ECLI:NL:RBARN:2010:BL8310

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
22 maart 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05/900388-09, 05/601029-09 en 10/711023-08 (tul)
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van twee ontvoerders voor ontvoering en seksueel misbruik van een minderjarige

Op 22 maart 2010 heeft de meervoudige kamer van de Rechtbank Arnhem uitspraak gedaan in een zaak tegen twee mannen die verantwoordelijk werden gehouden voor de ontvoering van een zevenjarig meisje uit Ede. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachten het meisje in de periode van 7 tot 8 april 2009 hebben ontvoerd en gedurende de nacht hebben vastgehouden in een stacaravan op een camping in Brielle. Tijdens deze periode hebben zij het meisje seksueel misbruikt. De rechtbank heeft de verdachten veroordeeld tot gevangenisstraffen van respectievelijk tien jaar en zeven jaar, waarbij de laatste ook tbs met dwangverpleging opgelegd kreeg. De rechtbank heeft in haar overwegingen de ernst van de feiten benadrukt, evenals de impact op het slachtoffer en haar familie. De rechtbank heeft ook de vorderingen van benadeelde partijen behandeld, waarbij schadevergoedingen zijn toegewezen voor de geleden schade. De zaak is behandeld in het kader van de strafrechtelijke vervolging van ernstige misdrijven, waaronder ontvoering, seksueel misbruik en diefstal met geweld. De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen gedeeltelijk toegewezen en de verdachten veroordeeld tot het betalen van schadevergoedingen. De rechtbank heeft ook de terbeschikkingstelling van de verdachten gelast, gezien de ernst van de feiten en het recidivegevaar.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM
Sector strafrecht
Meervoudige kamer
Promis II
Parketnummers : 05/900388-09, 05/601029-09 en 10/711023-08 (tul)
Data zittingen : 13 juli 2009, 28 september 2009, 14 december 2009 en 8 maart 2010
Datum uitspraak : 22 maart 2010
Tegenspraak
In de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
tegen:
naam : [verdachte],
geboren op : [geboortedatum] 1981 te [geboorteplaats],
thans gedetineerd in PI Zuid West - De Dordtse Poorten, Kerkeplaat 25
Dordrecht.
raadsvrouw: mr. M. van Pelt, advocaat te Rotterdam.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is, na een door de rechtbank toegewezen vordering wijziging tenlastelegging, tenlastegelegd dat:
Ten aanzien van parketnummer 05/900388-09:
1.
hij in of omstreeks de periode van 7 april 2009 tot en met 8 april 2009 in de gemeente Ede en/of Brielle, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum]) wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd heeft gehouden, hierin bestaande dat verdachte en/of verdachtes mededader(s) opzettelijk voornoemde [slachtoffer 1] wederrechtelijk (met kracht) heeft/hebben vastgepakt (bij haar middel) en/of (vervolgens) heeft/hebben opgepakt en/of in de bagageruimte van een auto heeft/hebben gestopt en/of (vervolgens) met voornoemde [slachtoffer 1] in die auto is/zijn weggereden en/of die [slachtoffer 1] gedurende de nacht heeft/hebben vastgehouden in een stacaravan op camping "De Krabbenplaat" te Brielle;
2.
hij in of omstreeks de periode van 7 april 2009 tot en met 8 april 2009 te Brielle, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (opzettelijk) handelingen die (mede) bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, te weten het inbrengen van zijn, verdachtes, penis en/of vingers in de vagina en/of anus, heeft gepleegd met [slachtoffer 1], geboren op [geboortedatum], die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet
had bereikt;
althans, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling leidt:
hij in of omstreeks de periode van 7 april 2009 tot en met 8 april 2009 te Brielle, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om met [slachtoffer 1], geboren op [geboortedatum], die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer handelingen te plegen die (mede) bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1], opzettelijk met zijn, verdachtes, penis en/of vingers tegen de vagina en/of anus van die [slachtoffer 1] heeft geduwd en/of gedrukt en/of gewreven en/of verdachtes mededader met diens vinger(s) tegen de anus en/of vagina van die [slachtoffer 1] heeft geduwd en/of gedrukt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair:
hij in of omstreeks de periode van 7 april 2009 tot en met 8 april 2009 te Brielle, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met [slachtoffer 1], geboren op [geboortedatum], die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande in het opzettelijk ontuchtig betasten van de vagina en/of billen van die [slachtoffer 1];
Ten aanzien van parketnummer 05/601029-09:
1.
hij op of omstreeks 07 april 2009 te Barneveld, op de openbare weg (Pastoor Gowthorpestraat), althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een damestas met inhoud (o.a. een portemonnee en/of ID-kaart en/of een sleutelbos en/of een aantal foto's) , in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s) opzettelijk met een auto tegen die [slachtoffer 2] zijn aangereden en/of gebotst waardoor die [slachtoffer 2] tegen die auto is aangevallen en/of vervolgens voornoemde tas (met kracht) bij die [slachtoffer 2] van de schouder heeft/hebben gerukt;
2.
hij op of omstreeks 07 maart 2009 te Zeist, op de openbare weg (De Promenade), althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een damestas met inhoud (o.a. een portemonnee en/of een aantal bankpassen en/of een aantal sleutels en/of een telefoon) , in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 3], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s) voornoemde tas (met kracht)bij die [slachtoffer 3] van de schouder heeft/hebben gerukt/getrokken;
3.
hij op of omstreeks 08 maart 2009 te Driebergen-Rijsenburg, gemeente Utrechtse Heuvelrug, op de openbare weg (De Hoofdstraat), althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een damestas met inhoud (o.a. een geldbedrag van ongeveer 70 euro en/of een kentekenbewijs en/of een rijbewijs en/of een giropas) , in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 4], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s) voornoemde tas (met kracht) bij die [slachtoffer 4] van de schouder heeft/hebben gerukt/getrokken;
4.
hij op of omstreeks 10 maart 2009 te Hoevelaken, gemeente Nijkerk, op de openbare weg (De Wiekslag), althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een damestas met inhoud (o.a. een bril en/of een agenda en/of een geldbedrag van ongeveer 5 euro en/of een zakdoek), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 5], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 5], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s) voornoemde tas (met kracht) bij die [slachtoffer 5] van de schouder heeft/hebben gerukt/getrokken;
5.
hij op of omstreeks 07 april 2009 te Huizen, op de openbare weg (de Naarderstraat), althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een tas met inhoud (o.a. een portemonnee en/of een rijbewijs en/of een aantal pasjes), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 6], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 6], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s) voornoemde tas (met kracht) bij die [slachtoffer 6] van de schouder heeft/hebben gerukt/getrokken;
6.
hij in of omstreeks de periode van 1 maart 2009 tot en met 8 april 2009 te Nijkerk, in elk geval in Nederland, een groot aantal (in ieder geval 203) afbeelding(en) en/of gegevensdrager(s) bevattende afbeelding(en), te weten een computer en/of een externe harddisk en/of een SD-card, in bezit heeft gehad terwijl op die afbeelding-en seksuele gedragingen zichtbaar zijn, waarbij (telkens) een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, was betrokken of schijnbaar was betrokken welke voornoemde seksuele gedragingen bestonden uit (onder meer)
- het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van (een) perso(o)n(en) die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft/hebben bereikt, waarbij door het camerastandpunt en/of de (onnatuurlijke) pose en/of de wijze van kleden van die/de perso(o)n(en) nadrukkelijk de (ontblote) geslachtsdelen in beeld gebracht worden (onder meer:
map 2, blz. 632, nummer 1, externe harddisk/ PC, naam [...].jpg, leeftijd afgebeelde 6 jaar en/of
map 2, blz. 633, nummer 3, externe harddisk, naam: [...],jpg, leeftijd afgebeelde 8 a 10 jaar en/of
map 2, blz. 633, nummer 4, externe harddisk en PC, naam: [...].jpg, leeftijd afgebeelde 9 a 10 jaar en 12 a 13 jaar en/of
map 2, blz. 633, nummer 5, SD kaart, naam: [...].jpg, leeftijd afgebeelde 9 a 10 jaar en/of
map 2 blz. 634, nummer 8, SD kaart, naam: [...].BMP, leeftijd afgebeelde 7 a 9 jaar en/of
map 2, blz. 634, nummer 9, SD kaart, naam: [...].bmp, leeftijd afgebeelde 9 a 11 jaar oud en/of
map 2, blz. 634/635, nummer 11, externe harddisk, naam: [...].bmp, leeftijd afgebeelde 8 a 9 jaar en 12 a 13 jaar en/of
map 2, blz. 635, nummer 12, externe harddisk, naam [...].bmp, leeftijd afgebeelde 7 a 9 jaar en/of
map 2, blz. 635, nummer 13, SD kaart, naam: [...].bmp, leeftijd afgebeelde 7 a 9 jaar en/of
map 2, blz. 635, nummer 14, externe harddisk en PC, naam [...].jpg, leeftijd afgebeelde 10 a 11 jaar) en/of
map 2, blz. 635, nummer 15, externe harddisk, naam: [...].bmp, leeftijd afgebeelde 12 a 14 jaar) en/of
- het (laten) vasthouden en/of in de mond (laten) nemen van de stijve penis van een volwassen man door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt (onder meer: map 2, blz. 632, nummer 2, externe harddisk/PC, naam [...], leeftijd afgebeelde 6 jaar en/of map 2, blz. 633/634, nummer 7, PC, naam: C\Users\ik\Pictures\ vidio's\sex4.mpg) en/of
- het (door een volwassen man) masturberen boven en/of ejaculeren op het gezicht en/of lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt (onder meer: map 2, blz. 633, nummer 6, PC, naam: [...].mgp, leeftijd afgebeelde 11 a 12 jaar) en/of
- het (laten) betasten van de vagina en/of de borsten en/of de billen en/of de (stijve) penis van (een) perso(o)n(en) die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft/ hebben bereikt door een volwassen man/een persoon die eveneens kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt (onder meer: map 2, blz. 634, nummer 10, externe harddisk, naam: naamloos 5, leeftijd afgebeelde 6 a 8 jaar oud);
7.
hij op of omstreeks de periode van 1 april 2009 tot en met 07 april 2009 te Nijkerk voorhanden heeft gehad 22 scherpe patronen van het merk CCI, kaliber .22LR, in elk geval munitie in de zin van de Wet Wapens en Munitie van categorie III;
1a. De vordering na voorwaardelijke veroordeling
Bij de stukken bevindt zich een vordering na voorwaardelijke veroordeling (parketnummer 10/711023-08).
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is laatstelijk op 8 maart 2010 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte niet verschenen. Wel is verschenen de uitdrukkelijk gemachtigde raadsvrouw van verdachte mr. M. van Pelt, advocaat te Rotterdam.
Ter terechtzitting van 8 maart 2010 zijn de zaken van de officier van justitie in het arrondissement Arnhem, onder bovenstaande parketnummers bij afzonderlijke dagvaardingen aanhangig gemaakt, gevoegd.
Namens benadeelde partij [slachtoffer 1] zijn ter terechtzitting verschenen de wettelijke vertegenwoordigers van [slachtoffer 1].
Als benadeelde partijen hebben zich schriftelijk in het geding gevoegd:
• [slachtoffer 2]
• [slachtoffer 6]
• [slachtoffer 5].
De officier van justitie, mr. H.J. Timmer, heeft gevorderd dat verdachte ter zake van wat onder parketnummer 05/900388-09 feit 2 primair ten laste is gelegd, te weten het seksueel binnendringen van iemand beneden de twaalf jaren, wordt vrijgesproken.
Hij heeft verder geëist dat verdachte ter zake van onder parketnummer 05/900388-09 feit 2 subsidiair tenlastegelegde – kort gezegd: de poging tot seksueel binnendringen – en het onder dat partketnummer als feit 1 tenlastegelegde – kort gezegd: de vrijheidsbeneming – en ter zake van de onder parketnummer 05/601029-09 tenlastegelegde feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 jaren. Daarnaast heeft de officier van justitie terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege gevorderd.
Ten aanzien van de vordering na voorwaardelijke veroordeling heeft de officier van justitie de tenuitvoerlegging van 6 maanden gevangenisstraf gevorderd, welke straf door de rechtbank te Rotterdam op 20 juni 2008 voorwaardelijk is opgelegd.
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] tot een bedrag van € 65,99 toe te wijzen en een schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen tot dit bedrag. Voor het overige heeft de officier van justitie verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering.
Voorts heeft de officier van justitie verzocht de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2], ten bedrage van € 600,00, volledig toe te wijzen en een schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen tot dit bedrag.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 6] heeft de officier van justitie verzocht deze vordering, ten bedrage van € 250,00, volledig toe te wijzen en een schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen tot dit bedrag
Ten slotte heeft de officier van justitie verzocht de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 5], welke vordering € 237,20 beloopt, volledig toe te wijzen en een schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen tot dit bedrag.
De raadsvrouw heeft het woord ter verdediging gevoerd.
3. De ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie
Het standpunt van de verdediging
Door de verdediging is ten aanzien van het onder feit 6 van parketnummer 05/601029-09 tenlastegelegde betoogd dat het Openbaar Ministerie gedeeltelijk niet-ontvankelijk is in zijn vervolging. Daartoe is aangevoerd dat verdachte op 20 juni 2008 door de rechtbank in Rotterdam reeds is veroordeeld voor het in bezit hebben van een aantal van de onder feit 6 van parketnummer 05/601029-09 tenlastegelegde kinderpornografische afbeeldingen. Het gaat hierbij om afbeeldingen op de ‘stukken van overtuiging’ SV01428 (externe harddisk), 1417E en 1417F en 1429 (computer). Door de verdediging is betoogd dat het Openbaar Ministerie ten aanzien van de afbeeldingen die zichtbaar zijn op de genoemde stukken van overtuiging, niet-ontvankelijk is op grond van artikel 68 van het Wetboek van Strafrecht, waarin het zogenoemde ne bis in idem-beginsel is neergelegd.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft dit bestreden. Verdachte heeft de afbeeldingen in de tenlastegelegde periode in zijn bezit gehad. Een eerdere veroordeling die ziet op een andere periode doet daar niet aan af. Sterker nog, hij had beter moeten weten.
Beoordeling van de standpunten
De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging en overweegt daartoe het navolgende. Op grond van het eerste lid van artikel 68 van het Wetboek van Strafrecht kan niemand –behoudens de gevallen waarin rechterlijke uitspraken voor herziening vatbaar zijn – andermaal worden vervolgd wegens een feit ‘waarover te zijnen aanzien bij gewijsde van de rechter in Nederland, de Nederlandse Antillen of Aruba onherroepelijk is beslist’. Voor de beantwoording van de vraag of het in de onderhavige tenlastelegging onder 6 opgenomen feit hetzelfde feit betreft als het feit waarvoor verdachte eerder is veroordeeld, is dus van belang te bezien of er sprake is van eenheid in tijd en plaats. In de onderhavige tenlastelegging is sprake van een andere periode dan de periode waarvoor verdachte eerder is veroordeeld. Reeds om die reden is geen sprake van hetzelfde feit.
4. De beslissing inzake het bewijs
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Ten aanzien van parketnummer 05/900388-09:
Ten aanzien van feit 1:
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen
- het proces-verbaal van bevindingen (p. 137 en 138);
- het proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte 1] (p. 802 tot en met 804);
- het proces-verbaal van verhoor van verdachte (p. 1062 en 1063).
Ten aanzien van feit 2:
Vrijspraak ten aanzien van het onder feit 2 primair tenlastegelegde feit
Met de officier van justitie en de verdediging acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen dat er sprake was van daadwerkelijk seksueel binnendringen. Zij zal verdachte daarom vrijspreken van het onder 2 primair tenlastegelegde feit.
Ten aanzien van het onder feit 2 subsidiair tenlastegelegde feit
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
In de periode van 7 april 2009 tot en met 8 april 2009 hebben verdachte en zijn medeverdachte [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1]) naast [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1]), geboren op [geboortedatum] en op 7 en 8 april 2009 dus zeven jaar oud, op bed gelegen in een caravan op een camping in Brielle. Daarbij hebben verdachte en [medeverdachte 1] [slachtoffer 1] bij haar billen, benen en buik betast.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
Ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde feit heeft de officier van justitie gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot seksueel binnendringen van iemand beneden de 12 jaar, tezamen en in vereniging met een ander. Hij wijst er daarbij op dat [slachtoffer 1] heeft verklaard dat zij op bed werd getild, dat beide mannen naast haar kwamen liggen en naakt waren, dat verdachte haar panty en onderbroek uit heeft getrokken en haar strak tegen zich aanhield, dat zij wel vijf keer heeft gezegd dat zij niet wilde en dat die meneer met zijn piemel heel hard in haar kont heeft gedrukt. In haar dagboek schrijft ze “de meneer met de rode pruik zat met zijn piemel in mijn billen en ook in mijn plasser dat deed heel zeer”. Prof.dr. W.A. Wagenaar schrijft in zijn rapport van 13 januari 2009 dat [slachtoffer 1] consistent is met betrekking tot haar uitspraken dat zij met tenminste één blote man in bed heeft gelegen, dat zij zelf half onbloot was en ook op die manier heeft geslapen, en dat de man met de pruik seksuele toenadering heeft gezocht. Daarbij komt dat verdachte heeft bekend dat hij haar heeft betast bij haar billen en tussen haar benen heeft gestreeld en dat zijn stijve penis zich ergens tussen de benen van het slachtoffer hebben bevonden, ter hoogte van haar billen.
Volgens de officier van justitie is ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte dit tezamen en in vereniging met [medeverdachte 1] heeft gepleegd. Gezien alle voorbereidingshandelingen - te weten het meenemen van bindmateriaal, het zoeken naar een geschikt slachtoffer en het ontvoeren van [slachtoffer 1] - de mededeling van verdachte dat hij een meisje wilde misbruiken, het feit dat [medeverdachte 1] ook naakt naast [slachtoffer 1] heeft gelegen en haar ontkleed heeft achtergelaten bij de naakte verdachte en voorts niet heeft ingegrepen toen hij [slachtoffer 1] tot vijf keer toe hoort zeggen “ik wil niet”, was er sprake van een bewuste nauwe samenwerking en heeft [medeverdachte 1] op z'n minst voorwaardelijk opzet gehad op de poging tot verkrachting van [slachtoffer 1].
.
Het standpunt van de verdediging
Door de verdediging is vrijspraak bepleit. De raadsvrouw heeft hiertoe aangevoerd dat door verdachte de poging tot seksueel binnendringen uitdrukkelijk wordt ontkend. De verklaring van verdachte is volgens de raadsvrouw geloofwaardig, omdat hij zichzelf belast. [medeverdachte 1] heeft alleen horen zeggen “dat wil ik niet”, hij heeft geen seksuele handelingen gezien die verdachte bij [slachtoffer 1] zou hebben gepleegd.
Op enig moment wordt [medeverdachte 1], zoals blijkt uit zijn verklaring van 13 mei 2009, erg boos op verdachte, omdat verdachte hem zou verlinken. Pas daarna verklaart hij dat verdachte het meisje zou hebben willen misbruiken en afmaken. Zijn verklaringen zijn volgens de raadsvrouw onaannemelijk en ongeloofwaardig. Voorts is door de verdediging aangevoerd dat niet duidelijk is wie [slachtoffer 1] bedoelt in haar verklaring op de voicetracer dat “die meneer, ik weet zijn naam niet (…) loopt zonder onderbroek (…) met zijn piemel in mij, hard te drukken in mijn kont”, aangezien [slachtoffer 1] verdachte verder heel consequent “de man met de rode pruik” noemt. Uit het verklaarde tijdens het studioverhoor blijkt dat verdachte tegen [slachtoffer 1] heeft aangelegen en dat hij haar bij haar plassertje heeft gekieteld. Door de verdediging is ten aanzien van het dagboek aangevoerd dat enkel de passage waarin staat dat de man met de rode pruik met zijn piemel in haar billen zat, met een heel net en klein handschrift – en daarmee afwijkend van de overige passages – is geschreven.
Beoordeling van de standpunten en conclusie
De vragen die, met het oog op de vraag of het ten laste gelegde feit bewezen kan worden verklaard, voorliggen zijn de vraag welke handelingen zijn verricht, de vraag of deze handelingen zijn aan te merken als (uitvoeringshandelingen van) een poging tot seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer 1] en de vraag of sprake was van medeplegen.
Welke handelingen zijn verricht
Op woensdag 8 april 2009 heeft [slachtoffer 1] in het ziekenhuis tegen haar ouders gezegd: “Die meneer, ik weet niet hoe ie heet, maar dat had ie wel gezegd, die meneer die zat half in zijn blootje, in zijn blootje, loopt zonder onderbroek, heeft een piemel met zijn piemel in mij (…) Heel hard te drukken in mijn kont.” Op 9 april 2009 is [slachtoffer 1] in een verhoorstudio gehoord. Ze heeft toen verklaard dat ze door de man met de rode pruik werd opgetild en naar de slaapkamer werd gebracht. De mannen kwamen ieder aan een kant naast haar op bed liggen. Beide mannen waren naakt. De man met de rode pruik trok haar panty en onderbroek uit. Hij hield haar strak tegen zich aan, had zijn arm om haar middel en drukte haar dun. Voorts heeft ze verklaard dat de man met de rode pruik haar rok omhoog had gedaan en kriebelde op haar plassertje. Ze vertelde wel vijf keer te hebben gezegd dat ze dat niet wilde. Ze zegt dat de kale man er niet bij was toen de man met de rode pruik aan haar plassertje zat. De kale man was toen al opgestaan en naar de huiskamer gegaan. [slachtoffer 1] heeft in haar dagboek geschreven: “De meneer met de rode pruik zat met zijn piemel in mijn billen en ook in mij plasser en deed heel zeer (…)” Er bestaan, zo moet worden vastgesteld, enkele verschillen tussen de verklaringen die [slachtoffer 1] heeft afgelegd over het seksuele misbruik. Prof. dr. W.A. Wagenaar concludeert, samengevat, dat deze verschillen niet wijzen op onwaarachtigheid of op een beïnvloeding door anderen. Integendeel, volgens hem bevat het dossier tal van aanwijzingen die diverse natuurlijke en aannemelijke verklaringen voor de verschillen bieden. De rechtbank acht de door [slachtoffer 1] afgelegde verklaringen betrouwbaar en zij zal deze als bewijsmiddel bezigen.
Dit geldt dus ook ten aanzien van de door [slachtoffer 1] in haar dagboek opgetekende aantekeningen. Het door de verdediging aangevoerde ten aanzien van het verschil in handschriften in het dagboek van [slachtoffer 1], leidt er niet toe dat het dagboek niet als bewijsmiddel kan worden gebruikt. Het handschrift verschilt enkel in grootte en de betreffende passage is niet de enige passage die wat kleiner is geschreven. Het vorenstaande doet geen afbreuk aan de betrouwbaarheid en inhoud van de betreffende passage.
De verklaringen van [slachtoffer 1] worden bovendien op een aantal essentiële punten ondersteund door de verklaringen van verdachte en van [medeverdachte 1]. Zo hebben zowel verdachte als [medeverdachte 1] verklaard dat zij bij [slachtoffer 1] op bed hebben gelegen. Verdachte heeft verklaard dat hij zelf “in zijn blote kont” lag en dat hij de panty en onderbroek van [slachtoffer 1] heeft uitgedaan . Verdachte heeft verklaard dat zijn stijve penis ergens tussen haar benen moet hebben gelegen ter hoogte van haar billen. Ook [medeverdachte 1] heeft verder verklaard dat verdachte zijn kleding uitdeed en dat verdachte de maillot en onderbroek van [slachtoffer 1] uittrok waarna [slachtoffer 1] in haar blote kont lag. Ook heeft [medeverdachte 1] verklaard dat hij toen hij in de woonkamer was [slachtoffer 1] wel vijf of zes keer hoorde zeggen: “dat wil ik niet”.
Op basis van de uitlatingen van [slachtoffer 1] - tegen haar ouders, tijdens het studio verhoor en in haar dagboek -, ondersteund door de verklaringen van verdachte en [medeverdachte 1], acht de rechtbank bewezen dat verdachte zijn penis hard tegen de anus van [slachtoffer 1] heeft geduwd en wel zodanig dat dit pijn deed.
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte met zijn penis tegen de vagina of met zijn vingers tegen de vagina of anus van [slachtoffer 1] heeft geduwd, gedrukt of gewreven. [slachtoffer 1] heeft hier niet over verklaard (zij verklaart enkel dat verdachte kriebelde op haar plassertje) en dit blijkt ook overigens niet uit de bewijsmiddelen. De rechtbank acht voorts niet bewezen dat [medeverdachte 1] met zijn vingers of penis tegen de anus of vagina van [slachtoffer 1] heeft geduwd of gedrukt.
Zijn de handelingen aan te merken als uitvoeringshandelingen van een poging tot seksueel binnendringen
De rechtbank overweegt in de eerste plaats dat uit de verklaring van [slachtoffer 1] blijkt dat verdachte hard heeft geduwd en dat het pijn deed.
Ten tweede is in het bloed en de urine van [slachtoffer 1] de aanwezigheid van oxazepam aangetoond. [slachtoffer 1] heeft verklaard dat ze een vies drankje had gedronken dat “ze” hadden ingeschonken, terwijl [slachtoffer 1] geen dorst had en het niet had gevraagd. In de extracten verkregen uit het glas en het rietje is oxazepam aangetroffen. Daarmee staat vast dat [slachtoffer 1] oxazepam is toegediend door verdachte en/of door [medeverdachte 1]. Verdachte heeft verklaard dat het zijn oxazepamtabletten waren. Over het door [slachtoffer 1] gedronken ‘vieze drankje’ heeft verdachte verder verklaard dat hij [medeverdachte 1] ([medeverdachte 1]; rb) heeft zien roeren en dat [medeverdachte 1] [slachtoffer 1] het drankje ook heeft toegediend. Zelf zou hij ook hebben gedronken . [slachtoffer 1] verklaart dat “ze” het drankje ingeschonken hadden, waaruit volgt dat beide verdachten daarbij betrokken waren.Voorts leidt de rechtbank reeds uit de verklaring van verdachte zelf af dat hij wist dat [slachtoffer 1] het drankje kreeg. Verdachte wordt daarvoor dan ook (mede) verantwoordelijk gehouden. Oxazepam heeft een kalmerende, slaapverwekkende en spierverslappende werking.
In de derde plaats overweegt de rechtbank dat verdachte, zoals [medeverdachte 1] heeft verklaard, meerdere keren en zelfs al een paar dagen voor de ontvoering had gesproken over zijn seksuele bedoelingen met het meisje. De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsvrouw dat de verklaringen van [medeverdachte 1] afgelegd na 13 mei 2009 voor zover ze betrekking hebben op de plannen van verdachte om het meisje te misbruiken en daarna af te maken, onaannemelijk en ongeloofwaardig zijn omdat [medeverdachte 1] op dat moment erg boos was op verdachte. Daartoe overweegt de rechtbank dat [medeverdachte 1] niet voor het eerst op 13 mei 2009 hierover heeft verklaard, maar ook al op 15 en 21 april 2009 .
Ten slotte heeft [medeverdachte 1] verklaard dat hij samen met verdachte op meerdere plaatsen, waaronder op de hockeyclub, is gaan kijken of ze daar een “geschikt meisje” zagen. Dit wordt door verdachte bevestigd.
Gelet op de intenties van verdachte, het toedienen van oxazepam aan [slachtoffer 1] en de gepleegde seksuele handelingen, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het voornemen heeft gehad om met [slachtoffer 1], die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, één of meer handelingen te plegen die (mede) bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer 1]. Ter uitvoering van dat voornemen en misdrijf heeft verdachte opzettelijk met zijn penis tegen de anus van [slachtoffer 1] geduwd.
In vereniging: is sprake van medeplegen?
Verdachte en [medeverdachte 1] erkennen dat ze [slachtoffer 1] in vereniging:
- hebben vastgepakt,
- opgepakt en in de bagageruimte van de door hun gebruikte auto hebben gestopt,
- met voornoemde [slachtoffer 1] in die auto zijn weggereden
- en die [slachtoffer 1] gedurende de nacht hebben vastgehouden in een stacaravan op camping "De Krabbenplaat" te Brielle ;
De rechtbank acht bewezen dat verdachte bij deze ontvoering (mede) de bedoeling had [slachtoffer 1] te misbruiken. Zelf zegt hij dat hij het “voor de kick” heeft gedaan, maar [medeverdachte 1] verklaart dat verdachte al dagen voor de ontvoering tegen [medeverdachte 1] heeft gesproken over zijn seksuele plannen met [slachtoffer 1].
De rechtbank acht niet aannemelijk dat voor [medeverdachte 1], die dus wist welke motieven verdachte had, het motief voor deze ontvoering wezenlijk anders was. Met name acht de rechtbank niet aannemelijk dat zijn motief (enkel) het vragen van losgeld was. De rechtbank overweegt hiertoe het navolgende. Verdachte heeft betwist dat er tussen hem en [medeverdachte 1] zou zijn besproken dat het om losgeld ging. Verdachten hebben een willekeurig kind ontvoerd ,, zonder na te gaan of de ouders vermogend waren. Daarbij komt dat verdachten gedurende de hele ontvoering geen poging hebben gedaan om gegevens van de ouders van [slachtoffer 1] te achterhalen of om op een andere wijze losgeld te eisen. Voorts verklaart [medeverdachte 1] in het eerste verhoor waarin hij met zoveel woorden toegeeft dat hij betrokken was bij de ontvoering van [slachtoffer 1] dat hij het “in een opwelling” heeft gedaan.
Ook uit de door [medeverdachte 1] tijdens de ontvoering verrichte handelingen wijzen er op dat hij (mede) een sekuele bedoeling had. Immers zowel verdachte als [medeverdachte 1] hebben naakt bij [slachtoffer 1] op bed gelegen en hebben [slachtoffer 1]’s benen, billen en buik betast. Verdachten hebben [slachtoffer 1] oxazepam toegediend.
[medeverdachte 1] heeft op enig moment de slaapkamer verlaten, waarna verdachte de poging tot seksueel binnendringen heeft gedaan. [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij toen hij in de woonkamer was [slachtoffer 1] wel vijf of zes keer hoorde zeggen: “dat wil ik niet” .
Hoewel [medeverdachte 1]
- [slachtoffer 1] samen met verdachte, van wie [medeverdachte 1] wist dat hij de intentie had om [slachtoffer 1] te misbruiken, heeft ontvoerd en in een caravan had opgesloten waarin zij samen met hem en verdachte verbleef,
- haar samen met verdachte had betast,
- wist dat [slachtoffer 1] oxazepam was toegediend en dat zij naakt naast verdachte op bed lag, en
- door de woorden van [slachtoffer 1] wist of kon weten dat er iets tegen haar wil plaatsvond, terwijl hij in de gegeven omstandigheden rekening moest houden met de mogelijkheid dat dit sekuele handelingen waren die mede (een poging tot) seksueel binnendringen inhielden,
heeft hij niets ondernomen om de gedwongen seksuele handelingen van verdachte te voorkomen. Door aldus te handelen is [medeverdachte 1] als mededader evenzeer verantwoordelijk voor de seksuele handelingen die verdachte met [slachtoffer 1] heeft gepleegd als verdachte en is er naar het oordeel van de rechtbank sprake van een bewuste nauwe samenwerking. Hieraan doet niet af dat [medeverdachte 1] op het moment van de uitvoering van de poging tot seksueel binnendringen door verdachte elders in de stacaravan verbleef.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat sprake is van medeplegen van een poging tot seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer 1] en daarmee van een ‘in vereniging’ gepleegde poging.
Ten aanzien van parketnummer 05/601029-09:
Ten aanzien van feit 1:
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal met geweld door twee of meer personen gepleegd, waarbij verdachten opzettelijk met een auto tegen aangeefster zijn aangereden waardoor zij tegen de auto aan is gevallen.
Het standpunt van de verdediging
Door de verdediging is betoogd dat niet wettig en overtuigend bewezen is dat verdachten opzettelijk met een auto tegen aangeefster zijn aangereden waardoor zij tegen de auto aan is gevallen. Hiertoe is aangevoerd dat de verklaring van aangeefster op dit onderdeel niet door enig ander bewijsmiddel wordt ondersteund. Het vallen van aangeefster hangt samen met het trekken aan haar tas, maar dat is niet als zodanig tenlastegelegd.
Beoordeling van de standpunten en conclusie
De rechtbank overweegt dat uit de verklaring van aangeefster volgt dat zij door de auto van verdachten is aangereden. Er is echter geen wettig en overtuigend bewijs dat dit aanrijden is gebeurd met het oogmerk om de diefstal van de tas voor te bereiden, gemakkelijk te maken of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het
gestolene te verzekeren. Het kan immers ook het (mogelijk voor liefgenomen maar) onbedoelde gevolg zijn van het opzet om vlak naast aangeefster te rijden om haar tas weg te kunnen rukken. In dat geval is er mogelijk sprake van voorwaardelijk opzet, maar niet van voornoemd oogmerk. Verdachte wordt daarom van dit onderdeel wordt vrijgesproken.
Voor het overige is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen
- Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2], p. 533, 536 en 537,
- proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 1], p. 807 en
- proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 1094.
Ten aanzien van feit 2:
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] (p. 560 en 562);
- het proces-verbaal van verhoor van verdachte (p. 1173 en 1174).
Ten aanzien van feit 3:
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 4] (p. 571 en 574);
- het proces-verbaal van verhoor van verdachte (p. 1171 en 1172).
Ten aanzien van feit 4:
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 5] (p. 578 en 580);
- het proces-verbaal van verhoor van verdachte (p. 1175).
Ten aanzien van feit 5:
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 6] (p. 593 en 597);
- het proces-verbaal van verhoor van verdachte (p. 1094 en 1095).
Ten aanzien van feit 6:
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen
- het proces-verbaal bevindingen (p. 630);
- het proces-verbaal van verhoor van verdachte (p. 1158, 1164 en 1165).
Ten aanzien van feit 7:
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het voorhanden hebben van 22 scherpe patronen.
Het standpunt van de verdediging
Door de verdediging is vrijspraak van dit feit bepleit. Daartoe is aangevoerd dat de munitie is aangetroffen in een kamer, die onder meer bij verdachte in gebruik is maar waar meerdere personen komen. De munitie kan hebben toebehoord aan een ieder die in dat huis was, woonde, verbleef of op visite kwam. Verdachte had een bank in de algemene woonkamer. Hij ontkent dat de munitie van hem was.
Beoordeling van de standpunten en conclusie
De munitie is aangetroffen in een kamer waarin ook spullen van een ander lagen. Op basis van de bewijs¬middelen is de mogelijkheid dat de munitie daar door een ander dan verdachte en buiten medeweten van verdachte is neergelegd, niet onaannemelijk. Nu niet kan worden vastgesteld dat verdachte op de hoogte was van de aanwezigheid van de munitie, dient verdachte van dit feit te worden vrijgesproken.
Vrijspraak
Uit het vorenstaande volgt dat niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen de verdachte onder parketnummer 05/900388-09 onder 2 primair is tenlastegelegd, zodat hij hiervan moet worden vrijgesproken.
Uit het vorenstaande volgt voorts dat niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen de verdachte onder parketnummer 05/601029-09 onder 7 is tenlastegelegd, zodat hij hiervan moet worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Ten aanzien van parketnummer 05/900388-09
het onder 1 en het onder 2 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
1.
hij in de periode van 7 april 2009 tot en met 8 april 2009 in de gemeente Ede en Brielle, tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum]) wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd heeft gehouden, hierin bestaande dat verdachte en/of verdachtes mededader opzettelijk voornoemde [slachtoffer 1] wederrechtelijk (met kracht) heeft/hebben vastgepakt (bij haar middel) en (vervolgens) heeft/hebben opgepakt en in de bagageruimte van een auto heeft/hebben gestopt en (vervolgens) met voornoemde [slachtoffer 1] in die auto is/zijn weggereden en die [slachtoffer 1] gedurende de nacht heeft/hebben vastgehouden in een stacaravan op camping "De Krabbenplaat" te Brielle;
2. subsidiair
hij in de periode van 7 april 2009 tot en met 8 april 2009 te Brielle, tezamen en in vereniging met een ander ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om met [slachtoffer 1], geboren op [geboortedatum], die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer handelingen te plegen die (mede) bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1], opzettelijk met zijn, verdachtes, penis tegen de anus van die [slachtoffer 1] heeft geduwd terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Ten aanzien van parketnummer 05/601029-09:
het onder 1, 2, 3, 4, 5 en 6 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
1.
hij op 07 april 2009 te Barneveld, op de openbare weg (Pastoor Gowthorpestraat), tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een damestas met inhoud (o.a. een portemonnee en ID-kaart en een sleutelbos en een aantal foto's), toebehorende aan [slachtoffer 2], welke diefstal werd vergezeld van geweld tegen [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welk geweld hierin bestond dat verdachte opzettelijk voornoemde tas (met kracht) bij die [slachtoffer 2] van de schouder heeft gerukt;
2.
hij op 07 maart 2009 te Zeist, op de openbare weg (De Promenade), althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een damestas met inhoud (o.a. een portemonnee en een aantal bankpassen en een aantal sleutels en een telefoon), toebehorende aan [slachtoffer 3], welke diefstal werd vergezeld van geweld tegen [slachtoffer 3], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welk geweld hierin bestond dat verdachte voornoemde tas (met kracht) bij die [slachtoffer 3] van de schouder heeft gerukt/getrokken;
3.
hij op 08 maart 2009 te Driebergen-Rijsenburg, gemeente Utrechtse Heuvelrug, op de openbare weg (De Hoofdstraat), tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een damestas met inhoud (o.a. een geldbedrag van ongeveer 70 euro en een kentekenbewijs en een rijbewijs en een giropas), toebehorende aan [slachtoffer 4], welke diefstal werd vergezeld van geweld tegen [slachtoffer 4], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welk geweld hierin bestond dat verdachte en/of zijn mededader voornoemde tas (met kracht) bij die [slachtoffer 4] van de schouder heeft/hebben gerukt/getrokken;
4.
hij op 10 maart 2009 te Hoevelaken, gemeente Nijkerk, op de openbare weg (De Wiekslag), tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een damestas met inhoud (o.a. een bril en een agenda en een geldbedrag van ongeveer 5 euro en een zakdoek), toebehorende aan [slachtoffer 5], welke diefstal werd vergezeld van geweld tegen die [slachtoffer 5], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welk geweld hierin bestond dat verdachte voornoemde tas (met kracht) bij die [slachtoffer 5] van de schouder heeft/hebben gerukt/getrokken;
5.
hij op 07 april 2009 te Huizen, op de openbare weg (de Naarderstraat), tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een tas met inhoud (o.a. een portemonnee en een rijbewijs en een aantal pasjes), toebehorende aan [slachtoffer 6], welke diefstal werd vergezeld van geweld tegen die [slachtoffer 6], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken welk geweld hierin bestond dat verdachte voornoemde tas (met kracht) bij die [slachtoffer 6] van de schouder heeft gerukt/getrokken;
6.
hij in de periode van 1 maart 2009 tot en met 8 april 2009 te Nijkerk, een groot aantal (in ieder geval 203) gegevensdragers bevattende afbeeldingen, te weten een computer en een externe harddisk en een SD-card, in bezit heeft gehad terwijl op die afbeeldingen seksuele gedragingen zichtbaar zijn, waarbij (telkens) een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, was betrokken of schijnbaar was betrokken welke voornoemde seksuele gedragingen bestonden uit (onder meer)
- het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van (een) perso(o)n(en) die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft/hebben bereikt, waarbij door het camerastandpunt en/of de oonnatuurlijke) pose en/of de wijze van kleden van die/de perso(o)n(en) nadrukkelijk de (ontblote) geslachtsdelen in beeld gebracht worden (onder meer:
map 2, blz. 632, nummer 1, externe harddisk/ PC, naam [...].jpg, leeftijd afgebeelde 6 jaar en
map 2, blz. 633, nummer 3, externe harddisk, naam: [...],jpg, leeftijd afgebeelde 8 a 10 jaar en
map 2, blz. 633, nummer 4, externe harddisk en PC, naam: [...].jpg, leeftijd afgebeelde 9 a 10 jaar en 12 a 13 jaar en
map 2, blz. 633, nummer 5, SD kaart, naam: [...].jpg, leeftijd afgebeelde 9 a 10 jaar en
map 2 blz. 634, nummer 8, SD kaart, naam: [...].BMP, leeftijd afgebeelde 7 a 9 jaar en
map 2, blz. 634, nummer 9, SD kaart, naam: [...].bmp, leeftijd afgebeelde 9 a 11 jaar oud en
map 2, blz. 634/635, nummer 11, externe harddisk, naam: naamloos 27.bmp, leeftijd afgebeelde 8 a 9 jaar en 12 a 13 jaar en
map 2, blz. 635, nummer 12, externe harddisk, naam NAAMLOOS.BMP, leeftijd afgebeelde 7 a 9 jaar en
map 2, blz. 635, nummer 13, SD kaart, naam: naamloos1.bmp, leeftijd afgebeelde 7 a 9 jaar en
map 2, blz. 635, nummer 14, externe harddisk en PC, naam img_0317[1].jpg, leeftijd afgebeelde 10 a 11 jaar) en
map 2, blz. 635, nummer 15, externe harddisk, naam: [...].bmp, leeftijd afgebeelde 12 a 14 jaar) en
- het (laten) vasthouden en/of in de mond (laten) nemen van de stijve penis van een volwassen man door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt (onder meer: map 2, blz. 632, nummer 2, externe harddisk/PC, naam [...], leeftijd afgebeelde 6 jaar en map 2, blz. 633/634, nummer 7, PC, naam: C\Users\ik\Pictures\ vidio's\[...].mpg) en
- het (door een volwassen man) masturberen boven en ejaculeren op het gezicht en/of lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt (onder meer: map 2, blz. 633, nummer 6, PC, naam:[...].mgp, leeftijd afgebeelde 11 a 12 jaar) en
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Voor zover meer feiten bewezen zijn verklaard, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben.
5a. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien parketnummer 05/900388-09:
Ten aanzien van feit 1:
Medeplegen van het opzettelijk iemand van de vrijheid beroven en beroofd houden.
Ten aanzien van feit 2 subsidiair:
Medeplegen van een poging tot het met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam
Ten aanzien parketnummer 05/601029-09:
Ten aanzien van feit 1, 2, 3, 4 en 5, telkens:
Diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit door twee of meer verenigde personen is gepleegd.
Ten aanzien van feit 6:
Het in bezit hebben van een gegevensdrager bevattende een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, in bezit hebben, meermalen gepleegd.
5b. De strafbaarheid van de feiten
Ten aanzien van feit 6 van parketnummer 05/601029-09
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouwe heeft aangevoerd dat de kinderpornografische afbeeldingen waarvan het bezit aan verdachte is tegengeworpen, nog op de laptop van verdachte stonden die hij na zijn veroordeling door de rechtbank Rotterdam op 20 juni 2008 heeft teruggekregen. Aangezien verdachte bij dat vonnis is veroordeeld voor het bezit van kinderporno, mocht hij er nu op vertrouwen dat hij de afbeeldingen, die – na teruggave door de rechtbank Rotterdam – nog op de laptop stonden, in bezit mocht hebben. Immers, als sprake was van afbeeldingen waarvan het bezit strafbaar was, dan hadden deze vóór teruggave van de laptop aan verdachte moeten zijn verwijderd, aldus de raadsvrouw.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie bestrijdt dit standpunt.
De beoordeling van de standpunten
De rechtbank verwerpt het verweer. Uit het onderhavige dossier is gebleken dat verdachte heeft verklaard dat de foto’s, waarvoor hij bij vonnis van de rechtbank Rotterdam – waarbij de laptop is geretourneerd – is veroordeeld, op een SD-kaart stonden en dat hij ze nadien zelf van de SD-kaart naar de laptop heeft gekopieerd.
Ten aanzien van het door de verdediging gevoerde verweer dat de rechtbank de laptop heeft geretourneerd met daarop de betreffende afbeeldingen, overweegt de rechtbank het navolgende. Nu kort daarvoor in het betreffende vonnis – waarbij de laptop is geretourneerd – door de rechtbank expliciet per afbeelding is omschreven welke afbeeldingen onder kinderporno vallen en dus strafbaar zijn gesteld, moet het voor verdachte ondubbelzinnig duidelijk zijn geweest dat deze afbeeldingen, voor zover deze – na de teruggave – nog op zijn computer stonden, verboden waren. Het verweer dat verdachte op enig moment erop mocht vertrouwen dat de afbeeldingen niet strafbaar waren, treft dan ook geen doel. Het feit is strafbaar.
Ook de overige bewezenverklaarde feiten zijn strafbaar.
6. De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten.
7. De motivering van de sanctie(s)
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
• de justitiële documentatie betreffende verdachte, gedateerd 9 februari 2010; en
• een tripelrapport/milieuonderzoek van Reclassering Nederland, regio Den Haag, gedateerd 28 september 2009, opgemaakt door rapporteur C. Guijt, forensisch milieu-onderzoeker; en
• een triplerapportage Pro Justitia betreffende verdachte, gedateerd 26 februari 2010, opgemaakt door mevrouw drs. I.M. van Woudenberg, psycholoog en J.M.J.F. Offermans, psychiater (in deze rapportage is de hierboven genoemde rapportage van C. Guijt opgenomen)
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft ter zake van het tenlastegelegde gerekwireerd tot oplegging van een gevangenisstraf van tien jaar alsmede tot terbeschikkingstelling (hierna tbs) van verdachte, met verpleging van overheidswege. Ter onderbouwing van zijn eis verwijst de officier van justitie in de eerste plaats naar de Pro Justitia rapportage van 26 februari 2010. Daarnaast benadrukt hij de enorme impact van de ontvoering en het seksueel misbruik van [slachtoffer 1], niet alleen op [slachtoffer 1] zelf maar ook op de andere gezinsleden.
Uit het proces-verbaal blijkt verder dat aan alle feiten waaraan verdachte en zijn medeverdachte zich schuldig hebben gemaakt, een planning vooraf is gegaan. Zij zijn enkel gericht geweest op de bevrediging van hun eigen behoeften en hebben daarbij volstrekte minachting getoond voor de integriteit van hun slachtoffers.
Verdachte is op 20 juni 2008 in Rotterdam veroordeeld voor ontucht en het bezit van kinderporno. Nog in de proeftijd is het weer gruwelijk misgegaan, aldus de officier van justitie. Daarom past hier enkel een lange en onvoorwaardelijke gevangenisstraf en tbs, teneinde de maatschappij afdoende te beschermen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte bepleit tbs met voorwaarden en een vrijheidsstraf van maximaal 36 maanden. Ten aanzien van de tbs merkt zij op dat haar cliënt inzicht heeft in zijn ziektebeeld en dat hij zich niet verzet.
Ten aanzien van de voorgestelde gevangenisstraf voert zij aan dat de tasjesroven bewezen kunnen worden verklaard. Dat zou, uitgaande van de door het Landelijk Overleg van Strafsectorvoorzitters (LOVS) opgestelde richtlijnen neerkomen op vijftien maanden gevangenisstraf, te matigen tot twaalf maanden gezien de bekentenissen, coöperatieve houding en het ‘first-offenderschap’ van haar cliënt op het gebied van vermogensdelicten. Voor de wederrechtelijke vrijheidsberoving zou verdachte maximaal 24 maanden gevangenisstraf opgelegd moeten krijgen.
De raadsvrouw wijst nog op de volgende omstandigheden: verdachte is verminderd toerekeningsvatbaar. Verder dient strafvermindering te volgen wegens het onevenredige geweld bij en na de aanhouding en wegens de onjuiste handelwijze van het Openbaar Ministerie bij de toepassing van de IMSI-catcher. Ten slotte benadrukt de raadsvrouw dat haar cliënt als gevolg van de zaken zoals ten laste gelegd onder parketnummer 05/900388-09 (ontvoering en misbruik [slachtoffer 1]) publiekelijk aan de schandpaal is genageld en zelfs met de dood is bedreigd. Familie en kennissen hebben het contact met hem verbroken. Hij is, met andere woorden, al zwaar gestraft.
Beoordeling van de standpunten en conclusie
Verdachte heeft, samen met een compagnon, op de vroege avond van 7 april 2009 een meisje van zeven jaar ontvoerd in de kofferbak van een auto, haar meegenomen naar een camping en daar vastgehouden en seksueel misbruikt.
Het behoeft geen betoog dat het slachtoffer en haar familie ernstig zijn beschadigd door deze feiten en dat de gevolgen voor hen nog lang voelbaar zullen blijven. In een schriftelijke slachtofferverklaring heeft de vader de grote impact van de ontvoering op het hele gezin en zijn onzekerheid en zorgen voor de toekomst uiteengezet.
Evenmin staat ter discussie dat deze feiten, zoals door verdachte gepleegd, maatschappelijk als zeer schokkend worden ervaren. Dat een meisje op klaarlichte dag wordt meegenomen door mannen, die zich ten doel hebben gesteld haar te misbruiken en dat ook daadwerkelijk doen, wordt door velen beschouwd als een grote inbreuk op de veiligheid. Het veroorzaakt een gevoel van onbehagen, niet alleen in de omgeving maar in de hele maatschappij.
De rechtbank rekent het verdachte en zijn medeverdachte ernstig aan dat, zoals uit hun handelen blijkt, zij hun actie doelbewust hebben gepland. Het is aan geluk, aan de oplettendheid van een getuige en aan doeltreffend handelen van politie en justitie, te danken dat [slachtoffer 1] na een nacht is teruggevonden op een camping in Brielle.
De rechtbank rekent het verdachte eveneens zwaar aan dat hij noch zijn medeverdachte zich lijken te hebben bekommerd om [slachtoffer 1] of om haar familie, evenmin als hij zich heeft bekommerd om de slachtoffers van de door verdachte in vereniging gepleegde diefstallen met geweld. Die diefstallen zijn eveneens ernstige feiten, waar – zo blijkt ook uit de door drie van de benadeelde partijen in het geding gebrachte stukken waarin zij ondermeer verklaren over de immateriële schade – de veelal oudere slachtoffers grote gevolgen van hebben ondervonden. Zij verklaren over angsten, lichamelijke klachten en over het wantrouwen dat zij hebben overgehouden aan wat verdachte en zijn compagnon hen hebben aangedaan. Ook dergelijke diefstallen met geweld, eveneens telkens op klaarlichte dag gepleegd, veroorzaken onrust in de maatschappij.
Ten slotte heeft verdachte, nadat hij relatief kort daarvoor was veroordeeld voor eenzelfde feit, opnieuw kinderpornografische afbeeldingen in zijn bezit gehad. Ook dit is een ernstig delict. De bestanden die bij verdachte zijn aangetroffen bevatten grove kinderpornografische beelden. Iedereen die dergelijk materiaal in zijn bezit heeft, werkt mee aan de instandhouding van de kinderporno-industrie. De kinderen die worden geëxploiteerd, ondervinden nog jarenlang de psychische gevolgen.
Al het bovengaande noopt tot oplegging van een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Over verdachte is een Pro Justitia ‘tripel-rapportage’ opgemaakt. Dit betekent dat een psychiatrisch, psychologisch en milieu-onderzoek ten grondslag hebben gelegen aan deze rapportage, die op 26 februari 2010 tot stand is gekomen.
Samengevat komen de onderzoekers tot de volgende bevindingen. Bij verdachte is sprake van een antisociale persoonlijkheidsstoornis met narcistische en borderline kenmerken. Daarnaast is sprake van pedofilie van het niet-exclusieve type en van misbruik van cannabis en alcohol. Verdachte scoort voorts op een aantal kenmerken van psychopathie. De onderzoekers menen dat verdachte de ontvoering en het misbruik van [slachtoffer 1] gelet op zijn persoonlijkheidsstoornis met onder andere de wankele seksuele identiteit en de neiging tot grensoverschrijdend (antisociaal) gedrag in combinatie met de pedosekuele stoornis verminderd valt toe te rekenen.
Zij wijzen er verder op dat sprake is van een aanzienlijk recidivegevaar. De aard en ernst van de problematiek en de stoornissen van verdachte maken dat bij een behandeling ter voorkoming van recidivegevaar niet kan worden volstaan met bijzondere voorwaarden of een tbs met voorwaarden. De behandelduur van deze maatregelen zou niet volstaan voor een adequate behandeling.
Daarom zien de rapporteurs, zoals zij schrijven, ‘geen andere mogelijkheid dan uw rechtbank te adviseren om betrokkene een tbs met bevel tot verpleging van overheidswege op te leggen’.
De rechtbank zal de bevindingen en conclusies van de rapporteurs overnemen. Dit betekent dat verdachte, naast een gevangenisstraf, tbs zal worden opgelegd met verpleging van overheidswege. De raadsvrouw heeft, zoals hiervoor overwogen, ter zitting laten weten dat haar cliënt bereid is een eventueel op te leggen tbs met dwangverpleging te ondergaan.
Bij de vaststelling van de duur van de op te leggen gevangenisstraf is de rechtbank uitgegaan van de geldende landelijke richtlijnen en heeft zij rekening gehouden met in vergelijkbare gevallen opgelegde straffen.
De rechtbank verwerpt de verweren van de verdediging dat de wijze waarop verdachte is aangehouden alsmede de wijze waarop de IMSI-catcher is ingezet, een strafmatigend effect moeten hebben. De rechtbank is van oordeel dat onvoldoende is gebleken van onevenredig geweld bij de aanhouding, zodanig dat dit invloed dient te hebben op de strafmaat. Daarbij merkt de rechtbank in de eerste plaats op dat bij aanhoudingen waarbij sprake is van verdenkingen zoals in het onderhavige geval, waarbij het slachtoffer voorts nog niet gevonden is, vaker fysieke dwang (moet) worden gebruikt. De raadsvrouw heeft bij de rechter-commissaris op 10 april 2009 gesteld dat in dit geval wel sprake is geweest van buitensporig geweld. Verdachte heeft toen verklaard dat de arts had geconstateerd dat zijn ribben waren gekneusd als gevolg van de aanhouding, maar dat dit niet blijkt uit het verslag (van de arts). De rechter-commissaris heeft op 10 april 2009 geoordeeld dat geen sprake is geweest van een onrechtmatige inverzekeringstelling. De rechtbank acht, met inachtneming van het voorgaande, onvoldoende termen aanwezig om te komen tot strafvermindering.
Dat geldt eveneens ten aanzien van de wijze waarop de IMSI-catcher is ingezet. Uit het dossier blijkt dat de inzet van de IMSI-catcher niet heeft geleid tot de aanhouding van verdachte en zijn medeverdachte. Er is dus geen sprake geweest van benadeling van verdachte, als gevolg van het niet (vooraf) verlenen van toestemming door de minister voor inzet van de catcher.
In het voordeel van verdachte weegt de rechtbank voorts wel de omstandigheid mee dat verdachte in een groot aantal zaken openheid van zaken heeft gegeven en dat hij heeft meegewerkt aan de onderzoeken.
Gelet hierop en op de omstandigheid dat de ontvoering en het seksueel misbruik hem verminderd zijn toe te rekenen, en voorts, zoals overwogen, rekening houdend met in vergelijkbare gevallen opgelegde straffen, zal de rechtbank een lagere gevangenisstraf opleggen dan de officier van justitie heeft geëist.
De rechtbank heeft, ten slotte, de opmerking van de raadsvrouw over de gevolgen die verdachte al heeft ondervonden van zijn handelen, mede als gevolg van optreden door de media, beluisterd. De door haar gememoreerde consequenties doen echter niet af aan het uitgangspunt dat verdachte in aanvang zelf verantwoordelijkheid draagt voor zijn handelen alsmede voor de gevolgen daarvan. De rechtbank zal de straf niet matigen.
Conclusie
Op grond van het bovenstaande acht de rechtbank een gevangenisstraf van de hierna, onder 9, te noemen duur passend en geboden.
Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat de ernst van de feiten, de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling eist.
De maatregel wordt voorts gegrond op de door verdachte begane misdrijven, die behoren tot de misdrijven genoemd in artikel 37a, eerste lid onder 1? van het Wetboek van Strafrecht.
Nu voldaan is aan de wettelijke voorwaarden zal de rechtbank de ter beschikkingstelling gelasten en bevelen dat de ter beschikking gestelde van overheidswege zal worden verpleegd.
De bewezenverklaarde delicten ter zake waarvan de tbs met verpleging is opgelegd zijn misdrijven die gevaar opleveren voor en een krenking zijn van de lichamelijke integriteit van één of meer personen.
7a. Ten aanzien van het beslag
De officier van justitie heeft gesteld dat thans nog geen beslissing kan worden genomen over de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, aangezien al deze voorwerpen stukken van overtuiging betreffen en deze voorwerpen wellicht nog van belang zijn als hoger beroep wordt ingesteld.
De verdediging heeft teruggave van de onder verdachte in beslag genomen kleding en schoenen bepleit.
De rechtbank is van oordeel dat een aantal voorwerpen, zoals vermeld op de aangehechte beslaglijst onder de SVO-nummers 101, 109, 110, 111, 112, 201, 209, 314, 1302, 1303, 1601, 1802A, 1812A, 1820A, 2001 en 2002, abusievelijk in de beslaglijst zijn opgenomen. Nu deze voorwerpen niet tot het beslag behoren, zal de rechtbank hier geen beslissing over nemen.
De inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, zoals vermeld op de aangehechte beslaglijst onder de SVO-nummers 311, 1417 tot en met 1417-f, 1428 tot en met 1429-a, 1703, 1806 tot en met 1810 en 1817 dienen te worden onttrok¬ken aan het verkeer, aangezien het voorwerpen zijn met behulp waarvan de feiten zijn begaan en het ongecon¬troleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang en de wet.
Ten aanzien van de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, zoals vermeld op de aangehechte beslaglijst onder de SVO-nummers 1430 en 1435 is de rechtbank van oordeel dat het ongecon¬troleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang en de wet, zodat deze voorwerpen dienen te worden onttrok¬ken aan het verkeer.
De rechtbank overweegt dat de na te melden inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwer¬pen, zoals die zijn weergegeven onder de SVO-nummers 1102 tot en met 1108, 1201 tot en met 1211, 1301, 1304, 1501 tot en met 1508E, 1702 tot en met 1702B, 1905, 1909, 1912, 1913, 1924 tot en met 1927 op de aangehechte beslaglijst, voorwerpen zijn met behulp waarvan de feiten zijn begaan. De rechtbank zal deze voorwerpen verbeurd verklaren.
Voorts is de rechtbank van oordeel dat de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, zoals vermeld op de aangehechte beslaglijst onder de SVO-nummers 102 tot en met 108, 202 tot en met 208, 210 tot en met 210d, 301 tot en met 310, 312, 313, 315 tot en met 316A71, 401 tot en met 411, 412-a, 142-c, 1002 tot en met 1007, 1101, 1212 tot en met 1214, 1401 tot en met 1416, 1418 tot en met 1427-e, 1431 tot en met 1434, 1509, 1602, 1800a, 1803, 1805a, 1812, 1819, 1823 tot en met 1830, 1832 tot en met 1854, 1901 tot en met 1904, 1906 tot en met 1908, 1910, 1911, 1914 tot en met 1923, 1928 tot en met 1931, 1933 tot en met 1938, dienen te worden teruggegeven aan de rechthebbenden, voorzover de rechthebbenden niet reeds afstand hebben gedaan.
7b. De beoordeling van de civiele vorde¬ringen, alsmede de gevor¬derde op¬legging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partijen hebben overeenkomstig het bepaalde in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vordering, strekkende tot vergoeding van geleden schade.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
De benadeelde partij [slachtoffer 1] vordert een bedrag van € 3.644,73.
De officier van justitie heeft verzocht de vordering tot een bedrag van € 65,99 toe te wijzen en een schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen tot dit bedrag. Voor het overige heeft de officier van justitie verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering, omdat de gevorderde kosten niet rechtstreeks voortvloeien uit het strafvare feit.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering tot een bedrag van € 65,99 toewijsbaar is en dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering.
De rechtbank zal de civiele vordering tot een bedrag van € 65,99 aan materiële schade (te weten: eigen bijdrage voor medische kosten) toewijzen, waarbij de omvang van de schade door de rechtbank op basis van de overgelegde stukken naar billijkheid op dat bedrag is begroot.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in het overige deel van de vordering ter zake vergoeding van materiële schade, bestaande uit de vergoeding van een midweek Centerparcs en verhuis- en beveiligingskosten, omdat deze geleden schade niet rechtstreeks is toegebracht door het jegens verdachte bewezenverklaarde feit.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in het overige deel van de vordering ter zake vergoeding van materiële schade, bestaande uit de vergoeding van mantelzorg door de ouders, omdat de rechtbank van oordeel is dat zonder nader onderzoek niet eenvoudig is vast te stellen of deze schade rechtstreeks door het bewezenverklaarde strafbare feit rechtstreeks is toegebracht.
Voor het toewijsbare deel van de vordering geldt tevens dat de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht zal toepassen en dus verdachte de verplichting zal opleggen een bedrag, gelijk aan het door de rechtbank toe te wijzen schadebedrag, aan de Staat te betalen ten behoeve van de benadeelde partij.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
De benadeelde partij [slachtoffer 2] vordert een bedrag van € 600,-.
De officier van justitie heeft verzocht de vordering volledig toe te wijzen en een schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen tot dit bedrag.
Door de verdediging is aangevoerd dat de foto’s, de gouden ring en de ketting zijn geretourneerd. De overige schade is volgens de raadsvrouw niet nader onderbouwd zodat wordt verzocht deze af te wijzen.
De rechtbank is van oordeel dat de door de benadeelde partij geleden materiële schade bestaande uit een ID-kaart, foto’s voor ID-kaart, een invalidenparkeerkaart en contant geld verband houdt met het bewezenverklaarde strafbare feit en voldoende met stukken is onderbouwd. De rechtbank zal de civiele vordering tot een bedrag van € 125,85 aan materiële schade toewijzen, waarbij de omvang van de schade door de rechtbank op basis van de overgelegde stukken naar billijkheid op dat bedrag is begroot.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in het overige deel van de vordering ter zake vergoeding van materiële schade, bestaande uit de vergoeding van een handtas, een gouden ring, een ketting en een portemonnee, omdat dit deel van de vordering onvoldoende met stukken is onderbouwd en daarmee niet van zo eenvoudige aard is dat het zich leent voor behandeling in het strafgeding.
De rechtbank acht voldoende bewezen dat aan de benadeelde partij door hetgeen haar is aangedaan immateriële schade heeft geleden en dat zij uit dien hoofde terecht aanspraak maakt op vergoeding van die schade. De rechtbank kan in deze strafrechtelijke procedure niet exact vaststellen welk bedrag aan vergoeding voor de geleden immateriële schade juist is. Zij is echter van oordeel dat in ieder geval een bedrag van € 350,- aan schadevergoeding op zijn plaats is zodat zij dit bedrag zal toewijzen aan het slachtoffer.
De rechtbank zal derhalve de vordering tot een bedrag van € 475,85 toewijzen en zal tevens de wettelijke rente toewijzen met ingang van 7 april 2009.
Voor het toewijsbare deel van de vordering geldt tevens dat de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht zal toepassen en dus verdachte de verplichting zal opleggen een bedrag, gelijk aan het door de rechtbank toe te wijzen schadebedrag, aan de Staat te betalen ten behoeve van de benadeelde partij.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 6]
De benadeelde partij [slachtoffer 6] vordert een bedrag van € 250,-.
De officier van justitie heeft gesteld dat hij uit de vordering afleidt dat de materiële schade inmiddels is vergoed, zodat enkel een bedrag van € 250,- aan immateriële schade wordt gevorderd. Hij heeft verzocht de vordering volledig toe te wijzen en een schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen tot dit bedrag.
De vordering is niet betwist door de verdediging.
Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit het voegingsformulier dat in deze procedure een bedrag van € 250,- aan immateriële schade wordt gevorderd dat nog niet is vergoed. De overige kosten zijn reeds vergoed. De rechtbank acht de vordering - nu het tenlastegelegde bewezen is verklaard en de vordering voldoende is onderbouwd - toewijsbaar.
Het toegewezen bedrag zal vermeerderd worden met de wettelijke rente met ingang van 7 april 2009.
Voor het toewijsbare deel van de vordering geldt tevens dat de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht zal toepassen en dus verdachte de verplichting zal opleggen een bedrag, gelijk aan het door de rechtbank toe te wijzen schadebedrag, aan de Staat te betalen ten behoeve van de benadeelde partij.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 5]
De benadeelde partij [slachtoffer 5] vordert een bedrag van € 237,20.
De officier van justitie heeft verzocht de vordering volledig toe te wijzen en een schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen tot dit bedrag.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat enkel de bril kan worden vergoed. Ook de immateriële schade is volgens de verdediging onderbouwd. De raadsvrouw heeft verzocht om de materiële schade, behoudens de bril, af te wijzen wegens onvoldoende onderbouwing.
De rechtbank acht de vordering - nu het tenlastegelegde bewezen is verklaard en de vordering voldoende is onderbouwd - toewijsbaar. De vordering zal dan ook worden toegewezen.
De rechtbank zal tevens de wettelijke rente toewijzen met ingang van 10 maart 2009.
Voor het toewijsbare deel van de vordering geldt tevens dat de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht zal toepassen en dus verdachte de verplichting zal opleggen een bedrag, gelijk aan het door de rechtbank toe te wijzen schadebedrag, aan de Staat te betalen ten behoeve van de benadeelde partij.
7c. De beoordeling van de vordering na voorwaardelijke veroordeling
Op grond van het verhandelde ter terechtzitting acht de rechtbank de feitelijke grondslag van de vordering van de officier van justitie juist.
Zij zal derhalve de tenuitvoerlegging gelasten van de voorwaardelijke gevangenisstraf die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van de rechtbank te Rotterdam d.d. 20 juni 2008, onder parketnummer 10-711023-08.
8. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 24, 24c, 33, 33a, 36b, 36c, 36d, 36f, 37a, 37b, 45, 47, 57, 240b, 244, 282, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
9. De beslissing
De rechtbank, rechtdoende:
Spreekt verdachte vrij van de onder parketnummer 05/900388-09 onder 2 primair en onder parketnummer 05/601029-09 onder 7 tenlastegelegde feiten.
Verklaart bewezen dat verdachte de overige tenlastegelegde feiten, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van 7 (zeven) jaren.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoer¬legging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht.
Gelast dat veroordeelde ter beschikking wordt gesteld en beveelt dat hij van overheidswege zal worden verpleegd.
En voorts
Beveelt de onttrekking aan het verkeer van de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, zoals vermeld op de aangehechte beslaglijst onder de SVO-nummers 311, 142d tot en met 412-f, 1417 tot en met 1417-f, 1428 tot en met 1430, 1435, 1703 en 1932.
En voorts
Verklaart verbeurd de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, zoals vermeld op de aangehechte beslaglijst onder de SVO-nummers 1102 tot en met 1108, 1201 tot en met 1211, 1301, 1304, 1501 tot en met 1508E, 1702 tot en met 1702B, 1905, 1909, 1912, 1913 en 1924 tot en met 1927.
En voorts
Gelast de teruggave aan de rechthebbende van de inbeslaggenomen en nog niet teruggeven voorwerpen, zoals vermeld op de aangehechte beslaglijst onder de SVO-nummers 102 tot en met 108, 202 tot en met 208, 210 tot en met 210d, 301 tot en met 310, 312, 313, 315 tot en met 316A71, 401 tot en met 411, 412-a, 142-c, 1002 tot en met 1007, 1101, 1212 tot en met 1214, 1401 tot en met 1416, 1418 tot en met 1427-e, 1431 tot en met 1434, 1509, 1602, 1800a, 1803, 1805a, 1812, 1819, 1823 tot en met 1830, 1832 tot en met 1854, 1901 tot en met 1904, 1906 tot en met 1908, 1910, 1911, 1914 tot en met 1923, 1928 tot en met 1931 en 1933 tot en met 1938.
Ten aanzien van 05/900388-09 feit 1 en feit 2
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1].
Wijst de vordering van de benadeelde partij ten dele toe.
- Veroordeelt de veroordeelde - met dien verstande dat indien en voorzover medeverdachte betaalt ook veroordeelde daardoor tegenover [slachtoffer 1] zal zijn gekweten - tegen kwijting aan [slachtoffer 1], wonende te [adres], te betalen € 65,99 (zegge vijfenzestig euro en negenennegentig eurocent).
- Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
- Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk nu de vordering voor dat gedeelte niet van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding. Verstaat dat de vordering voor wat dit betreft kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
Maatregel van schadevergoeding ad € 65,99, subsidair 1 dag hechtenis.
- Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1], wonende te [adres], te betalen € 65,99 (zegge vijfenzestig euro en negenennegentig eurocent), bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 1 dag, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
- Bepaalt daarbij dat voldoening aan de ene betalingsverplichting de andere betalingsverplichting doet vervallen.
Ten aanzien van 05/601029-09 feit 1
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2].
Wijst de vordering van de benadeelde partij ten dele toe.
- Veroordeelt de veroordeelde - met dien verstande dat indien en voorzover medeverdachte betaalt ook veroordeelde daardoor tegenover [slachtoffer 2] zal zijn gekweten - tegen kwijting aan [slachtoffer 2], wonende te [adres], te betalen € 475,85 (zegge vierhonderdenvijfenzeventig euro en vijfentachtig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 7 april 2009.
- Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
- Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk nu de vordering voor dat gedeelte niet van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding. Verstaat dat de vordering voor wat dit betreft kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
Maatregel van schadevergoeding ad € 475,85, subsidiair 9 dagen hechtenis.
- Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2], wonende te [adres], te betalen € 475,85 (zegge vierhonderdenvijfenzeventig euro en vijfentachtig eurocent), bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van de hoofdsom te vervangen door hechtenis voor de duur van 9 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
- Bepaalt daarbij dat voldoening aan de ene betalingsverplichting de andere betalingsverplichting doet vervallen.
Ten aanzien van 05/601029-09 feit 5
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 6].
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe.
- Veroordeelt de veroordeelde - met dien verstande dat indien en voorzover medeverdachte betaalt ook veroordeelde daardoor tegenover [slachtoffer 6] zal zijn gekweten - tegen kwijting aan [slachtoffer 6], wonende te [adres], te betalen € 250,- (zegge tweehonderdvijftig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 7 april 2009.
- Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
Maatregel van schadevergoeding ad € 250,-, subsidiair 5 dagen hechtenis.
- Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 6], wonende te [adres], te betalen € 250,- (zegge tweehonderdvijftig euro), bij gebreke van volledi¬ge betaling en volledig verhaal van de hoofdsom te vervangen door hechtenis voor de duur van 5 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
- Bepaalt daarbij dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen.
Ten aanzien van parketnummer 05/601029-09 feit 4
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 5].
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe.
- Veroordeelt de veroordeelde - met dien verstande dat indien en voorzover medeverdachte betaalt ook veroordeelde daardoor tegenover [slachtoffer 5] zal zijn gekweten - tegen kwijting aan [slachtoffer 5], wonende te [adres], te betalen € 237,20 (zegge tweehonderdenzevenendertig euro en twintig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 10 maart 2009.
- Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
Maatregel van schadevergoeding ad € 237,20, subsidiair 4 dagen hechtenis.
- Legt op aan veroordeelde - met dien verstande dat indien en voorzover medeverdachte betaalt ook veroordeelde daardoor tegenover [slachtoffer 5] zal zijn gekweten - de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 5], wonende te [adres], te betalen € 237,20 (zegge tweehonderdenzevenendertig euro en twintig eurocent), bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van de hoofdsom te vervangen door hechtenis voor de duur van 4 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
- Bepaalt daarbij dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen.
De beslissing op de vordering van voorwaardelijke veroordeling
Gelast de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de rechtbank te Rotterdam, d.d. 20 juni 2008, onder parketnummer 10-711023-08.
Aldus gewezen door:
mr. T.P.E.E. van Groeningen (voorzitter), mr. J.P.M. Schwillens en mr. E. de Boer,
in tegenwoordigheid van mr. B.C.C. van den Bosch, griffier
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 22 maart 2010.