Parketnummer : 05/800828-08
Data zittingen : 25 mei 2009 en 22 februari 2010
Datum uitspraak : 8 maart 2010
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
naam : [verdachte],
geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats]
adres : [adres]
plaats : [woonplaats]
raadsman: mr. J.L. Souman, advocaat te Epe.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 09 mei 2008 te Groningen, met [slachtoffer], van wie hij,
verdachte, wist dat die [slachtoffer] in staat van bewusteloosheid of verminderd
bewustzijn verkeerde, te weten dat die [slachtoffer] slapende was danwel in een
sluimertoestand verkeerde, één of meer handeling(en) heeft gepleegd, die
bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het
lichaam van die [slachtoffer], door met zijn penis en/of met één of meer vinger(s),
danwel anderszins, de onderbroek van die [slachtoffer] opzij te schuiven en/of door
één of meer van zijn vingers en/of zijn penis, in de vagina van die [slachtoffer]
te duwen/brengen en/of door met zijn onderlichaam (stotende) bewegingen tegen
het onderlichaam van die [slachtoffer] te maken, althans tegen die [slachtoffer] aan te
gaan liggen (waarbij verdachte voorvocht en/of sperma heeft verloren);
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 09 mei 2008 te Groningen, met [slachtoffer], van wie hij,
verdachte, wist dat die [slachtoffer] in staat van bewusteloosheid en/of verminderd
bewustzijn verkeerde, te weten dat die [slachtoffer] slapende was danwel in een
sluimertoestand verkeerde, één of meer ontuchtige handeling(en) heeft
gepleegd, bestaande uit het met zijn onderlichaam maken van (een) (stotende)
beweging(en) tegen het onderlichaam van die [slachtoffer], althans het tegen die
[slachtoffer] aan liggen en/of het met zijn penis en/of met één of meerdere
vinger(s), danwel anderszins, opzij duwen van de onderbroek van die [slachtoffer]
(bij welke handeling(en) verdachte sperma en/of voorvocht is verloren).
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is laatstelijk op 22 februari 2010 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. J.L. Souman, advocaat te Epe. Ter terechtzitting is [slachtoffer] als getuige gehoord.
Als benadeelde partij is ter terechtzitting verschenen [slachtoffer].
De officier van justitie, mr. J.T. Pouw, heeft geëist dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
De officier van justitie heeft voorts verzocht dat de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer] tot een bedrag van € 2.500,- wordt toegewezen. Daarbij heeft hij gevorderd dat er een schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 35 dagen hechtenis.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Verdachte heeft op 09 mei 2008 te Groningen met [slachtoffer] bepaalde handelingen gepleegd, hierin bestaande dat hij (samen met haar in een bed liggend) tegen haar aan is gaan liggen en (met zijn onderlichaam) bewegingen tegen haar onderlichaam en benen heeft gemaakt.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het primair tenlastegelegde feit. De officier van justitie wijst daarbij op de geloofwaardigheid van de consistente verklaring van aangeefster. Deze verklaring wordt bovendien door overige bewijsmiddelen ondersteund.
De officier van justitie heeft verder aangevoerd dat de verklaring van verdachte ongeloofwaardig is, mede gelet op de onlogische tijdlijn in zijn verklaring. Daarbij komt dat zijn verklaring niet consistent is en niet door de andere verklaringen en objectieve gegevens – waaronder het aantreffen van sperma aan de binnenzijde van de slip van aangeefster – wordt ondersteund.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak van het primair en subsidiair tenlastegelegde bepleit. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat er te weinig bewijs is, te weten enkel de aangifte die volgens de verdediging bovendien ongeloofwaardig is. De verdediging heeft betoogd dat geen sprake was van seksueel binnendringen en er daarbij op gewezen dat zowel verdachte als aangeefster ondergoed droegen. Weliswaar is sperma van verdachte op de slip van aangeefster aangetroffen, doch dit leidt hooguit tot de conclusie dat voorvocht of enig sperma uit de vlek van de boxershort van verdachte is gelekt. Dit levert geen bewijs op voor seksueel binnendringen. De verdediging heeft voorts beargumenteerd dat aangeefster niet bewusteloos of anderszins onmachtig was en dat, voor zover er al sprake mocht zijn van een dergelijke situatie, verdachte daar geen wetenschap van had noch kon hebben gehad. Hiertoe is door de verdediging aangevoerd dat het slachtoffer weinig had gedronken en dat zij normaliter licht slaapt. Verdachte dacht dat aangeefster wakker was door de geluiden die zij maakte. Voor zover al sprake zou zijn van strafbaar gesteld handelen, bestond instemming met dat handelen.
Beoordeling van de standpunten en conclusie
De vragen die, met het oog op de vraag of het ten laste gelegde feit bewezen kan worden verklaard, voorliggen zijn de vraag of de handelingen mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van aangeefster, de vraag of aangeefster in staat van verminderd bewustzijn (slaap of sluimertoestand) verkeerde en de vraag of verdachte dit wist.
Seksueel binnendringen van het lichaam
Aangeefster heeft verklaard dat zij wakker werd toen er iets uit haar vagina werd gehaald. Ze weet zeker dat ze iets in haar vagina voelde, maar ze weet niet zeker of het één of meer vinger(s) of een penis betrof. Zij heeft voorts verklaard dat haar onderbroek opzij was geschoven toen ze wakker werd.
De militaire kamer verwerpt het verweer van de verdediging dat de verklaring van aangeefster ongeloofwaardig is en overweegt daartoe het navolgende. Aangeefster heeft een gedetailleerde verklaring afgelegd en heeft ook in haar latere verklaringen en ter terechtzitting consistent verklaard. Haar verklaring wordt bovendien door andere hierna nader omschreven bewijsmiddelen ondersteund. Dat aangeefster tegen verdachte heeft gezegd dat ze zich niet kan herinneren wat er tijdens de seksuele handelingen precies is gebeurd doet daar niet aan af. Aangeefster heeft verklaard dat zij sliep en wakker werd toen er iets uit haar vagina werd gehaald, wat naar het oordeel van de militaire kamer een logische verklaring is waarom zij aan verdachte heeft gevraagd wat er gebeurd was en wat hij gedaan had. De militaire kamer is derhalve van oordeel dat de verklaring van aangeefster geloofwaardig is en zal deze tot het bewijs bezigen.
De militaire kamer acht de verklaring van verdachte niet geloofwaardig en overweegt daartoe het navolgende. Verdachte is niet consistent in zijn verklaringen. Zo verklaart hij in zijn tweede verklaring bij de Koninklijke Marechaussee dat hij aangeefster wel had aangeraakt, maar niet seksueel had betast. In zijn derde verklaring bij de Koninklijke Marechaussee verklaart hij dat hij aan het droogvrijen was met aangeefster en dat hij, met zijn boxershort nog aan, met zijn piemel tegen haar billen en benen aan kwam en er ook tussenin probeerde te komen, in de richting van haar vagina.
De verklaring van verdachte dat aangeefster met hem had geflirt, wordt door niemand bevestigd. Aangeefster verklaart zelf dat zij enkel aardig was tegen verdachte, maar dat ze niet met hem had geflirt.
Daarbij komt dat de verklaring van verdachte geen geloofwaardige tijdlijn bevat. Vaststaat dat verdachte samen met vrienden rond 04.30 uur terugkwam van het stappen. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij niet lang daarna naast aangeefster in bed ging liggen. Bij de Koninklijke Marechaussee heeft hij verklaard dat hij eerst met aangeefster ging droogvrijen waarna hij ging slapen. Hij heeft verder verklaard dat hij rond 06.00 uur uit bed is gegaan. Vaststaat dat aangeefster rond 07.00 uur wakker werd en met verdachte heeft gesproken. Verdachte vertelde toen dat hij een natte plek in zijn boxershort had en aangeefster heeft verklaard dat hij deze plek toen aan haar heeft laten zien . Geconfronteerd met dit grote tijdsverschil, kan verdachte ter terechtzitting niet uitleggen hoe het kan dat hij uren nadat hij volgens zijn verklaring had “drooggevreeën” nog een natte plek in zijn boxershort had.
De verklaring van aangeefster wordt ondersteund door de verklaring van getuige [getuige]. Blijkens die verklaring kwam aangeefster nog voor 07.00 op de kamer van [getuige], was zij daarbij helemaal overstuur en had zij tranen in haar ogen. Ze begon meteen over de morning-after pil en vertelde dat verdachte met zijn vingers in haar had gezeten Verdachte schrok duidelijk toen aangeefster zei dat ze niet aan de pil was en hij zei toen dat ze toch maar voor de zekerheid een morning-afterpil moest gaan halen. Verdachte heeft op dat moment ook aan aangeefster gevraagd of zij aangifte ging doen bij de politie.
Voorts wordt haar verklaring ondersteund doordat het DNA-profiel van verdachte matcht met de DNA-profielen van sperma dat is aangetroffen in twee bemonsteringen aan de binnenzijde van het kruis van de slip van aangeefster.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij in het bed zijn boxershort niet uit heeft gedaan en dat zijn sperma door beide onderbroeken heen aan de binnenzijde van de slip van aangeefster terecht moet zijn gekomen. De militaire kamer acht deze verklaring onaannemelijk en onverenigbaar met de eigen verklaring van verdachte dat hij niet is klaargekomen, maar enkel een natte plek van voorvocht in zijn boxershort had. Daarbij komt dat verdachte in eerste instantie verklaart dat het niet mogelijk is dat het NFI sporen van zijn sperma aantreft .
De militaire kamer verwerpt het verweer van de verdediging dat geen sprake kan zijn geweest van seksueel binnendringen, omdat zowel verdachte als het slachtoffer ondergoed droegen en er een plek voorvocht of sperma in de boxershort van verdachte is aangetroffen. De militaire kamer overweegt daartoe dat uit de verklaring van aangeefster blijkt dat haar onderbroek opzij was geschoven toen ze wakker werd. Ook voelde zij toen dat er iets in haar vagina zat. De militaire kamer acht deze verklaring aannemelijk en niet onverenigbaar met de stelling dat zowel verdachte als aangeefster ondergoed droegen. Het gegeven dat een plek voorvocht of sperma in de boxershort van verdachte is aangetroffen sluit evenmin uit dat er sprake is geweest van seksueel binnendringen. Ten slotte sterken de schrikreactie van verdachte, toen hij hoorde dat aangeefster niet aan de pil was, en het advies van verdachte aan aangeefster om de morning-afterpil te nemen de militaire kamer in haar overtuiging dat er wel degelijk sprake is geweest van seksueel binnendringen.
Gelet op het vorenoverwogene is naar het oordeel van de militaire kamer vast komen te staan dat verdachte de vagina van aangeefster is binnengedrongen met één of meer van zijn vingers en/of zijn penis.
Staat van verminderd bewustzijn
Ten aanzien van de vraag of aangeefster in staat van verminderd bewustzijn (slaap of sluimertoestand) verkeerde overweegt de militaire kamer dat uit de wetsgeschiedenis blijkt dat bij de invulling van het begrip verminderd bewustzijn kan worden gedacht aan een situatie van sluimering die aan een diepe slaap voorafgaat of daarop volgt. Het gaat om situaties tussen waakzaamheid en geheel van de wereld zijn, waarbij van de persoon in redelijkheid niet kan worden verwacht dat hij weerstand biedt aan seksuele verlangens van een ander.
Aangeefster heeft verklaard dat zij ongeveer twee uur heeft geslapen voordat zij wakker werd en dat zij wakker werd op het moment dat er iets uit haar vagina werd gehaald. Ze heeft verder verklaard dat zij volledig sliep. Hieraan doet niet af dat aangeefster niet veel alcohol had genuttigd en normaliter licht slaapt. Zoals hiervoor overwogen is niet vereist dat sprake is van zeer diepe slaap. Naar het oordeel van de militaire kamer staat, mede gelet op het tijdstip van de nacht, vast dat aangeefster in staat van verminderd bewustzijn verkeerde, namelijk in een slaap of sluimertoestand. Van aangeefster kon derhalve in redelijkheid niet worden verwacht dat zij weerstand bood aan de seksuele verlangens van verdachte.
Wetenschap
Ten aanzien van de vraag of verdachte wist dat aangeefster in staat van verminderd bewustzijn verkeerde overweegt de militaire kamer dat uit de jurisprudentie volgt dat van de in artikel 243 van het Wetboek van Strafrecht bedoelde wetenschap van de dader ook dan sprake is indien vast is komen te staan dat deze willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het slachtoffer in enige in dat artikel bedoelde toestand verkeerde.
Aangeefster verklaart dat zij ongeveer twee uur heeft geslapen voordat zij wakker werd. Vaststaat dat verdachte in ieder geval voor 05.00 uur bij aangeefster in bed is gaan liggen. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij er niet eens aan heeft gedacht dat het mogelijk was dat aangeefster sliep op het moment dat hij de handelingen pleegde. Hij kan echter niet uitleggen waarom hij daar niet aan heeft gedacht.
De militaire kamer overweegt dat verdachte wetenschap had van de aanmerkelijke kans dat aangeefster sliep op het moment dat hij de handelingen pleegde. De militaire kamer neemt hierbij in aanmerking dat verdachte de handelingen in kwestie ruim twee uur nadat hij bij aangeefster in bed is gaan liggen heeft gepleegd. Door de handelingen te plegen zonder zich ervan te vergewissen dat aangeefster wakker was, heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat aangeefster nog sliep en daarmee in staat van verminderd bewustzijn verkeerde. De verklaring van verdachte dat aangeefster geluiden maakte doet daar niet aan af. Mocht het al zo zijn dat aangeefster geluiden heeft gemaakt, dan valt immers niet uit te sluiten dat zij deze geluiden in haar slaap heeft gemaakt.
De raadsman heeft ten slotte nog aangevoerd dat sprake zou zijn van instemming door aangeefster. De militaire kamer acht dit onaannemelijk nu dit door aangeefster uitdrukkelijk is ontkend en omdat is vastgesteld dat aangeefster sliep, althans in staat van verminderd bewustzijn verkeerde, ten tijde van de handelingen. Bovendien geeft haar directe reactie na haar ontwaken evenmin blijk van instemming en ook overigens is niet vast komen te staan dat aangeefster op enige wijze blijk heeft gegeven met de handelingen in te stemmen.
De militaire kamer acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij op 09 mei 2008 te Groningen, met [slachtoffer], van wie hij,
verdachte, wist dat die [slachtoffer] in staat van verminderd bewustzijn verkeerde, te weten dat
die [slachtoffer] slapende was danwel in een sluimertoestand verkeerde, handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het
lichaam van die [slachtoffer]door één of meer van zijn vingers en/of zijn penis in de vagina van die [slachtoffer] te duwen/brengen en door met zijn onderlichaam (stotende) bewegingen tegen
het onderlichaam van die [slachtoffer] te maken(waarbij verdachte voorvocht en/of sperma heeft verloren).
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Voor zover meer feiten bewezen zijn verklaard, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben.
4. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Met iemand van wie de dader weet dat hij in staat van verminderd bewustzijn verkeert handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam.
5a. De strafbaarheid van het feit
5b. De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten.
6. De motivering van de sanctie(s)
Bij de beslissing over de straf heeft de militaire kamer rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd 19 januari 2010.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft ter zake van het tenlastegelegde gerequireerd tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De officier van justitie is tot deze eis gekomen, vanwege de ernst van het feit. Hij heeft voorts meegewogen dat verdachte tot en met de zitting weinig respect heeft getoond voor de gevoelens van het slachtoffer. In het voordeel van verdachte heeft hij rekening gehouden met de omstandigheid dat verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair vrijspraak bepleit. Subsidiair heeft de verdediging betoogd een voorwaardelijke werkstraf van beperkte duur op te leggen gelet op de afwezigheid van een relevant strafblad en de consequenties van een veroordeling voor zijn loopbaan als militair. De raadsman voorziet in dat geval een ontslag.
Beoordeling van de standpunten en conclusie
Verdachte heeft misbruik gemaakt van de verminderde staat van bewustzijn van het slachtoffer door met haar seksuele handelingen te verrichten, waaronder het binnendringen van de vagina. Verdachte heeft hierbij op geen enkele wijze rekening gehouden met de gevolgen die deze handelingen voor het slachtoffer zouden kunnen hebben en heeft alleen oog gehad voor zijn eigen directe behoeftebevrediging. Hij heeft door zijn handelen de lichamelijke en geestelijke integriteit van het slachtoffer op grove wijze geschonden.
De militaire kamer is dan ook van oordeel dat er sprake is van een zeer ernstig feit. Verdachtes handelingen kunnen, naar de ervaring leert, psychische schade bij het slachtoffer veroorzaken, waarvan zij nog vele jaren last kan hebben. De militaire kamer rekent het verdachte tevens zwaar aan dat verdachte er geen blijk van heeft gegeven zich in de positie van het slachtoffer te kunnen verplaatsen.
De militaire kamer heeft bij het bepalen van de hoogte van de straf rekening gehouden met het feit dat de mogelijkheid bestaat dat verdachte door zijn handelen zijn baan zal kwijtraken en met het feit dat verdachte nooit eerder is veroordeeld voor dergelijke feiten.
De militaire kamer heeft verder gelet op de afdoening in soortgelijke zaken. De opgelegde vrijheidsstraf is daarom korter van duur dan door de officier van justitie is gevorderd.
Voorts zal de militaire kamer de door verdachte in verzekering doorgebrachte tijd geheel in mindering brengen op de op te leggen straf.
6a. De beoordeling van de civiele vordering, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft overeenkomstig het bepaalde in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vordering, strekkende tot vergoeding van geleden schade.
De benadeelde partij [slachtoffer] vordert een bedrag van € 2.500,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade.
De officier van justitie heeft voorts verzocht dat de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer] tot een bedrag van € 2.500,- wordt toegewezen. Hij heeft gevorderd dat er een schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 35 dagen hechtenis.
Aangezien de raadsman vrijspraak heeft bepleit, is hij van oordeel dat de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Mocht de militaire kamer tot een veroordeling komen, dan pleit de raadsman voor toewijzing van een lager bedrag indien het element “binnendringen” niet bewezen wordt verklaard. Voor toepassing van de schadevergoedingsmaatregel bestaat naar het oordeel van de verdediging geen aanleiding.
De vordering van [slachtoffer] komt de militaire kamer, gelet op hetgeen is bewezen verklaard, gegrond voor. De militaire kamer is van oordeel dat de immateriële schade in ieder geval een bedrag van € 2.500 beloopt en zij zal de vordering dan ook in haar geheel toewijzen. De militaire kamer zal tevens de wettelijke rente toewijzen met ingang van 9 mei 2008.
Aangezien de militaire kamer van oordeel is dat contact tussen verdachte en benadeelde partij over de afwikkeling van de schade dient te worden vermeden, zal zij de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen.
Zij zal om die reden verdachte aldus de verplichting opleggen een bedrag, gelijk aan het door de militaire kamer toe te wijzen schadebedrag, aan de Staat te betalen ten behoeve van de benadeelde partij.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 27, 36f en 243 van het Wetboek van Straf¬recht.
De militaire kamer, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van 8 (acht) maanden.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf 4 (vier) maanden niet zullen worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De militaire kamer stelt een proeftijd vast van twee (2) jaren. De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer].
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe.
- Veroordeelt de veroordeelde tegen kwijting aan [slachtoffer], wonende [adres], te betalen € 2.500,- (tweeduizend vijfhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 9 mei 2008.
- Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
Maatregel van schadevergoeding ad € 2.500,-, subsidiair 35 dagen hechtenis.
- Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], wonende [adres], te betalen € 2.500,- (tweeduizend vijfhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 9 mei 2008, bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van de hoofdsom te vervangen door hechtenis voor de duur van 35 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
- Bepaalt daarbij dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen.
Aldus gewezen door:
mr. T.P.E.E. van Groeningen (voorzitter), mr. A.G. Broek-de Stigter en kapitein ter zee van administratie mr. H.T. Wagenaar (militair lid),
in tegenwoordigheid van mr. B.C.C. van den Bosch, griffier
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 8 maart 2010.