ECLI:NL:RBARN:2010:BL6716

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
2 maart 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/1680
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen bouwvergunning voor jeugdverslavingszorg en polikliniek in Tiel

Op 2 maart 2010 heeft de Rechtbank Arnhem uitspraak gedaan in een zaak betreffende de bouwvergunning voor een jeugdkliniek en polikliniek voor verslavingszorg in Tiel. De eisers, vertegenwoordigd door mr. T.A. Timmermans, betwistten de ontvankelijkheid van andere eisers en de toekenning van de bouwvergunning aan Visveld B.V. De rechtbank oordeelde dat de eisers die niet binnen een straal van 200 meter van het bouwplan woonden, ten onrechte als belanghebbenden waren aangemerkt. De rechtbank verklaarde het beroep van deze eisers gegrond en vernietigde het bestreden besluit voor zover het hen betreft. De rechtbank oordeelde dat de ruimtelijke uitstraling van het bouwplan niet zodanig was dat deze eisers als belanghebbenden konden worden aangemerkt.

De rechtbank beoordeelde ook de vraag of het voorgenomen gebruik van het gebouw voor jeugdverslavingszorg en psychiatrische behandeling onder de bestemming 'Openbare en/of bijzondere gebouwen' viel. De rechtbank concludeerde dat het gebouw, na de verbouwing, inderdaad zou voldoen aan deze bestemming, omdat het niet in hoofdzaak voor bewoning zou worden gebruikt. De tijdelijke huisvesting van jongeren in de jeugdkliniek werd niet als bewoning aangemerkt, aangezien er geen inschrijving in de gemeentelijke basisadministratie plaatsvond en het verblijf was beperkt tot maximaal 99 dagen.

De rechtbank verklaarde het beroep van de overige eisers ongegrond en veroordeelde de verweerder in de proceskosten van de eisers. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 2 maart 2010, en belanghebbenden hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep aan te tekenen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM
Sector bestuursrecht
registratienummer: AWB 09/1680
uitspraak ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
van 2 maart 2010.
inzake
[Eisers], eisers,
wonende te [woonplaats], vertegenwoordigd door mr. T.A. Timmermans,
tegen
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tiel, verweerder.
Alsmede
Visveld B.V., partij ex artikel 8:26 van de Awb, gevestigd te Nijmegen, vergunninghouder, vertegenwoordigd door mr. D.H. Nas, advocaat te Nijmegen.
1. Aanduiding bestreden besluit
Besluit van verweerder van 11 maart 2009.
2. Procesverloop
Bij besluit van 9 december 2008 heeft verweerder aan Visveld B.V. een reguliere bouwvergunning verleend voor het veranderen van een gebouw ten behoeve van jeugdverslavingszorg/ polikliniek op het perceel Prinses Beatrixlaan 25 te Tiel, kadastraal bekend gemeente Tiel, sectie D, nummer 3832.
Bij het in rubriek 1 aangeduide besluit heeft verweerder het ingediende bezwaar conform het advies van de commissie bezwaarschriften deels niet-ontvankelijk verklaard en voor het overige ongegrond verklaard en het eerder genoemde besluit gehandhaafd.
Tegen dit besluit is door mr. T.A. Timmermans, advocaat te Rhenen, namens een twintigtal eisers beroep ingesteld en door verweerder is een verweerschrift ingediend. Vergunninghouder heeft zich als derde-partij gesteld en heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven. Naar deze en de overige door partijen ingebrachte stukken wordt hier kortheidshalve verwezen.
Het beroep is behandeld ter zitting van de meervoudige kamer van de rechtbank van
29 januari 2010. [Eisers] zijn aldaar verschenen, bijgestaan door mr. Timmermans, voornoemd. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door W.P.H.M. Rovers. Namens de derde-partij is verschenen R. Hendriks met mr. Nas, voornoemd.
3. Overwegingen
3.1 Ingevolge artikel 7:1, eerste lid, van de Awb, in samenhang met artikel 8:1, eerste lid, van de Awb, kan uitsluitend een belanghebbende tegen een besluit bezwaar maken.
Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Awb wordt onder belanghebbende verstaan degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken. Om als belanghebbende in de zin van de Awb te kunnen worden aangemerkt, dient een natuurlijk persoon een voldoende objectief en actueel, eigen en persoonlijk belang te hebben dat hem in voldoende mate onderscheidt van anderen en dat rechtstreeks wordt geraakt door het bestreden besluit.
3.2 De eisers die woonachtig zijn op [adressen] te [woonplaats] betogen dat verweerder heeft miskend dat zij als belanghebbende in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb dienen te worden aangemerkt. Daartoe voeren zij aan dat de ruimtelijke uitstraling van het bouwplan zich uitstrekt over de gehele wijk en niet enkel tot diegenen die rechtstreeks zicht hebben op het pand en degenen die vallen binnen het door verweerder gehanteerde afstandscriterium van 200 meter.
3.3 Uit de gedingstukken blijkt dat verweerder bij de bepaling wie als belanghebbenden moeten worden aangemerkt bij de besluitvorming een straal van hemelsbreed 200 meter heeft gehanteerd rondom het perceel waarop het in geding zijnde bouwplan betrekking heeft. Verweerder heeft voornoemde eisers die hemelsbreed op een afstand van meer dan 200 meter van het te realiseren bouwplan wonen, onder andere gelet op het feit dat zij geen zicht hebben op het bouwplan, niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank is echter van oordeel dat de door verweerder als belanghebbenden aangemerkte groep buurtbewoners dan alsnog te ruim is. De rechtbank is van oordeel dat enkel de aan [adressen] wonende eisers als belanghebbende kunnen worden aangemerkt. Daartoe overweegt de rechtbank dat de ruimtelijke uitstraling van het te realiseren bouwplan niet zodanig is dat de overige eisers belanghebbend zijn. Hierbij wordt in aanmerking genomen dat de overige eisers vanuit hun woningen geen zicht hebben op het betreffende perceel. Gelet op de ligging van de woningen van de overige eisers en de afstand van de woningen tot het betreffende perceel kan niet aannemelijk worden geacht dat de verkeersbewegingen en parkeerdruk in de directe omgeving van eisers zal toenemen ten gevolge van de realisering van het bouwplan. Dit aangezien ten behoeve van het bouwplan op het betreffende perceel parkeerplaatsen zullen worden gerealiseerd. Voornoemde en overige eisers hebben ook overigens geen feiten en omstandigheden aangevoerd in verband waarmee zou moeten worden geoordeeld dat, ondanks het ontbreken van zicht op het bouwplan en voor de voornoemde eisers ook ondanks een afstand van hemelsbreed meer dan 200 meter, objectieve en persoonlijke belangen door het besluit rechtstreeks worden geraakt. In zoverre heeft verweerder voornoemde eisers terecht niet-ontvankelijk verklaard in hun bezwaren. De overige eisers, voor zover niet woonachtig aan [adressen], zijn door verweerder ten onrechte als belanghebbende aangemerkt. De rechtbank acht het beroep in zoverre gegrond.
3.4 In artikel 44, eerste lid, van de Woningwet (Wow) is bepaald dat een bouwvergunning slechts mag en moet worden geweigerd indien - kort samengevat en voor zover hier relevant - het bouwen waarop de aanvraag betrekking heeft in strijd is met het Bouwbesluit 2003, de bouwverordening, het bestemmingsplan en/of de redelijke eisen van welstand.
Het bouwplan voorziet in het veranderen van een reeds bestaand gebouw op het perceel, waarin voorheen een kantoor/laboratorium van een Waterschap was gevestigd. Na uitvoering van het bouwplan zal het gebouw dienst doen als jeugd- en polikliniek verslavingszorg en poli- en deeltijdkliniek voor kinder- en jeugdpsychiatrie.
Ingevolge het bestemmingsplan “Uitbreidingsplan Tiel West I partiële herziening 1964 nr. 4” (hierna: het bestemmingsplan) rust op het perceel de bestemming “Openbare en/of bijzondere gebouwen”.
Ingevolge artikel 16 van de planvoorschriften wordt onder “Openbare en/of bijzondere gebouwen” verstaan: gebouwen bestemd voor doeleinden van openbaar nut of andere gebouwen met een monumentaal karakter, niet in hoofdzaak voor bewoning bestemd zijnde, zoals kerken, scholen, kantoorgebouwen, hotels, inrichtingen van vermaak e.d., gebouwen van openbaar en bijzonder nut.
3.5 Verweerder stelt zich op het standpunt dat het voorgenomen gebruik voldoet aan het vereiste van artikel 16 van de planvoorschriften dat het gebouw niet in hoofdzaak voor bewoning wordt gebruikt. Volgens verweerder is weliswaar sprake van tijdelijke huisvesting van maximaal 24 jongeren in de jeugdkliniek van IrisZorg maar gebeurt dat in het kader van een behandelingsprogramma. Mede gelet op de andere activiteiten die plaatsvinden is verweerder van oordeel dat het gebouw niet in hoofdzaak voor bewoning zal worden gebruikt.
Eisers kunnen zich hiermee niet verenigen en hebben zich op het standpunt gesteld dat het beoogde gebruik niet valt onder de werking van artikel 16 van de planvoorschriften. Volgens eisers kan jeugdverslavingszorg/polikliniek niet worden aangemerkt als gebruik voor doeleinden van openbaar en/of bijzonder nut en heeft de plangever deze toepassing ook niet bedoeld nu in de opsomming in artikel 16 van de planvoorschriften geen verwijzing plaatsvindt naar gebruik als bijvoorbeeld een ziekenhuis of zorginstellingen. Eisers hebben voorts gesteld dat het feit dat telkenmale maximaal 24 jongeren in de jeugdkliniek van Iriszorg gehuisvest worden inhoudt dat sprake is van een continu gebruik van een gedeelte van het pand. Volgens eisers kan deze tijdelijke huisvesting met bewoning gelijkgesteld worden. Eisers zijn van mening dat verweerder de aangevraagde bouwvergunning wegens strijd met de planvoorschriften had dienen te weigeren.
3.6 De toekomstige gebruikers van het gebouw zijn IrisZorg en Karakter.
IrisZorg is een organisatie voor verslavingszorg en maatschappelijke opvang. IrisZorg wil in het gebouw een jeugdkliniek verslavingszorg en een polikliniek verslavingszorg als voorziening aanbieden. In de jeugdkliniek worden jongeren opgevangen in de leeftijd van 12 tot 18 jaar. De opnameduur is enkele weken tot maximaal 99 dagen. Er zijn 24 bedden aanwezig. In de polikliniek worden voornamelijk volwassenen met verslavingsproblematiek behandeld. Zij worden behandeld door middel van gesprekken met hulpverleners. Er komen ongeveer 20 cliënten per dag naar de polikliniek. Zij verblijven er gemiddeld een uur. Daarnaast wordt er methadon verstrekt. Dit gebeurt vier keer per week op vaste tijden. Er komen gemiddeld 20 cliënten per verstrekkingsmoment, verdeeld over een uur. Elke cliënt vertrekt na gemiddeld 10 minuten.
Karakter biedt psychiatrische diagnostiek en behandeling aan kinderen en jongeren tot 18 jaar en hun gezin. Karakter wil in het gebouw een polikliniek en een deeltijdkliniek vestigen. In de polikliniek komen kinderen met de ouders voor onderzoek en/of behandeling (1 à 2 uur, 1 keer per week). Er komen ongeveer 30 cliënten per dag naar de polikliniek. In de deeltijdkliniek komen kinderen tussen 08.30 en 17.00 uur voor therapie (ongeveer 2 uur per keer, maximaal 4 keer per week).
3.7 De rechtbank is van oordeel dat uit de bewoordingen van, noch uit de toelichting bij, artikel 16 van de planvoorschriften volgt dat de opsomming van de daar genoemde vormen van gebruik limitatief is. De vraag is derhalve of de jeugd- en polikliniek verslavingszorg en poli- en deeltijdkliniek voor kinder- en jeugdpsychiatrie kunnen worden begrepen onder het begrip “Openbare en/of bijzondere gebouwen”. Gelet op het hiervoor weergegeven gebruik door IrisZorg en Karakter is naar het oordeel van de rechtbank het gebouw na uitvoering van het bouwplan aan te merken als “een gebouw bestemd voor doeleinden van openbaar nut, niet in hoofdzaak voor bewoning bestemd zijnde” in de daar bedoelde zin. De rechtbank is tevens van oordeel dat, gelet op het tijdelijke karakter van het verblijf door jongeren in de jeugdkliniek - zo vindt er geen inschrijving in de gemeentelijke basisadministratie plaats -, geen sprake is van bewoning in de zin van de planvoorschriften. Verweerder heeft verklaard dat het verblijf in de jeugdkliniek uitsluitend is bedoeld voor behandeling van cliënten en ter zitting is gebleken dat de behandeling per cliënt is gemaximeerd op 99 dagen. Zelfs al zou evenwel wel van bewoning moeten worden uitgegaan dan is er in ieder geval geen sprake van dat het gebouw in hoofdzaak voor bewoning is bestemd. Mede aangezien in de planvoorschriften geen aparte bepalingen zijn opgenomen met betrekking tot zorginstellingen of andere bepalingen waaronder het bouwplan kan worden begrepen, volgt uit het voorgaande dat het bouwplan niet in strijd is met de planvoorschriften. Nu zich overigens geen weigeringsgronden voordoen, brengt het limitatief-imperatieve stelsel van artikel 44 van de Wow met zich dat de bouwvergunning terecht is verleend.
Het beroep is in zoverre ongegrond.
3.8 Gelet op het voorgaande, zal de rechtbank het beroep gedeeltelijk gegrond verklaren en het bestreden besluit vernietigen voor zover verweerder de overige eisers als belanghebbende heeft aangemerkt. De rechtbank ziet aanleiding zelf in de zaak te voorzien en de overige eisers alsnog niet-ontvankelijk te verklaren in hun bezwaren.
De rechtbank acht termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb en verweerder te veroordelen in de door eisers in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs gemaakte proceskosten. Met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht kent de rechtbank ter zake van verleende rechtsbijstand 2 punten toe (indiening beroepschrift, 1 punt, en het verschijnen ter zitting, 1 punt), waarbij de wegingsfactor 1 wordt gehanteerd. Van andere kosten in dit verband is de rechtbank niet gebleken.
Het hiervoor overwogene leidt de rechtbank, mede gelet op artikel 8:74 van de Awb, tot de volgende beslissing.
4. Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit voor zover andere eisers dan woonachtig aan [adressen] ontvankelijk zijn verklaard;
- verklaart het bezwaar van de voornoemde andere eisers alsnog niet-ontvankelijk en bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het vernietigde gedeelte van het bestreden besluit;
- verklaart het beroep voor het overige ongegrond;
- veroordeelt verweerder in de door eisers gemaakte proceskosten ten bedrage van € 644,--;
- bepaalt dat verweerder het door eisers betaalde griffierecht ten bedrage van € 150,-- aan eisers vergoedt.
Aldus gegeven door mr. L. van Gijn, voorzitter, mr. A.A.J. de Gier en mr. E.M. Vermeulen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.H. Dijkman als griffier.
De griffier, De voorzitter,
Uitgesproken in het openbaar op 2 maart 2010.
Tegen deze uitspraak staat voor belanghebbenden, behoudens het bepaalde in artikel 6:24 juncto 6:13 van de Awb, binnen 6 weken na de dag van verzending hiervan, hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA 's-Gravenhage.
Verzonden op: 2 maart 2010.