RECHTBANK ARNHEM
Sector bestuursrecht
registratienummer: AWB 10/178
uitspraak van de voorzieningenrechter ingevolge artikel 8:84 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van 12 maart 2010 in het geding tussen
[Verzoeker 1],
[Verzoeker 2],
verzoekers,
wonende te [woonplaats],
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Wageningen, verweerder,
de gemeente Wageningen, partij ex artikel 8:26 van de Awb,
te Wageningen.
Bij besluit van 18 augustus 2009, verzonden op 21 augustus 2009, heeft verweerder vrijstelling ingevolge artikel 19, tweede lid, van de Wet op de ruimtelijke ordening (WRO) en bouwvergunning verleend voor het plaatsen van het kunstwerk “Het vrijheidsvuur” op het perceel Generaal Foulkesweg ongenummerd ter hoogte van Generaal Foulkesweg 1 en 1b in Wageningen.
Tegen dat besluit is door onder meer verzoekers bezwaar gemaakt. Bij besluit van 1 december 2009 heeft verweerder onder meer verzoeker [verzoeker 1] niet-ontvankelijk verklaard in zijn bezwaren, het bezwaar van onder meer verzoeker [verzoeker 2] ongegrond verklaard, en het in bezwaar bestreden besluit gehandhaafd, onder toevoeging van het welstandsadvies van 2 november 2009 aan de motivering van dat besluit.
Hiertegen hebben verzoekers bij brief van 12 januari 2010 beroep ingesteld bij de rechtbank.
Op 20 oktober 2009 hebben verzoekers de voorzieningenrechter al in het kader van de bezwarenprocedure verzocht een voorlopige voorziening te treffen, in die zin dat de bestreden beslissing wordt geschorst. Onder toepassing van artikel 8:81, vijfde lid, wordt dat verzoek gelijkgesteld met een verzoek dat wordt gedaan hangende het beroep bij de rechtbank.
Het verzoek is behandeld ter zitting van 10 maart 2010. Namens verzoekers zijn aldaar verschenen [naam] en [Verzoeker 1]. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door mr. P.J. den Holder-Bettink en R. Berendsen.
Ingevolge artikel 8:81, eerste lid, van de Awb kan, indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld dan wel, voorafgaande aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
Ingevolge het tweede lid van genoemd artikel kan door een partij in de hoofdzaak een verzoek om een voorlopige voorziening worden gedaan, indien bij de rechtbank beroep is ingesteld.
De voorzieningenrechter overweegt als volgt.
Het verzoek om voorlopige voorziening is ingediend door [Verzoeker 1] (verder: [verzoeker 1]) “mede namens de 12 andere bewoners//bezwaarden van Appartementengebouw [naam], [adres]” en door [Verzoeker 2] (verder: [verzoeker 2]), [adres], “mede namens de 9 andere direct omwonenden/bezwaarden [adres]”.
Bij het bestreden besluit zijn onder meer de bewoners van de [adres] niet ontvankelijk in hun bezwaar verklaard.
De bezwaren van de bewoners van de [adres] zijn ongegrond verklaard.
[verzoeker 1] en [verzoeker 2] hebben het verzoekschrift ondertekend. Er bevindt zich geen machtiging bij de stukken van de personen die [verzoeker 1] en [verzoeker 2] zeggen te vertegenwoordigen.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is het verzoek om voorlopige voorziening alleen rechtsgeldig door [verzoeker 1] en [verzoeker 2] ingediend.
Verweerder heeft zijn niet-ontvankelijk verklaring van [verzoeker 1] er in navolging van de bezwarencommissie op gebaseerd, dat er vanuit de woning van [verzoeker 1] geen zicht is op de locatie voor “het vrijheidsvuur” (verder: het monument).
Daarnaast zou het monument geen invloed hebben op zijn woon en leefomgeving.
Ter zitting hebben partijen op basis van een situatietekening toegelicht waar de woning van [verzoeker 1] is gelegen ten opzichte van het monument. De voorzieningenrechter stelt vast, dat het monument aan de Generaal Foulkesweg komt te liggen, ter hoogte van de nummers 1 en 1b. Het appartementencomplex waarin [verzoeker 1] woont ligt aan dezelfde weg, op circa 200 meter hiervandaan. Hij heeft geen zicht op het monument.
[verzoeker 2] woont in een appartementencomplex, gelegen aan de andere kant van de Generaal Foulkesweg, op ongeveer 50 meter van het monument. Ter zitting is door verzoekers aangegeven en niet bestreden door verweerder, dat [verzoeker 2] op de hoek van dit complex woont die het dichtst bij de weg is gelegen en dat hij zicht heeft op het monument.
Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter heeft verweerder [verzoeker 1] op goede gronden niet-ontvankelijk verklaard in zijn bezwaar. De voorzieningenrechter acht [verzoeker 2] voorshands echter wel belanghebbend. De voorzieningenrechter zal daarom alsnog een inhoudelijk oordeel geven over het verzoek.
In artikel 44 van de Woningwet wordt een limitatieve opsomming gegeven van de gronden waarop een bouwvergunning kan worden geweigerd. Als een van deze gronden zich voordoet moet de bouwvergunning ook worden geweigerd.
Op grond van artikel 44 van de Woningwet moet de bouwvergunning onder meer worden geweigerd als er sprake is van strijdigheid met het bestemmingsplan of met redelijke eisen van welstand.
Niet in geding is dat het bouwplan niet past in de vigerende bestemmingsplannen.
Omdat de bouwaanvraag in strijd was de vigerende bestemmingsplannen “Veerstraat e.o. 1983” en “Veluvia 1983” heeft verweerder om vergunningverlening alsnog mogelijk te maken vrijstelling van het bestemmingsplan verleend, welke vrijstelling is geregeld in artikel 19, tweede lid, van de op deze aanvraag nog van toepassing zijnde Wet op de ruimtelijke ordening (WRO).
Verzoekers voeren aan, dat verweerder deze vrijstelling niet in redelijkheid heeft kunnen verlenen. Zij komen er tegen op, dat verweerder toch tot plaatsing in de nabijheid van het 5 mei plein heeft besloten, ondanks de vele bedenkingen van Wageningse burgers.
Ook betogen verzoekers dat verweerder zich met de keuze voor deze locatie niet heeft gehouden aan (de opdracht in) de motie van de raad van 19 december 2005.
De voorzieningenrechter stelt vast dat aan de motivering van de vrijstelling ten grondslag is gelegd de ruimtelijke onderbouwing van 16 maart 2009 van bureau SAB. Op voorhand blijkt niet dat deze onderbouwing naar inhoud of wijze van totstandkoming zodanige gebreken vertoont dat verweerder deze niet - of niet zonder meer - aan zijn oordeel ten grondslag had mogen leggen. Verzoekers hebben geen tegenadvies overgelegd.
De door verzoekers bedoelde motie van de raad heeft als opdracht aan het college:
• “het vrijheidsmonument op een andere locatie dan het 5 meiplein te plaatsen;
• en bij de plaatsing de geëigende ruimtelijke-ordeningprocedure te volgen”.
Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter ligt de locatie waarop het monument is voorzien niet op het 5 meiplein. Daargelaten of dat in de onderhavige procedure rechtens relevant is, is niet gebleken dat plaatsing van het monument in strijd is met deze motie. Ook deze grond kan daarom niet slagen.
Ter zitting hebben verzoekers betoogd dat het monument niet voldoet aan redelijke eisen van welstand, nu het, kort gezegd, niet past in de directe omgeving.
Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, onder andere de uitspraak van 8 juli 2009, 200806768/1, gepubliceerd op www.rechtspraak.nl met LJ-nummer BJ1906, mag verweerder, hoewel hij niet aan een welstandsadvies is gebonden en de verantwoordelijkheid voor welstandstoetsing bij hem berust, aan het advies in beginsel doorslaggevende betekenis toekennen. Tenzij het advies naar inhoud en wijze van totstandkoming zodanige gebreken vertoont dat verweerder dit niet - of niet zonder meer - aan zijn oordeel omtrent de welstand ten grondslag heeft mogen leggen, behoeft het overnemen van een welstandsadvies in beginsel geen nadere toelichting. Dit is anders indien de aanvrager of een derde-belanghebbende een advies overlegt van een andere deskundig te achten persoon of instantie dan wel gemotiveerd aanvoert dat het welstandsadvies in strijd is met de volgens de welstandsnota geldende criteria.
De voorzieningenrechter leest in het verslag van de zitting van verweerders bezwaarschriftencommissie op 2 november 2009, dat verweerder ter zitting een gemotiveerd welstandsadvies heeft overgelegd. De bezwaarschriftencommissie noch verzoekers waren hier van tevoren van op de hoogte. Op die zitting heeft één van de bezwaarmakers (volgens het verslag van de zitting [verzoeker 1]) gevraagd of zij daar nog op konden reageren. Volgens het verslag heeft de voorzitter gesteld, dat het voor bezwaarmakers niet meer mogelijk was om een tegenadvies in te brengen.
Deze reactie van de voorzitter komt de voorzieningenrechter onjuist voor. Uiteraard kunnen bezwaarmakers tot aan het besluit op bezwaar nog aanvullende stukken indienen. Ook nu nog, in de beroepsprocedure bij de rechtbank, kunnen degenen, die beroep hebben ingesteld, tot tien dagen voor de zitting nog een deskundig tegenadvies inbrengen ter onderbouwing van hun beroepsgronden.
Dat laat onverlet, dat verzoekers thans geen deskundig tegenadvies hebben overgelegd ter ondersteuning van hun argumenten. Nu verweerder voor zijn oordeel, dat het monument voldoet aan redelijke eisen van welstand, wel kan verwijzen naar een gemotiveerd welstandsadvies, en dit advies naar dezerzijds voorlopig oordeel naar inhoud en wijze van totstandkoming niet zodanige gebreken vertoont dat het college dit niet - of niet zonder meer - aan zijn oordeel omtrent de welstand ten grondslag heeft mogen leggen, kan deze grond van verzoekers niet slagen.
Ook hetgeen overigens door verzoekers is aangevoerd kan niet leiden tot het treffen van een voorziening.
De voorzieningenrechter acht geen termen aanwezig over te gaan tot een proceskostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Awb.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening af.
Aldus gegeven door mr. J.J. Penning, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.G.J. Litjens, griffier.
De griffier, De voorzieningenrechter,
Uitgesproken in het openbaar op 12 maart 2010.
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.