ECLI:NL:RBARN:2010:BM1301

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
14 april 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
191775
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheidsincident en vernietigbaarheid van arbitraal beding in civiele procedure

In deze zaak, die voor de Rechtbank Arnhem is behandeld, betreft het een bevoegdheidsincident waarbij de eisers zich verzetten tegen de bevoegdheid van de rechtbank. De gedaagde, Siebenheller Breure en Partners B.V., beroept zich op een arbitraal beding dat volgens haar van toepassing is, en stelt dat de rechtbank zich onbevoegd moet verklaren. De eisers, die consumenten zijn, voeren aan dat het arbitraal beding onredelijk bezwarend is en daarom vernietigbaar op grond van artikel 6:233 BW. De rechtbank heeft de procedure in het incident beoordeeld aan de hand van de Standaardvoorwaarden 1997 en het Arbitragereglement van de Stichting Arbitrage Instituut Bouwkunst. De rechtbank overweegt dat het arbitraal beding, dat geschillen uitsluit van de gewone rechter, onredelijk bezwarend is voor de consumenten, omdat het hen de mogelijkheid ontneemt om in beroep te gaan tegen een arbitraal vonnis. Dit is in strijd met de richtlijn inzake oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten. De rechtbank concludeert dat het arbitraal beding vernietigbaar is en verklaart zich bevoegd om van het geschil kennis te nemen. De vordering van Siebenheller wordt afgewezen, en de rechtbank veroordeelt Siebenheller in de kosten van het incident. De zaak wordt vervolgens naar de rol verwezen voor conclusie van antwoord aan de zijde van Siebenheller.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 191775 / HA ZA 09-1934
Vonnis in incident van 14 april 2010
in de zaak van
1. [eis.1hfdz./verw.1inc.],
wonende te [woonplaats],
2. [eis.2hfdz./verw.2inc.],
wonende te [woonplaats],
3. [eis.3hfdz./verw.3inc.],
wonende te [woonplaats],
4. [eis.4hfdz./verw.4inc.],
wonende te [woonplaats],
eisers in de hoofdzaak,
verweerders in het incident,
advocaat mr. B.N.J. Michielsen-de Wilde te Heilig Landstichting,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SIEBENHELLER BREURE EN PARTNERS B.V.,
gevestigd te Huissen,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat mr. H.A. Schenke te Nijmegen.
Partijen zullen hierna – beide in mannelijk enkelvoud – [eis.1hfdz./verw.1inc.] en [eis.3hfdz./verw.3inc.] alsmede Siebenheller genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de incidentele conclusie tot onbevoegdverklaring
- de incidentele conclusie van antwoord.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.
2. in het incident
2.1. Voor alle weren beroept Siebenheller zich op onbevoegdheid van de rechtbank. Zij stelt dat tussen partijen de Standaardvoorwaarden 1997 Rechtsverhouding opdrachtgever-achitect (SR 1997) toepasselijk zijn, volgens welke voorwaarden het Arbitrage Instituut Bouwkunst (AIBK) als scheidsgerecht bevoegd is de geschillen tussen partijen te behandelen. De rechtbank dient zich volgens Siebenheller om die reden onbevoegd te verklaren. [eis.1hfdz./verw.1inc.] en [eis.3hfdz./verw.3inc.] voeren verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
2.2. [eis.1hfdz./verw.1inc.] en [eis.3hfdz./verw.3inc.] erkennen de toepasselijkheid van de SR 1997 op hun respectieve rechtsverhoudingen [eis.1hfdz./verw.1inc.]/Siebenheller en [eis.3hfdz./verw.3inc.]/Siebenheller.
2.3. In verband met de beoordeling van de incidentele vordering zijn van belang
- artikel 44 lid 1van de SR 1997, dat luidt:
Artikel 44 Geschillen
1
Alle geschillen – daaronder mede begrepen die, welke slechts door één der partijen als zodanig worden beschouwd – die tussen de opdrachtgever en de architect of hun rechtsopvolgers of rechtverkrijgenden ontstaan naar aanleiding van de opdracht, dan wel van overeenkomsten die daarvan een uitvloeisel zijn, worden, met uitsluiting van de gewone rechter, beslecht door arbitrage overeenkomstig het Arbitragereglement van de Stichting Arbitrage Instituut Bouwkunst, zoals dat luidt drie maanden voor de dag waarop de opdracht tot stand komt.
- artikel 22 van het Arbitragereglement van de Stichting Arbitrage Instituut Bouwkunst (hierna: het Arbitragereglement), dat luidt:
22. Hoger beroep
Tegen een door het scheidsgerecht voor de samengevoegde gedingen gewezen vonnis staat uitsluitend hoger beroep open indien en voor zover:
a. alle op de oorspronkelijke gedingen toepasselijke reglementen in de mogelijkheid van arbitraal hoger beroep voorzagen, of
b. de bij het samengevoegde geding betrokken partijen bij overeenkomst in de mogelijkheid van arbitraal hoger beroep hebben voorzien of daarin alsnog voorzien.
2.4. [eis.1hfdz./verw.1inc.] en [eis.3hfdz./verw.3inc.] voeren aan dat het arbitraal beding onredelijk bezwarend is en beroepen zich op vernietigbaarheid van het beding. De rechtbank overweegt dat een beding in algemene voorwaarden ingevolge artikel 6:233 aanhef en sub a BW vernietigbaar is indien het, gelet op de aard en de overige inhoud van de overeenkomst, de wijze waarop de voorwaarden tot stand zijn gekomen, de wederzijds kenbare belangen van partijen en de overige omstandigheden van het geval, onredelijk bezwarend is voor de wederpartij. De rechtbank overweegt dat deze bepaling, waar nodig, moet worden uitgelegd overeenkomstig de Richtlijn 93/13/EEG inzake oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten.
2.5. Partijen verschillen van mening over de vraag of de arbitrageregeling hoger beroep tegen een arbitraal vonnis openstelt. Daaromtrent wordt het volgende overwogen. Artikel 22 Arbitragereglement is het enige artikel in het Arbitragereglement dat betrekking heeft op hoger beroep en dit artikel stelt slechts in de daarin omschreven samengevoegde gedingen de mogelijkheid van hoger beroep open. Daaruit moet worden geconcludeerd dat tegen een arbitraal vonnis in een geschil als het onderhavige geen hoger beroep openstaat.
2.6. Siebenheller heeft wel aangevoerd dat als gevolg van een fusie van de Raad van Arbitrage voor de Bouw en het AIBK sedert 31 december 2007 wél arbitraal hoger beroep voor partijen openstaat en dat met ingang van 10 februari 2008 het arbitragereglement van de Raad van Arbitrage voor de Bouw d.d. 27 mei 2006 ook nog eens formeel van toepassing is verklaard op de Arbitrageprocedure bij het AIBK, maar dat gaat niet op. De opdrachten van [eis.1hfdz./verw.1inc.] en [eis.3hfdz./verw.3inc.] aan Siebenheller dateren immers uit 2007. Volgens artikel 44 lid 1 SR 1997 dienen latere wijzigingen van het Arbitragereglement buiten beschouwing te blijven en dat is naar het oordeel van de rechtbank niet anders als het wijzigingen betreft in de vorm van het toepasselijk verklaren van andere regelgeving, in dit geval het arbitragereglement van de Raad van Arbitrage voor de Bouw
2.7. Dit betekent dat naar het oordeel van de rechtbank geen hoger beroep tegen een arbitraal vonnis zal openstaan. Dat niet valt in te zien waarom arbiters tegen een eventueel hoger beroep formeel bezwaar zouden hebben en dat Siebenheller met een eventueel hoger beroep zal kunnen instemmen, zoals Siebenheller aanvoert, maakt dat niet anders.
2.8. Voor de beoordeling van het onderhavige arbitraal beding acht de rechtbank van belang dat het arbitraal beding van toepassing is verklaard in een overeenkomst tussen consumenten ([eis.1hfdz./verw.1inc.] en [eis.3hfdz./verw.3inc.]) en een bedrijfsmatig handelende rechtspersoon (Siebenheller) zonder dat, naar moet worden aangenomen, daarover afzonderlijk is onderhandeld. Over de inhoud van het arbitraal beding is evenmin onderhandeld, terwijl op grond van dit arbitraal beding geschillen tussen partijen met uitsluiting van de rechter worden beslist door (een) arbiter(s) zonder de mogelijkheid van hoger beroep. De consument heeft dus niet de mogelijkheid zich tot de burgerlijke rechter te wenden en evenmin de mogelijkheid in beroep te gaan tegen een arbitraal vonnis.
2.9. Dat laatste, de onmogelijkheid voor de consument zich tot de burgerlijke rechter te wenden en om in beroep te gaan, is ook in het kader van voormelde richtlijnconforme interpretatie van belang. Op grond van het onderhavig beding kan de consument zich bij een geschil met de verkoper uitsluitend tot arbitrage wenden en niet tot de burgerlijke rechter. Hoger beroep staat niet open. Er is naar het oordeel van de rechtbank derhalve sprake van een beding dat tot doel of gevolg heeft het indienen van een beroep of het instellen van een rechtsvordering door de consument te beletten of te belemmeren, zoals opgenomen in de bij de richtlijn gevoegde bijlage onder q. Ingevolge artikel 3 van de richtlijn kan een dergelijk beding als oneerlijk worden aangemerkt.
2.10. Gezien bovengenoemde omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat onderhavig arbitraal beding onredelijk bezwarend is in de zin van artikel 6:233 aanhef en onder a BW. [eis.1hfdz./verw.1inc.] en [eis.3hfdz./verw.3inc.] komt derhalve een beroep op vernietiging van dit beding toe. De vordering in het incident zal dan ook worden afgewezen, zodat de rechtbank bevoegd is van het onderhavige geschil kennis te nemen.
2.11. Siebenheller zal worden veroordeeld in de kosten van dit incident, gevallen aan de zijde van [eis.1hfdz./verw.1inc.] en [eis.3hfdz./verw.3inc.]. Deze bedragen € 2.000,00 (1 punt x € 2.000,00, tarief VI) wegens salaris advocaat.
in de hoofdzaak
2.12. De rechtbank zal de zaak naar de rol verwijzen voor conclusie van antwoord aan de zijde van Siebenheller.
2.13. Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
3. De beslissing
De rechtbank
in het incident
3.1. wijst de vordering af,
3.2. veroordeelt Siebenheller in de kosten van het incident, gevallen aan de zijde van [eis.1hfdz./verw.1inc.] en [eis.3hfdz./verw.3inc.] en tot aan dit vonnis begroot op € 2.000,00,
in de hoofdzaak
3.3. bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 26 mei 2010 voor conclusie van antwoord aan de zijde van Siebenheller,
3.4. houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. O. Nijhuis en in het openbaar uitgesproken op 14 april 2010.