelfde omstandigheden bevindt als eiser, maar die niet eenzelfde dienstbetrekking vervult. Die autoritten hebben derhalve niet een zodanig verband met eisers dienstbetrekking dat zij daarom moeten worden geacht te zijn gemaakt in het kader van die dienstbetrekking. De naheffingsaanslag LB/PVV 2007 is daarom terecht aan eiser opgelegd.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen dient het beroep tegen de naheffingsaanslag LB/PVV 2006 gegrond te worden verklaard en dient het beroep tegen de naheffingsaanslag LB/PVV 2007 ongegrond te worden verklaard.
5. Proceskosten
De rechtbank vindt aan¬lei¬ding verweerder te veroordelen in de kos¬ten die eiser in verband met de behande¬ling van het beroep redelij¬kerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 644 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 322 en een wegingsfactor 1).
6. Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep tegen de naheffingsaanslag LB/PVV 2006 gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar met betrekking tot de naheffingsaanslag LB/PVV 2006;
- vernietigt de naheffingsaanslag LB/PVV 2006 en de daarbij behorende beschikking heffingsrente en bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar;
- verklaart het beroep tegen de naheffingsaanslag LB/PVV 2007 ongegrond;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 644;
- gelast dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht van € 39 vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.W.J. Lorenzo van Rooij, rechter, in tegenwoordigheid van mr. P.J.G. Tiemessen, griffier.
De griffier, De rechter,
Uitgesproken in het openbaar op: 17 december 2009
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Arnhem (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.