ECLI:NL:RBARN:2010:BL6930

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
3 maart 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
191877
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijwaringsincident en niet-ontvankelijkheid van vordering in faillissement

In deze zaak, die voor de Rechtbank Arnhem is behandeld, betreft het een vrijwaringsincident waarbij de eiseres in het incident, [ged.hfdz./eis.inc.], niet ontvankelijk is verklaard in haar vordering. De rechtbank heeft vastgesteld dat de partij die in vrijwaring opgeroepen zou moeten worden, [naam partner], failliet is verklaard op 29 april 2008. Dit faillissement vormt een formeel beletsel voor het instellen van een vrijwaringsprocedure, aangezien volgens artikel 26 van de Faillissementswet rechtsvorderingen die voldoening van een verbintenis uit de boedel ten doel hebben, gedurende het faillissement alleen door aanmelding ter verificatie kunnen worden ingesteld. De rechtbank heeft geoordeeld dat [ged.hfdz./eis.inc.] haar vordering op [naam partner] bij de curator moet aanmelden, en dat zij geen belang heeft bij haar incidentele vordering. Hierdoor is de rechtbank tot de conclusie gekomen dat [ged.hfdz./eis.inc.] niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar vordering. Tevens is [ged.hfdz./eis.inc.] veroordeeld in de proceskosten van het incident, die zijn begroot op € 579,00. De beslissing is op 3 maart 2010 openbaar uitgesproken door mr. O. Nijhuis.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 191877 / HA ZA 09-1950
Vonnis in incident van 3 maart 2010
in de zaak van
de naamloze vennootschap
CREDIVANCE N.V.,
gevestigd te Bunnik,
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. W.R.H. Jager te Ede,
tegen
[ged.hfdz./eis.inc.],
wonende te [woonplaats],
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat mr. J.W. Koekebakker te Ede.
Partijen zullen hierna Credivance en [ged.hfdz./eis.inc.] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de incidentele conclusie van vrijwaring
- de conclusie van antwoord in het incident tot vrijwaring.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.
2. De feiten
2.1. In het kader van het incident gaat de rechtbank uit van de volgende feiten.
2.2. Onder de stukken bevindt zich een kredietovereenkomst, gedateerd op 21 augustus 2001, tussen enerzijds (de rechtsvoorgangster van) Credivance en anderzijds [ged.hfdz./eis.inc.] en haar toenmalige partner, [naam partner] (hierna ook: [naam partner]). Blijkens die overeenkomst heeft Credivance aan [naam partner] en [ged.hfdz./eis.inc.] een krediet in rekening courant verstrekt.
2.3. In 2002 hebben [ged.hfdz./eis.inc.] en [naam partner] hun samenwoning beëindigd. In het kader van de afwikkeling van de samenwoning is het doorlopend krediet toegescheiden aan [naam partner].
2.4. Op enig moment is met betrekking tot het doorlopend krediet een betalingsachterstand ontstaan.
2.5. Op 29 april 2008 is het faillissement van [naam partner] uitgesproken.
2.6. Credivance vordert in de hoofdzaak – samengevat – betaling door [ged.hfdz./eis.inc.] van het openstaande kredietsaldo, vermeerderd met rente en kosten.
3. De beoordeling in het incident
3.1. [ged.hfdz./eis.inc.] vordert dat haar wordt toegestaan [naam partner] in vrijwaring op te roepen.
3.2. Credivance refereert zich aan het oordeel van de rechtbank, maar tekent daarbij wel aan dat [naam partner] failliet is en dat dit een formeel beletsel vormt voor het daadwerkelijk inleiden van een vrijwaringsprocedure.
3.3. Ingevolge artikel 26 Faillissementswet kunnen rechtsvorderingen, die voldoening van een verbintenis uit de boedel ten doel hebben, gedurende het faillissement ook tegen de gefailleerde op geen andere wijze worden ingesteld dan door aanmelding ter verificatie. [ged.hfdz./eis.inc.] zal haar – eventuele – vordering op [naam partner] dus ter verificatie moeten aanmelden bij de curator. Indien [ged.hfdz./eis.inc.] niettemin een vordering jegens [naam partner] zou instellen in het kader van een vrijwaringsprocedure, zou zij in die vordering niet-ontvankelijk worden verklaard. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat [ged.hfdz./eis.inc.] geen belang heeft bij haar incidentele vordering, zodat zij daarin niet-ontvankelijk moet worden verklaard (artikel 3:303 Burgerlijk Wetboek).
3.4. [ged.hfdz./eis.inc.] zal in de proceskosten van het incident worden veroordeeld, nu uit het voorgaande volgt dat zij dit incident nodeloos heeft veroorzaakt.
4. De beoordeling in de hoofdzaak
4.1. De rechtbank zal de zaak naar de rol verwijzen voor conclusie van antwoord aan de zijde van [ged.hfdz./eis.inc.].
4.2. Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
5. De beslissing
De rechtbank
in het incident
5.1. verklaart [ged.hfdz./eis.inc.] niet ontvankelijk in haar vordering,
5.2. veroordeelt [ged.hfdz./eis.inc.] in de kosten van het incident, aan de zijde van Credivance tot op heden begroot op € 579,00,
in de hoofdzaak
5.3. bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 14 april 2010 voor conclusie van antwoord aan de zijde van [ged.hfdz./eis.inc.],
5.4. houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. O. Nijhuis en in het openbaar uitgesproken op 3 maart 2010.
Coll.: JC