ECLI:NL:RBARN:2010:BL4044

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
17 februari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05/900609-09
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor moord op levenspartner met voorbedachte rade

Op 17 februari 2010 heeft de Rechtbank Arnhem een 32-jarige man uit Nijmegen veroordeeld tot dertien jaar gevangenisstraf voor de moord op zijn levenspartner in juni 2009. De rechtbank oordeelde dat de verdachte met opzet en voorbedachte rade heeft gehandeld. De verdachte had het slachtoffer gewurgd en vervolgens een zelfmoord in scène gezet. De rechtbank achtte de verklaring van de verdachte, dat het slachtoffer zichzelf had verwurgd tijdens wurgseks, niet aannemelijk. De patholoog bevestigde dat de doodsoorzaak verstikking was door samendrukkend geweld op de hals. De rechtbank concludeerde dat er geen bewijs was voor de alternatieve scenario's van de verdediging, waaronder een ongeluk of zelfdoding. De verdachte had de tijd en gelegenheid om na te denken over zijn daad, wat de rechtbank als bewijs voor moord beschouwde. De rechtbank legde de straf op die gelijk was aan de eis van de officier van justitie, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM
Sector strafrecht
Meervoudige kamer
Promis II
Parketnummer : 05/900609-09
Datum zitting : 3 februari 2010
Datum uitspraak : 17 februari 2010
Tegenspraak
In de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
tegen:
naam : [verdachte],
geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats],
adres : [adres],
plaats : [woonplaats],
thans gedetineerd in PI Achterhoek, HvB De Kruisberg, Hogenslagweg 8,
Doetinchem.
Raadsman : mr. R.S. Teekens, advocaat te Nijmegen.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 22 juni 2009, althans in of omstreeks de periode van 21
juni 2009 tot en met 22 juni 2009 te Nijmegen, in elk geval in de gemeente
Nijmegen, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk [slachtoffer]
van het leven heeft beroofd, hierin bestaande dat verdachte en/of verdachtes
mededader(s) opzettelijk na kalm beraad en rustig overleg, althans na een
(kort) tevoren genomen besluit, althans opzettelijk
een (stoffen) riem en/of (stoffen) band, althans een dergelijk voorwerp, om de
nek/keel/hals van die [slachtoffer] heeft/hebben aangebracht en/of een of meer
andere handelingen ten aanzien van die riem en/of band heeft/hebben verricht
en/of (vervolgens) die riem en/of band heeft/hebben aangetrokken waardoor
samendrukkend en/of omsnoerend geweld op de hals/keel van die [slachtoffer] is
ontstaan en/of
met zijn/hun handen de keel van die [slachtoffer] heeft/hebben dicht gedrukt en/of
dicht gedrukt gehouden en/of een (zogenaamde) verwurging bij die [slachtoffer]
heeft/hebben aangebracht en/of een of meer (andere) strangulatie handelingen
en/of verwurgingen door middel van de handen/armen en/of met behulp van
andere voorwerpen heeft/hebben aangebracht en/of toegepast op de hals/keel van
en/of bij die [slachtoffer] (waardoor samendrukkend en/of omsnoerend geweld op de
hals/keel van die [slachtoffer] is ontstaan), tengevolge waarvan voornoemde
persoon is overleden;
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is laatstelijk op 3 februari 2010 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. R.S. Teekens, advocaat te Nijmegen.
De officier van justitie, mr. A. van Veen, heeft geëist dat verdachte ter zake van moord zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 13 jaren met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs
3.1 Feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
[slachtoffer], het slachtoffer, en verdachte waren elkaars partner en woonden samen in Nijmegen op het adres [adres]. Op 22 juni 2009 waren alleen verdachte en het slachtoffer in de woning.
Op 22 juni 2009 rond 6.00 uur meldde verdachte via alarmnummer 112 dat hij zojuist zijn vriend had gevonden die zichzelf had opgehangen in de badkamer.
De ter plaatse gekomen politie trof het slachtoffer levenloos aan in de douchecel, op de vloer, half tegen de achterwand, half liggend op de vloer, onder de douchekraan. Om de hals van het slachtoffer zat een brede canvasband met ijzeren ringen. Deze band bestond uit twee aan elkaar geknoopte banden. De doodsoorzaak was verstikking, bloedstuwing van de hersenen en weefselschade, veroorzaakt door samendrukkend dan wel omsnoerend geweld op de hals.
3.2 Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van de primair tenlastegelegde moord, door verdachte alléén gepleegd.
3.3 Standpunt van de verdediging
Kort gezegd heeft de raadsman van verdachte gepleit voor vrijspraak. Verdachte heeft omschreven wat er die avond in bed is gebeurd. Verdachte stelt dat het slachtoffer wurgseks aan het bedrijven was en zichzelf moet hebben verwurgd. De raadsman heeft ter terechtzitting nog twee alternatieve scenario’s naar voren gebracht. Alle drie de scenario’s, aldus de raadsman, kunnen de dood van het slachtoffer verklaren zonder dat er daarbij sprake is van opzet bij verdachte.
De raadsman wijst nog op het feit dat niet gebleken is van enig verzet door het slachtoffer.
Tot slot is door de verdediging gesteld dat niet vaststaat dat de riemlus losser wordt als er niet aan getrokken wordt, nu dit niet is onderzocht.
Scenario I
Het slachtoffer heeft zichzelf verwurgd.
Verdachte en het slachtoffer waren met z’n tweeën in de woning. Het slachtoffer wilde wurgseks en daartoe heeft verdachte een riem om de hals van het slachtoffer getrokken en deze riem aangetrokken totdat hij weerstand voelde. Daarna heeft verdachte de riem aan het slachtoffer gegeven en heeft het slachtoffer de riem overgenomen en verder aangetrokken. Nu verdachte geen verdere handelingen heeft verricht en de riem niet heeft verder heeft aangetrokken of vastgehouden, moet het slachtoffer zichzelf hebben verwurgd.
Scenario II
Er is een ongeluk gebeurd tijdens het bedrijven van wurgseks.
Het slachtoffer had de riem bij het uiteinde vast en trok de lus strak door aan de riem te trekken. De arm moet hierbij van het lichaam af zijn gehouden met tussen de hals en de hand van het slachtoffer de strakgetrokken riem. Verdachte heeft op enig moment achteruit getrapt in de richting van het hoofd van het slachtoffer en moet hierbij tegen de strakgetrokken riem aangekomen zijn. Daarmee is de riem nog verder strak getrokken, waardoor de kracht waarmee volgens de patholoog de verwondingen zijn ontstaan kan worden verklaard.
Scenario III
Er is een ongeluk gebeurd tijdens het bedrijven van wurgseks.
Het slachtoffer had de riem bij het uiteinde vast en trok de lus strak door aan de riem te trekken. Verdachte is op enig moment met zijn heup op de riem terecht gekomen. Verdachte is een grote man (2.10 meter) en weegt bijna 130 kg. Door zijn gewicht is de riem nog strakker getrokken en kan worden verklaard hoe de lus zodanig krachtig is aangesnoerd dat het slachtoffer uiteindelijk is overleden.
3.4 Beoordeling door de rechtbank
3.4.1
De aannemelijkheid van de door de verdediging naar voren gebrachte scenario’s wordt beoordeeld aan de hand van de vastgestelde feiten en aan de hand van:
a. de verklaringen van verdachte;
b. de bevindingen en interpretaties van de forensisch deskundigen, die de doodsoorzaak van het slachtoffer hebben onderzocht.
3.4.1a Verklaringen verdachte
Verdachte is vele malen gehoord over zijn relatie met het slachtoffer en over wat er op 22 juni 2009 is gebeurd en over de omstandigheden waaronder het slachtoffer is overleden. Verdachte heeft uiteenlopend en op verschillende onderdelen tegenstrijdig verklaard. Zo heeft verdachte verklaard dat hij in het donker ‘niet zo goed’ kon zien, dat hij keek naar het slachtoffer en naar waar hij het uitzicht op had (zijn piemel) , maar ook dat het donker was en hij geluiden herkende. Vanaf zijn vijfde verhoor heeft verdachte in grote lijnen vastgehouden aan dezelfde lezing over hetgeen er op 22 juni 2009 is gebeurd, namelijk dat het slachtoffer wurgseks aan het bedrijven was en zichzelf moet hebben verwurgd; een lezing die hij ook ter zitting heeft herhaald. De rechtbank neemt deze lezing dan ook als uitgangspunt bij de beoordeling van de scenario’s. Zakelijk weergegeven heeft verdachte het volgende verklaard.
Het slachtoffer en verdachte hadden, meer dan twee jaar eerder, één keer wurgseks uitgeprobeerd maar vonden dat toen allebei niets. Op zondag 21 juni 2009 had het slachtoffer ’s avonds ongeveer anderhalve fles rosé gedronken, verdachte zelf hooguit een half glaasje. Rond half twee die nacht, het was inmiddels maandag 22 juni 2009, zijn ze naar bed gegaan, naast elkaar gaan liggen en is verdachte gaan slapen. Verdachte werd op een gegeven moment gewekt door het slachtoffer. Het slachtoffer wilde seks hebben en verzocht verdachte een riem te pakken en deze om zijn hals te doen. Verdachte was blij dat het slachtoffer weer een keer seks wilde hebben en pakte, in het donker, een riem. De riem, van canvas, had geen gesp maar twee gelijke ringen aan één uiteinde. Verdachte haalde het uiteinde van de riem door de twee ringen aan het andere uiteinde van de riem en legde de zo gevormde lus om de hals van het slachtoffer. Door vervolgens aan het uiteinde van de riem te trekken werd de lus aangehaald. Verdachte trok met de band de lus aan totdat hij weerstand voelde. Toen gaf hij het uiteinde van de riem aan het slachtoffer, nog steeds in het donker. In zijn beleving heeft het slachtoffer de riem overgenomen, hij heeft dat niet gezien.
Verdachte hoorde het slachtoffer hijggeluiden maken alsof hij seksueel opgewonden was. Het slachtoffer lag op zijn rug bij verdachte op bed, met zijn hoofd op een kussen. Verdachte lag in tegengestelde richting, met zijn hoofd op heuphoogte van het slachtoffer en met zijn voeten in de richting van het hoofd van het slachtoffer.
Ter terechtzitting heeft verdachte op dit punt uitdrukkelijk anders verklaard, namelijk dat hij niet naast het slachtoffer lag, maar schrijlings in tegengestelde richting boven hem was gaan zitten, met aan iedere kant van diens lichaam een knie.
Verdachte bevoelde de kruisstreek van het slachtoffer over diens ondergoed heen. De benen van het slachtoffer bewogen een beetje, schoven wat heen en weer. Het slachtoffer klauwde/sloeg met zijn open hand en verwondde daarbij de borst van verdachte en verdachte schopte in een reflex van zich af. Dat was in de richting van het hoofd van het slachtoffer. Verdachte voelde dat hij iets raakte. Verdachte heeft behalve het volgens hem normale hijgen dat bij de seksuele opwinding van het slachtoffer hoorde en de slaande/klauwende beweging van het slachtoffer niets gehoord of aan bijzondere bewegingen gevoeld. Kort nadat hij de schop had gegeven voelde hij iets nats en even later rook hij urine. Daarop heeft verdachte het licht in de slaapkamer aan gedaan en het kussen dat het slachtoffer over zijn gezicht had getrokken van diens gezicht afgehaald. Hij zag dat het gezicht van het slachtoffer was verkleurd en dat er bloed bij zijn neus en mond zat. Hierop raakte verdachte volledig in paniek. Verdachte heeft het slachtoffer onder diens oksels gepakt en hem van het (water)bed af getild en naar de badkamer versleept. Verdachte heeft de lus losser gemaakt maar verder niets veranderd aan de wijze waarop de lus om de hals van het slachtoffer zat.
3.4.1b De bevindingen en interpretaties van de forensisch deskundigen
(steeds zakelijk weergegeven, tenzij anders vermeld)
3.4.1b a Onderzoek naar de riem
Door de politie zijn foto´s gemaakt van de situatie waarin het lichaam van het slachtoffer is aangetroffen in de badkamer. Op de foto’s is te zien dat het uiteinde van de riem in één keer, door de twee aanwezige ringen is gehaald waardoor een lus aan het uiteinde is ontstaan. Dit komt ook overeen met hetgeen verdachte over het maken van de lus heeft verklaard. De rechtbank maakt uit de foto’s, de knopenreconstructie en het Forensisch knopenonderzoek van het NFI op dat het systeem van de riem is dat de riem kan worden gefixeerd door de riem door de ringen te halen en vervolgens op de juiste wijze de riem door één van de twee ringen terug te halen (over de ene ring heen, onder de andere ring door). De lus om de hals van het slachtoffer was niet gefixeerd.
Op het lichaam van het slachtoffer is sectie verricht door F.R.W. van de Goot, arts en patholoog (hierna: de patholoog) in dienst van het NFI. In antwoord op vragen van de officier van justitie heeft de patholoog schriftelijk nadere informatie gegeven over zijn bevindingen. Voorts is de patholoog als deskundige op de terechtzitting gehoord.
3.4.1b b Doodsoorzaak
De patholoog heeft als doodsoorzaak vastgesteld: verstikking, bloedstuwing van de hersenen en weefselschade ten gevolge van samendrukkend dan wel omsnoerend geweld op hals.
Ter terechtzitting heeft de patholoog op vragen van de rechtbank verklaard dat verwurging na ongeveer één minuut leidt tot bewegingen van het lichaam in de vorm van strek- en buigkrampen en pogingen van het lichaam tot ademhaling.
3.4.1b c Toxicologisch onderzoek
Het meest geschikte onderzoeksmateriaal voor het bepalen van concentraties stoffen na de dood is femoraal bloed. Van het slachtoffer is onder meer femoraal bloed onderzocht. In het bloed van het slachtoffer is alcohol en tramadol aangetoond. De conclusie van het rapport luidt dat het bewustzijn/gedrag van het slachtoffer in lichte mate kan zijn beïnvloed door de aanwezige ethanol (alcohol) en tramadol. Er zijn geen aanwijzingen verkregen voor de aanwezigheid van (andere) drugs of geneesmiddelen.
3.4.1b d Inwendige schouw
De bevindingen, conclusies en interpretaties van de patholoog, naar aanleiding van de inwendige schouw en vragen daarover van de officier van justitie, luiden -zakelijk weergegeven- als volgt.
Er is sprake van forse bloeduitstorting met kneuzing van de halsspieren alsmede bloeduitstorting aan de kopjes/overgangen van de kraakbenen/benige halsstructuren/strottenhoofd, bloeduitstorting rond de halsslagaders en roodheid van het slijmvlies van de luchtpijp. Dergelijk letsel kan onder meer ontstaan door middel van het zeer krachtig aantrekken van bijvoorbeeld een riem zoals kan optreden bij verhanging. De mate van huidbeschadiging en de relatief geringe bloeduitstortingen ter plaatse van het snoerspoor zouden ook kunnen passen bij meer gelokaliseerd samendrukkend geweld op de hals, zoals bij manuele verwurgingen kunnen optreden, al dan niet in combinatie met omsnoerend geweld door een riem. Voor dermate kneuzing van diep gelegen spieren en bloeduitstorting diep in de weke delen en rond het strottenhoofd is zeer veel kracht nodig, in de zin van substantieel geweld . Het letsel zoals aangetroffen wijst op hevig samendrukkend mechanisch geweld waarbij met name het gelokaliseerde karakter (rond het strottenhoofd) zich zondermeer zou kunnen laten verenigen met letsels zoals verwacht wordt bij manuele strangulatie. Zeer krachtig omsnoerend geweld, zoals door verhanging kan optreden, behoort eveneens tot de mogelijkheden.
3.4.1b e Uitwendige schouw
De bevindingen, conclusies en interpretaties van de patholoog, naar aanleiding van de uitwendige schouw en vragen daarover van de officier van justitie, luiden -zakelijk weergegeven- als volgt.
Er was een min of meer bandvormige huidindrukking met verkleuring aan de voorzijde van de hals. Dit spoor liep links bovenwaarts op en rechts meer horizontaal. Rechts achter in de nek liep het spoor eveneens bovenwaarts. Links achter in de nek was een uitsparing in het spoor. Met name aan de voorzijde was ook oppervlakkig huidbeschadiging en afschaving.
Door de patholoog is ter terechtzitting nader omschreven dat hij op het lichaam van het slachtoffer een snoerspoor heeft gezien dat niet volledig rondom liep. Deze bevindingen acht de patholoog beduidend beter te verenigen met een glijdende knoop dan met een omsnoerende knoop.
In reactie op het scenario van zelfdoding merkt de patholoog onder meer op:
‘Bij aanhoudend samendrukken op de hals zou een slachtoffer bewusteloos kunnen raken. Diepe bewusteloosheid kan op levenloosheid lijken. Hierbij valt de trekkracht zeker bij een glijdende lus weg. De veerkracht van de halsstructuren is van dien aard dat aanhoudend samendrukkend geweld (leidende tot de dood) niet aan de orde is.’ De patholoog acht het scenario van zelfdoding ‘vrijwel uitgesloten’ en ‘zeer onwaarschijnlijk’.
Ter terechtzitting heeft de deskundige verklaard dat hij niet stelliger kan worden in zijn conclusie.
De rechtbank begrijpt dit aldus, dat door de deskundige geen absolute zekerheid kan worden gegeven over de wijze waarop het geweld waardoor de geconstateerde letsels zijn veroorzaakt is toegepast en dat de sterkste mate van (on)waarschijnlijkheid van de mogelijke wijzen van geweldstoepassing wordt aangegeven door het woordje ‘zeer‘.
Met betrekking tot de mogelijke gevolgen voor het letsel van een schop tegen de gespannen riem verklaart de patholoog als volgt.
Er is bij het slachtoffer een zeer uitgebreide bloedstuwing van het hoofd waargenomen. Een dergelijke stuwing treedt niet op door het geven van één enkele harde ruk. Het ontstaan van een stuwing als geconstateerd heeft tijd nodig om te ontstaan. De deskundige kan geen uitspraak doen over de daarvoor benodigde tijd, anders dan dat één enkele ruk onvoldoende is. De patholoog omschrijft het ontstaan van stuwing, zoals geconstateerd bij het slachtoffer, als volgt. Per hartslag wordt een hoeveelheid bloed uitgepompt die via de grote vaten naar het hoofd gaat en via aftakkende vaten weer terugkomt bij het hart. Bij het geven van één flinke ruk (lees: aan de riem met een lus rond de hals) waarna wordt losgelaten komt de volgende bloedgolf er al weer aan en zal geen stuwing optreden. Als er wordt vastgehouden (lees: met de riem aan de lus rond de hals) moet dat zodanig lang gebeuren dat meerdere hartslagen gemist worden voordat uitgebreide bloedstuwing optreedt zoals bij het slachtoffer het geval was.
In reactie op het scenario waarbij verdachte op het uiteinde van de riem is gaan liggen, geeft de patholoog aan dat hij niet verwacht dat de mate van bloedstuwing dan zodanig is als geconstateerd bij het slachtoffer. Er is substantieel samendrukkend geweld nodig. De patholoog heeft ter zitting verklaard dat hij het niet waarschijnlijk acht dat dit substantiële samendrukkende geweld kan zijn veroorzaakt door op een riem met een glijdende lus te gaan zitten of liggen.
3.4.2
De rechtbank stelt op basis van het hierboven onder 3.4.1a en 3.4.1b aangehaalde het volgende vast.
Het op het slachtoffer toegepaste geweld had drie essentiële kenmerken: het geweld was zeer krachtig (substantieel), het geweld kende enige duur en het geweld werd omsnoerend of samendrukkend uitgeoefend op de hals van het slachtoffer. Verdachte heeft van de riem een lus gemaakt door het ene uiteinde van de riem in één keer door beide ringen aan het andere uiteinde van de riem te halen en heeft deze lus rond de hals van het slachtoffer gelegd. Verdachte heeft de riem vervolgens aangetrokken. De lus die met de riem om de hals van het slachtoffer zat, was niet met een gefixeerde knoop gemaakt maar met een glijdende knoop; er was daarmee sprake van een glijdende lus om de hals van het slachtoffer.
De rechtbank is in dit verband overigens van oordeel dat het ontbreken van een reconstructie ruimschoots wordt gecompenseerd door genoemde knopenonderzoeken.
3.4.3 Toetsing van de scenario’s aan de bevindingen van het onderzoek
De rechtbank stelt voorop dat zij hetgeen verdachte heeft verklaard over wat er in de nacht van 21 op 22 juni 2009 in bed zou zijn voorgevallen ongeloofwaardig acht. De rechtbank heeft hierbij met name het oog op de verklaring van verdachte dat hij niets heeft gemerkt van het sterven van het slachtoffer, met wie hij – volgens zijn zeggen – op dat moment intiem zou zijn geweest.
Alle drie de scenario’s zijn gebaseerd op ongeloofwaardige elementen in de verklaring van verdachte. De verdediging heeft voorts ter onderbouwing van de scenario’s gesteld dat het slachtoffer vrijwillig het verwurgen heeft ondergaan. Deze conclusie kan volgens de verdediging worden getrokken uit het ontbreken van afweersporen bij het slachtoffer.
Nog los van het feit dat de verwonding die verdachte heeft opgelopen mede verklaard zou kunnen worden door een afweerreactie van het slachtoffer, hetgeen de basis onder de stelling van de raadsman wegneemt, is de rechtbank van oordeel dat aan het ontbreken van afweersporen niet de conclusie kan worden verbonden dat het slachtoffer niet gepoogd heeft om zich te verweren.
Voorts overweegt de rechtbank met betrekking tot de opgeworpen scenario’s als volgt.
Scenario I (het slachtoffer heeft zichzelf verwurgd)
Het hierboven onder ‘uitwendige schouw’ weergegeven deskundige en onderbouwde oordeel van de patholoog ‘dat het zeer onwaarschijnlijk moet worden geacht dat het slachtoffer zichzelf heeft gedood door verwurging’ neemt de rechtbank over. Hetgeen verdachte over de verwurging heeft verklaard maakt de mate van onwaarschijnlijkheid van zelfdoding niet minder.
Scenario II (tijdens wurgseks heeft verdachte per ongeluk een trap tegen de gespannen riem gegeven)
Dit scenario is door de verdediging ter terechtzitting gepresenteerd. Verdachte zelf heeft nimmer verklaard dat hij de riem heeft gevoeld toen hij een trap gaf; hij heeft wel iets gevoeld maar dacht dat hij de muur of het hoofd had geraakt. De manier waarop verdachte steeds over het reflexmatig geven van de schop spreekt roept een beeld op van het geven van een schop door het been (deels) te strekken en de voet na strekking of het raken van een voorwerp meteen weer terug te halen. Als de verdachte daarbij de riem heeft geraakt is dat slechts gedurende een kort moment geweest. De rechtbank merkt daarbij nog het volgende op. Indien, zoals in dit scenario wordt omschreven, de riem met een lus om de nek van het slachtoffer zit en met het andere einde stevig om de hand van het slachtoffer is gewikkeld waarbij het slachtoffer de riem strak gespannen houdt, en de lus vervolgens door een trap met grote kracht aan- of dichtsnoert, zou tegelijkertijd aan de andere zijde van de riem een harde ruk aan de omwikkelde hand moeten zijn veroorzaakt. Waar de verdediging stelt dat de trap zodanig krachtig was dat er zichtbare (de dood veroorzakende) letsels aan de hals zijn veroorzaakt, ligt het in de rede dat er tegelijkertijd sporen van de riem aan de hand van het slachtoffer zichtbaar zouden zijn geweest. Deze zijn echter niet aangetroffen. Zelfs indien wordt uitgegaan van dit scenario, acht de rechtbank het scenario niet verenigbaar met de bevindingen en conclusie van de patholoog dat de bij het slachtoffer geconstateerde stuwing de tijd van enkele hartslagen nodig heeft en niet optreedt door het geven van één enkele harde ruk.
De rechtbank acht dit scenario dan ook onaannemelijk.
Scenario III (tijdens de wurgseks is verdachte ongemerkt op de riem gaan liggen)
Ook met betrekking tot dit scenario geldt dat verdachte zelf nimmer deze mogelijkheid naar voren heeft gebracht maar dat dit scenario door de verdediging, nadat verdachte ter zitting is gehoord, voor het eerst naar voren is gebracht als een mogelijke verklaring voor de dood van het slachtoffer.
Verdachte heeft niet verklaard dat hij op de riem is gaan liggen maar de mogelijkheid, hoewel onwaarschijnlijk, kan niet worden uitgesloten. Gelet op de conclusie van de patholoog acht de rechtbank het echter onaannemelijk dat, indien verdachte op de riem is komen te liggen, het slachtoffer daardoor is verwurgd.
3.4.4. Opzet
De rechtbank acht de door de verdediging opgeworpen scenario’s van zelfdoding en twee varianten van een ongeval onaannemelijk. Andere scenario’s van een ongeluk, die zowel passen bij de resultaten van het forensisch onderzoek als binnen de verklaringen van verdachte over de gebeurtenissen op 22 juni 2009, zijn niet gesteld of aannemelijk geworden.
Nu er niemand anders in de woning was en niet is gebleken van een ongeluk of zelfdoding kan het niet anders of verdachte heeft het slachtoffer verwurgd. Gelet op de aard van het toegepaste geweld (zeer krachtig (substantieel) en aanhoudend, omsnoerend of samendrukkend om de hals) acht de rechtbank bewezen dat verdachte het slachtoffer opzettelijk heeft verwurgd.
Uit de bevindingen van het pathologisch onderzoek kan niet met zekerheid worden geconcludeerd dat het letsel dat de dood heeft veroorzaakt is toegebracht door ofwel verwurging met de handen, ofwel verwurging met de riem, of dat een combinatie van beiden heeft plaatsgevonden. De rechtbank zal dit bij de bewezenverklaring in het midden laten.
3.4.5 Voorbedachte rade
De vraag die de rechtbank vervolgens moet beantwoorden is of sprake is geweest van doodslag of van moord. Met andere woorden, heeft verdachte al dan niet gehandeld na kalm beraad en rustig overleg. Daarvoor is bepalend of hij tijd heeft gehad om zich te beraden op zijn voorgenomen besluit om het slachtoffer om het leven te brengen, zodat de gelegenheid heeft bestaan om over de betekenis en de gevolgen van de voorgenomen daad na te denken en zich daarvan rekenschap te geven.
De rechtbank neemt bij het beantwoorden van deze vraag in aanmerking het gedrag van verdachte (kort) vóór het wurgen van het slachtoffer en het gedrag onmiddellijk ná het overlijden van het slachtoffer, zoals dit blijkt uit het dossier.
3.4.5a Gedragingen verdachte vóór de dood van het slachtoffer
In de woning van verdachte is een laptop in beslag genomen waarvan verdachte en het slachtoffer beiden gebruik maakten. Uit onderzoek naar de internethistorie van de harde schijven van de laptop blijkt dat op 18 juni 2009 en op 21 juni 2009 wordt gezocht op het internet door middel van zoektermen gerelateerd aan het onderwerp ‘zelfmoord’. Verdachte heeft bevestigd dat hij deze zoektermen heeft ingetypt. Verdachte heeft als verklaring voor dit zoekgedrag gegeven dat hij vreesde voor suïcide door het slachtoffer en eventuele signalen die daarop duidden wilde kunnen herkennen.
Uit het dossier blijkt onder meer het volgende.
18 juni 2009: Verdachte zoekt op internet met onder andere de volgende zoektermen:
‘tramadol zelfmoord’, ‘poeder geheel oplossen in water zonder residu’,
‘choke’.
19 juni 2009: Slachtoffer en verdachte gaan op bezoek bij getuige [getui[getuige], waar
volgens verdachte door het slachtoffer een opmerking wordt gemaakt over
zelfmoord, waar ze vervolgens alle drie om moesten lachen. Getuige [getuige]
heeft verklaard dat er die avond per se niet is gesproken over zelfmoord.
21 juni 2009: Verdachte zoekt op internet met onder andere de volgende zoektermen:
‘zelfmoord ophangen’, ‘depronal zelfmoord’ en ‘jezelf ophangen’.
21 juni 2009: Het slachtoffer wordt door zijn moeder gebeld rond 21.20 uur. Het slachtoffer
heeft in dit gesprek tegen zijn moeder gezegd dat hij mogelijk bij [verdachte]
(verdachte) zou weg gaan ‘als het zo zou doorgaan’. Het gesprek duurde
ongeveer anderhalf uur.
22 juni 2009: Het slachtoffer wordt door in de woning aan de [adres] aangetroffen en is, naar later blijkt, overleden aan de gevolgen van verstikking/verwurging.
3.4.5a Gedragingen verdachte ná de dood van het slachtoffer
Verdachte heeft nadat hij had vastgesteld dat het slachtoffer was overleden, naar eigen zeggen in paniek en uit schaamte dat bekend zou worden dat zij wurgseks hadden gehad, op de volgende wijze een zelfmoord in scène gezet.
- Verdachte tilde met zijn armen het slachtoffer onder diens oksels van het bed. Dat ging moeilijk omdat het waterbed klotste. Vervolgens heeft hij op dezelfde wijze het lichaam naar de badkamer gesleept en in de hoek onder de douche tegen de muur neergezet/gelegd.
- De riem die het slachtoffer om zijn nek had bleek te kort om aan de douchekraan vast te maken. Daarop heeft verdachte een tweede soortgelijke riem gehaald, deze aan de douchekraan vastgeknoopt, een mes gehaald, en vervolgens die riem die hij aan de douchekraan had geknoopt doorgesneden. Het afgesneden stuk van de riem heeft hij vervolgens vastgeknoopt aan de riem die het slachtoffer om zijn nek had om zo het te doen voorkomen dat hij het nog hangende slachtoffer had losgesneden.
- Verdachte heeft de bril van het slachtoffer van het nachtkastje uit de slaapkamer gepakt en deze vlak naast het lichaam van het slachtoffer gelegd, alsof deze zijn bril op had toen hij zich verhing.
- Verdachte heeft het bebloede beddengoed van het bed gehaald, in een vuilniszak gestopt en vanuit het appartement op de achtste verdieping naar de berging gebracht die zich buiten de woning beneden in het flatgebouw bevindt.
- Verdachte heeft op de logeerkamer het pak van het slachtoffer neergelegd. De bedoeling was dat zou worden gedacht dat het slachtoffer dat klaar gelegd had om aan te geven dat hij dat aan zou willen bij de uitvaart.
- Om 05.50 uur logde verdachte in op internet en maakte door middel van een internetoverschrijving € 1.000,00 over van een bankrekening van het slachtoffer naar zijn eigen rekening. Hij vermeldt hierbij de tekst: ‘Love you voor altijd, Pas xxx’;
- Nadat verdachte de hiervoor omschreven handelingen had verricht, belde hij rond 06.00 uur met 112 en meldde dat hij zijn vriend in de badkamer had gevonden en dat deze zich had verhangen.
3.4.6 Beoordeling en conclusie
Het valt op dat indien, zoals verdachte stelt, op 19 juni 2009 door het slachtoffer voor het eerst over zelfmoord zou zijn gesproken, verdachte de dag daarvóór al op internet zoekt met zoektermen die te maken hebben met zelfmoord. Verdachte heeft ter terechtzitting bovendien verklaard: ‘Als ik er echt van overtuigd was had ik wel contact opgenomen met stichting De Einder of met de huisarts’. Hieruit leidt de rechtbank af dat verdachte de beweerdelijke opmerkingen van het slachtoffer over zelfmoord kennelijk niet serieus heeft genomen, immers hij heeft geen contact gezocht met welke hulpverlenende instantie dan ook. De rechtbank acht dan ook niet aannemelijk dat verdachte daadwerkelijk heeft gevreesd voor zelfmoord van het slachtoffer. In het licht van de door de rechtbank bewezen geachte opzettelijke verwurging van het slachtoffer door verdachte op 22 juni 2009 interpreteert de rechtbank het bovenomschreven zoeken op internet door verdachte daarom als een kennelijk oriënteren van verdachte op het doden van het slachtoffer en het ensceneren van een zelfmoord.
Het handelen na de verwurging van het slachtoffer verklaart verdachte met ‘paniek en schaamte’. De rechtbank acht dit ongeloofwaardig. Het handelen komt in alle details over als weldoordacht. Van het achtereenvolgens verslepen van het lichaam naar de badkamer teneinde een vast punt te vinden voor een verhanging (de douchekraan), het vastknopen en doorsnijden van een tweede riem, het neerleggen van bril en pak, het overmaken van geld van de rekening van het slachtoffer met een ‘afscheidsboodschap’, het verbergen van het bebloede beddengoed, het bellen met 112 met de boodschap dat zijn partner zelfmoord heeft gepleegd tot en met het aanvankelijk bij de politie afleggen van een verklaring als zou het slachtoffer zelfmoord hebben gepleegd, al deze gedragingen vertonen een samenhang die blijk geeft van overzicht en inzicht bij verdachte en passen niet bij het gestelde handelen in paniek. De rechtbank verwerpt dan ook het idee dat verdachte in paniek en uit schaamte heeft gehandeld.
De rechtbank stelt vast dat de verdachte tijd heeft gehad om zich te beraden op zijn voorgenomen besluit om het slachtoffer om het leven te brengen, zodat de gelegenheid heeft bestaan om over de betekenis en de gevolgen van de voorgenomen daad na te denken. Zijn handelingen als bovenomschreven getuigen daar ook van.
De rechtbank acht derhalve bewezen dat verdachte het slachtoffer heeft vermoord.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij in de periode van 21 juni 2009 tot en met 22 juni 2009 te Nijmegen,
opzettelijk en met voorbedachten rade, [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, hierin bestaande dat verdachte opzettelijk na kalm beraad en rustig overleg, een (stoffen) riem en/of (stoffen) band, om de nek/keel/hals van die [slachtoffer] heeft aangebracht en een of meer
andere handelingen ten aanzien van die riem en/of band heeft verricht en/of (vervolgens) die riem en/of band heeft aangetrokken waardoor samendrukkend en/of omsnoerend geweld op de hals/keel van die [slachtoffer] is ontstaan en/of met zijn handen de keel van die [slachtoffer] heeft dicht gedrukt en/of dicht gedrukt gehouden en/of een (zogenaamde) verwurging bij die [slachtoffer] heeft aangebracht en/of een of meer (andere) strangulatie handelingen
en/of verwurgingen door middel van de handen/armen en/of met behulp van
andere voorwerpen heeft aangebracht en/of toegepast op de hals/keel van
en/of bij die [slachtoffer] (waardoor samendrukkend en/of omsnoerend geweld op de
hals/keel van die [slachtoffer] is ontstaan), tengevolge waarvan voornoemde
persoon is overleden;
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
4. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Moord
Het feit is strafbaar.
5. De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten.
6. De motivering van de sanctie(s)
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
• de justitiële documentatie betreffende verdachte, gedateerd 3 november 2009;
• een pro justitia rapport van H.T.J. Boerboom, psychiater, betreffende verdachte, gedateerd 13 november 2009;
• een pro justitia rapport van P.K. Kristensen, gz-psycholoog, betreffende verdachte, gedateerd 10 november 2009.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de moord op zijn levenspartner, [slachtoffer], 37 jaar oud. Moord is het zwaarste misdrijf dat het Nederlandse Wetboek van Strafrecht kent. Verdachte heeft het slachtoffer vermoord in de gezamenlijke woning, een plek waar het slachtoffer zich veilig zou mogen weten. Verdachte heeft door deze daad de familie, vrienden en bekenden van het slachtoffer onherstelbaar leed toegebracht en ernstig geschokt.
Verdachte heeft vanaf het begin tot op heden ontkend het slachtoffer opzettelijk gedood te hebben en daarmee is er geen duidelijkheid over een eventueel motief voor deze daad.. Ook heeft verdachte geen duidelijkheid gegeven hoe hij het slachtoffer heeft gewurgd.
Wat de rechtbank verdachte in het bijzonder kwalijk neemt is dat hij na de moord een zelfmoord in scène heeft gezet om zijn eigen gezicht te redden en daarbij op de koop toe heeft genomen dat de nabestaanden van het slachtoffer zouden moeten leven met de gedachte dat het slachtoffer zichzelf van het leven had beroofd. Een gedachte die tot onbegrip, vragen, schuldgevoelens en extra verdriet zou hebben geleid bij de nabestaanden.
Een feit als door verdachte gepleegd rechtvaardigt enkel de oplegging van een langdurige gevangenisstraf.
De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met wat uit de hiervoor aangehaalde rapportages naar voren is gekomen, hetgeen kort samengevat inhoudt dat bij verdachte geen sprake is van een ziekelijke stoornis dan wel een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens. Voorts heeft de rechtbank kennis genomen van de blanco justitiële documentatie. Verdachte heeft ontkend en geen inzicht in zijn motieven of gemoedstoestand gegeven. Ook overigens is niet gebleken van verzachtende omstandigheden. De rechtbank ziet dan ook geen reden om de geëiste straf te matigen.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 27 en 289 van het Wetboek van Strafrecht.
8. De beslissing
De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van 13 (dertien) jaren.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht.
Aldus gewezen door:
mr. J.M. Hamaker, als voorzitter,
mr. M.A.E. Somsen, rechter,
mr. A.M.P.T. Blokhuis, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. G.L.M. Verstegen, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 17 februari 2010.