ECLI:NL:RBARN:2010:BM2079

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
21 april 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
188691
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.W. Huijgen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging samenwerkingsovereenkomst en geschil over retourprovisies tussen Financial Connection Groep B.V. en andere partijen

In deze zaak, die voor de Rechtbank Arnhem werd behandeld, stond de beëindiging van een samenwerkingsovereenkomst centraal. Financial Connection Groep B.V. (FCG) had een samenwerkingsovereenkomst gesloten met [ged.1conv./eis.1reconv.] en [ged.2conv./eis.2reconv.] voor de bemiddeling in financiële producten. Het geschil ontstond over de vraag of [ged.1conv./eis.1reconv.] de retourprovisies volledig moest vergoeden of slechts voor 65%, aangezien FCG bij het afsluiten van de producten ook slechts 65% van de provisie ontving. De rechtbank oordeelde dat de overeenkomst duidelijk stelde dat [ged.1conv./eis.1reconv.] volledig aansprakelijk was voor de retourprovisies, ongeacht het percentage dat FCG ontving. De rechtbank verwierp het beroep van [ged.1conv./eis.1reconv.] op dwaling en misbruik van omstandigheden, omdat zij geacht werd voldoende ervaring te hebben in de branche en de overeenkomst goed te hebben begrepen. De rechtbank concludeerde dat [ged.1conv./eis.1reconv.] 100% van de retourprovisies moest vergoeden, en dat de vordering van FCG in conventie kon worden toegewezen. De zaak werd vervolgens naar de rol verwezen voor verdere behandeling van de omvang van het retourprovisiefonds en de bijbehorende renteverplichtingen.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 188691 / HA ZA 09-1475
Vonnis van 21 april 2010
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
FINANCIAL CONNECTION GROEP B.V.,
gevestigd te Elst, gemeente Overbetuwe,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. G.J. de Bock te Leiden,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[ged1.conv./eis1.reconv.],
gevestigd te [vest.plaats],
2. [ged.2conv./eis2reconv.],
wonende te [woonplaats],
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
advocaat mr. G. Altena te Arnhem.
Partijen zullen hierna FCG en [gedn.conv./eis.reconv.] genoemd worden. [gedn.conv./eis.reconv.] worden afzonderlijk aangeduid met [ged.1conv./eis.1reconv.] en [ged.2conv./eis.reconv.].
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 21 oktober 2009
- het proces-verbaal van comparitie van 9 februari 2010
- de conclusie van antwoord in reconventie tevens akte overlegging producties.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. FCG en [ged.1conv./eis.1reconv.] hebben op 16 juli 2007 een samenwerkingsovereenkomst gesloten voor de duur van tweeënhalf jaar. Het betrof het faciliteren van bemiddeling in verzekeringen, hypotheken, pensioenen en aanverwante financiële producten.
2.2. De schriftelijke samenwerkingsovereenkomst is voor FCG ondertekend door haar bestuurder [bestuurder] en voor [ged.1conv./eis.1reconv.] door haar bestuurder [ged.2conv./eis.reconv.]. [ged.2conv./eis.reconv.] heeft tevens voor zichzelf getekend bij na te melden hoofdelijkheidsverklaring.
De overeenkomst bevat onder meer het volgende:
2.2.1. In artikel 5, betreffende de wederzijdse financiële rechten en verplichtingen, is in lid 5 bepaald dat [ged.1conv./eis.1reconv.] 65% toekomt van de omzet die FCG door tussenkomst van [ged.1conv./eis.1reconv.] genereert.
2.2.2. In artikel 5 lid 8 is bepaald dat in verband met het terugboekingrisico 10% van de vergoeding die [ged.1conv./eis.1reconv.] toekomt wordt gereserveerd bij een op te richten retourprovisie stichting. [ged.1conv./eis.1reconv.] dient zorg te dragen voor 5% reservering. Het betreft terugboekingrisico inzake de retourprovisies die door tussenpersonen aan de verzekeringsmaatschappijen moeten worden terugbetaald indien verzekeringen voortijdig worden beëindigd.
2.2.3. In artikel 5 lid 9 is bepaald dat FCG over het saldo van de stichting aan [ged.1conv./eis.1reconv.] een rente zal vergoeden van 3% op jaarbasis en dat deze rente periodiek aan de retourprovisie stichting wordt toegevoegd.
2.2.4. In artikel 12, betreffende tussentijdse beëindiging, is in lid 3 bepaald dat [ged.1conv./eis.1reconv.] volledig persoonlijk verantwoordelijk en aansprakelijk blijft voor de afrekening van verkochte producten, ‘hieronder begrepen de afrekening van eventueel verschuldigde retourprovisies, ongeacht het tijdstip waarop deze door de maatschappijen in rekening gebracht worden’.
2.2.5. In artikel 13, betreffende de verplichtingen bij beëindigde overeenkomst, is vastgelegd dat [ged.1conv./eis.1reconv.] na beëindiging van de overeenkomst, indien [ged.1conv./eis.1reconv.] werkzaam blijft in de branche, verplicht is het gedeelte van de assurantieportefeuille over te nemen, dat bestaat uit de relaties waarmee [ged.1conv./eis.1reconv.] de contacten onderhield en waarmee door haar tussenkomst producten zijn gesloten. Daarbij is bepaald dat in voorkomend geval [ged.1conv./eis.1reconv.] eveneens verplicht is deze producten intermediair te wijzigen op een wijze waarop het terugboekingrisico op [ged.1conv./eis.1reconv.] overgaat.
2.2.6. In een onderschrift heeft [ged.2conv./eis.reconv.] zich bij de samenwerkingsovereenkomst verbonden om bij overschrijding van een bepaalde drempel hoofdelijk in te staan voor de verplichtingen ten aanzien van de retourprovisies na beëindiging van de samenwerking.
2.3. FCG heeft voldaan aan de in artikel 5 lid 8 van de samenwerkingsovereenkomst vastgelegde verplichting en heeft 10% van de aan [ged.1conv./eis.1reconv.] uitgekeerde provisie gereserveerd bij de retourprovisie stichting. [ged.1conv./eis.1reconv.] heeft niet voldaan aan haar verplichting om 5% te reserveren.
2.4. De samenwerkingsovereenkomst is op verzoek van [ged.1conv./eis.1reconv.] voortijdig met terugwerkende kracht per 1 december 2008 beëindigd. [ged.1conv./eis.1reconv.] heeft het gedeelte van de assurantieportefeuille, bestaande uit de relaties waarmee zij de contacten onderhield en waarmee door haar tussenkomst producten zijn gesloten, niet overgenomen.
2.5. Op 12 februari 2009 hebben partijen een vaststellingsovereenkomst getekend. [ged.2conv./eis.reconv.] tekende voor zich en als bestuurder van [ged.1conv./eis.1reconv.].
2.5.1. In artikel 1 lid 2 van deze vaststellingsovereenkomst is bepaald dat onder meer de bepalingen van artikel 12 lid 3 en artikel 13 van de samenwerkingsovereenkomst onverkort van kracht blijven.
2.5.2. In artikel 2 ‘Financiële afwikkeling’ is in lid 1 bepaald dat [ged.1conv./eis.1reconv.] binnen vijf dagen na ondertekening aan FCG zal overmaken:
- training Krauthammer € 1.500,00
- retourboeking Wagemaker € 3.131,07
- vergoeding conform artikel 12 lid 6 € 6.000,00
2.5.3. In artikel 2 lid 2 is bepaald:
Indien en voor zover Financial Connection na beëindiging van de Samenwerking met retourprovisie(s) wordt geconfronteerd, welke niet kan/kunnen worden verrekend met de beschikbare middelen uit de retourprovisie stichting, staat [ged.1conv./eis.1reconv.] alsmede [ged.2conv./eis.reconv.], hoofdelijk, jegens Financial Connection garant voor voldoening van die retourprovisiebedragen. [ged.1conv./eis.1reconv.] en/of [ged.2conv./eis.reconv.] zal op eerste verzoek van Financial Connection de retourprovisiebedragen voldoen aan Financial Connection. Bij niet-voldoening binnen de door Financial Connection gestelde belatingstermijn zijn [ged.1conv./eis.1reconv.] en/of [ged.2conv./eis.reconv.] aan Financial Connection over de retourprovisiebedragen een rente verschuldigd die gelijk is aan de wettelijke rente plus 3%. In voorkomend geval is [ged.1conv./eis.1reconv.] en/of [ged.2conv./eis.reconv.] tevens gehouden aan Financial Connection alle kosten (advocaat, deurwaarder, et cetera) te voldoen die verband houden met het verhalen van de retourprovisiebedragen.
2.5.4. In artikel 3 lid 2 is bepaald dat partijen afstand doen van het recht om deze vaststellingsovereenkomst te ontbinden en/of te vernietigen.
2.6. Het totaal van de bedragen genoemd in artikel 2 lid 1 van de vaststellingsovereenkomst is € 10.631,07. [ged.1conv./eis.1reconv.] heeft hiervan € 7.500,00 betaald en de rest onbetaald gelaten.
2.7. Het totaalbedrag aan retourprovisies, die door verschillende maatschappij ten laste van haar rekening-courant zijn gebracht, is bij FCG opgelopen tot € 27.019,54. Dit is inclusief de in artikel 2 lid 1 van de vaststellingsovereenkomst genoemde retourboeking Wagemaker ten bedrage van € 3.131,07.
2.8. Met verlof van de voorzieningenrechter heeft FCG op 12 juni 2009 ten laste van [ged.1conv./eis.1reconv.] conservatoir derdenbeslag laten leggen onder de ABN AMRO Bank N.V. Het verlof was verleend op voorwaarde dat de eis in de hoofdzaak zou worden ingesteld binnen 21 dagen van de beslaglegging. Deze termijn is op verzoek van FCG door de voorzieningenrechter verlengd met 4 weken te rekenen vanaf 2 juli 2009. De dagvaarding is uitgebracht op 31 juli 2009.
3. Het geschil
in conventie
3.1. FCG vordert, samengevat, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
I te verklaren voor recht dat [gedn.conv./eis.reconv.] hoofdelijk volledig garant staat (100%) voor de voldoening aan FCG van de retourprovisies die reeds verschuldigd zijn en in de toekomst nog verschuldigd zullen worden en dat [gedn.conv./eis.reconv.] op eerste verzoek van FCG gehouden is de door FCG gespecificeerde retourprovisiebedragen te voldoen aan FCG;
II veroordeling van [ged.1conv./eis.1reconv.] tot betaling van € 17.343,90, waarvan voor een bedrag van € 12.963,89 ter zake de retourprovisiebedragen [gedn.conv./eis.reconv.] hoofdelijk, met veroordeling van [ged.1conv./eis.1reconv.] in de kosten van het beslag;
III [gedn.conv./eis.reconv.] hoofdelijk te veroordelen in de proceskosten binnen 14 dagen na dagtekening van het vonnis, te vermeerderen met rente en nakosten.
3.2. Het onder II gevorderde bedrag van € 17.343,90 is opgebouwd uit een hoofdsom van € 20.392,16 vermeerderd met verstreken rente tot en met 23 juli 2009 ad € 1.047,74 en buitengerechtelijke incassokosten ad € 3.404,00 minus de betaling van € 7.500,00.
De hoofdsom van € 20.392,16 bestaat uit het bedrag van € 10.631,07 minus de retourboeking Wagemaker van artikel 2.1. van de vaststellingsovereenkomst, vermeerderd met het verschil tussen de afgeboekte retourprovisies, inclusief de retourboeking Wagemaker, en het saldo van het retourprovisiefonds. Dit saldo was volgens FCG € 14.127,38.
De gevorderde rente betreft de wettelijke handelsrente over het bedrag van € 10.631,07 en de wettelijke rente plus 3% over het saldo van de retourprovisies en het fonds ten bedrage van € 9.761,09.
3.3. [gedn.conv./eis.reconv.] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.4. [gedn.conv./eis.reconv.] vordert, samengevat:
I voorwaardelijk: partiële vernietiging van zowel de samenwerkingsovereenkomst als de vaststellingsovereenkomst, primair wegens strijd met de eisen van de redelijkheid en billijkheid, subsidiair wegens misbruik van omstandigheden en meer subsidiair wegens dwaling, met verklaring voor recht dat [gedn.conv./eis.reconv.] niet gehouden is tot enige terugbetaling wegens retourprovisies voor zover dit de door [ged.1conv./eis.1reconv.] ontvangen 65% overschrijdt en slechts voor zover het saldo van het retourprovisiefonds niet toereikend blijkt te zijn;
II veroordeling van FCG tot verstrekking van alle bescheiden betreffende het retourprovisiefonds, op straffe van een dwangsom, met verklaring voor recht dat het meerdere boven € 14.127,38 in mindering strekt op hetgeen waartoe [gedn.conv./eis.reconv.] in conventie zal worden veroordeeld en dat zij dit mag verrekenen;
III veroordeling van FCG tot betaling van een rentevergoeding van 3% op jaarbasis over het saldo van het retourprovisiefonds vanaf 16 juli 2007;
IV veroordeling van FCG tot betaling aan [ged.1conv./eis.1reconv.] van 65% van door FCG ontvangen provisiegelden van verzekeraar Conservatrix terzake van een verzekeringsovereenkomst van [betrokkene1];
V veroordeling van FCG in de kosten van het geding.
3.5. FCG voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
in conventie en in reconventie
De uitleg van de overeenkomst:
4.1. De kern van het geschil is de vraag of [ged.1conv./eis.1reconv.] de retourprovisies, die de verschillende maatschappijen bij FCG in rekening brengen voor via [ged.1conv./eis.1reconv.] afgesloten voortijdig beëindigde financiële producten, volledig moet vergoeden dan wel slechts voor 65%, gelet op het feit dat [ged.1conv./eis.1reconv.] bij het afsluiten van die producten ook slechts 65% van de provisie ontving, terwijl FCG 35% behield.
4.2. De tekst van de vaststellingovereenkomst biedt geen steun voor het standpunt van [gedn.conv./eis.reconv.] dat deze overeenkomst aldus moet worden uitgelegd dat [ged.1conv./eis.1reconv.] slechts 65% van de bij FCG afgeboekte retourprovisies zou hoeven te vergoeden. In het bij de feiten geciteerde artikel 2 lid 2 staat duidelijk dat [ged.1conv./eis.1reconv.] garant moet staan voor de voldoening van de retourprovisiebedragen, waarmee FCG na beëindiging van de samenwerking wordt geconfronteerd, voor zover deze bedragen niet verrekend kunnen worden met de beschikbare middelen van het retourprovisiefonds. Er staat: ‘de’ provisiebedragen en niet ‘65% van’ de provisiebedragen. Dit duidt op 100%.
4.3. Nu is het wel zo dat niet alleen naar de grammaticale tekst van een op schrift gestelde overeenkomst moet worden gekeken, maar dat, volgens vaste jurisprudentie, voor de vraag hoe in een schriftelijk contract de verhouding van partijen is geregeld en of dit contract een leemte laat die moet worden aangevuld, het aankomt op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan de bepalingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Daarbij komt betekenis toe aan wat de partijen bij de onderhandelingen tegen elkaar hebben gezegd en wat zij over en weer uit elkaars verklaringen en gedragingen in redelijkheid hebben mogen opmaken, terwijl in een geval als het onderhavige, waarbij de overeenkomst voortbouwt op een voorafgaande samenwerkingsovereenkomst, ook in ogenschouw moet worden genomen hoe de partijen in die samenwerkingsovereenkomst hun onderlinge rechtsverhouding hadden geregeld en voorts van belang kan zijn wat gebruikelijk is in de branche, waarin zij hebben samengewerkt.
4.4. Dat de bewoordingen van het contract niet doorslaggevend zijn, betekent echter niet dat zij niet van belang zijn. Te dien aanzien geldt in het onderhavige geval dat voor een van de grammaticale tekst afwijkende lezing slechts beperkt ruimte is, aangezien beide partijen professionele financiële dienstverleners zijn en hun core-business het tot stand brengen van contracten is, terwijl zij in de onderhavige contracten hun onderlinge verhouding binnen deze business hebben willen vastleggen. Zij moeten geacht worden schriftelijke contracten te kunnen redigeren en ook te kunnen lezen en interpreteren en zij moeten bekend worden verondersteld met het gebruik in de branche. In beginsel moet daarom ervan worden uitgegaan dat partijen bedoeld hebben wat er staat en dat zij niet bedoeld hebben wat er niet staat.
4.5. [gedn.conv./eis.reconv.] betoogt weliswaar bij haar beroep op dwaling en misbruik van omstandigheden dat zij geen ervaring heeft met dit soort overeenkomsten, maar hieraan gaat de rechtbank voorbij. [gedn.conv./eis.reconv.] kan zich ter ondersteuning van haar interpretatie van de overeenkomsten niet tegelijkertijd beroepen op haar onervarenheid én op het gebruik in de branche. Indien zij geen ervaring had, kon zij namelijk dat gebruik niet kennen en kon zij de contracten niet lezen met dat gebruik voor ogen.
De rechtbank gaat er dan ook van uit dat FCG gelijk heeft bij haar tegenspraak van die onervarenheid en dat [ged.1conv./eis.1reconv.] wel ervaren was of anders zich heeft kunnen en moeten laten voorlichten door een wel deskundige adviseur, hetgeen overigens ook wel verondersteld mag worden bij een onderneming die zich toelegt op de bemiddeling in financiële producten, die, zoals blijkt uit de jurisprudentie, tamelijk ingewikkeld in elkaar kunnen steken.
4.6. Voorts blijkt uit de stukken dat [gedn.conv./eis.reconv.] de vaststellingsovereenkomst eerst in concept ter goedkeuring heeft ontvangen en dat zij de ruimschoots gelegenheid heeft gehad om dit document te bestuderen en zich ter zake te laten adviseren. Zij mailt zelf op 12 februari 2009 dat zij lang bezig is geweest met haar besluitvorming.
4.7. Voor de aldus beperkte para-grammaticale uitleg van voormeld artikel 2.2. van de vaststellingsovereenkomst moet dus gekeken worden naar omliggende omstandigheden. Hierbij hecht de rechtbank veel betekenis aan de bepaling in artikel 1 lid 2, inhoudend dat de bepalingen van artikel 12 lid 3 en artikel 13 van de beëindigde samenwerkingsovereenkomst onverkort van kracht blijven.
In artikel 12 lid 3 van de samenwerkingsovereenkomst was bepaald dat [ged.1conv./eis.1reconv.] bij beëindiging ‘volledig’ aansprakelijk was voor de afrekening van eventueel verschuldigde retourprovisies. Volledig betekent in normaal spraakgebruik: voor 100%.
In artikel 13 lid 3 was bepaald dat [ged.1conv./eis.1reconv.] het aan haar toe te schrijven deel van de assurantieportefeuille moest overnemen en dat zij de desbetreffende producten intermediair moest wijzigen op een wijze waarop het terugboekingrisico op haar zou overgaan. Dan zou dat risico dus ook voor 100% bij haar komen te liggen.
4.8. Voorts is van belang dat ter comparitie, na bestudering van de onderliggende rekening-courant overzichten, is komen vast te staan dat het in artikel 2 lid 1 van de vaststellingsovereenkomst genoemde bedrag voor retourboeking Wagemaker van € 3.131,07 gelijk is aan het volledige bedrag van de afsluitprovisie dat FCG voorheen in de maand juli 2008 van de desbetreffende maatschappij, Westland Utrecht, voor dit financiële product had ontvangen en dus niet aan de 65% minus reservering retourprovisiefonds die FCG ter zake aan [ged.1conv./eis.1reconv.] had doorbetaald.
4.9. Het is mogelijk dat [gedn.conv./eis.reconv.] dit bij de ondertekening van de vaststellingsovereenkomst niet heeft onderkend, maar dit is dan voor haar risico, omdat zij geacht kon worden uit haar eigen administratie te hebben kunnen opmaken welk bedrag ter zake aan haar was uitgekeerd, terwijl zij voldoende gelegenheid heeft gehad om dit na te gaan. In deze geldt dat niet alleen van belang is wat [gedn.conv./eis.reconv.] uit de vermeldingen van FCG in de concept overeenkomst in redelijkheid heeft mogen begrijpen, maar ook wat FCG van haar kant in redelijkheid heeft mogen begrijpen uit het achterwege laten van commentaar of nadere vragen zijdens [gedn.conv./eis.reconv.]. Dat was in dit geval dat [ged.1conv./eis.1reconv.] ermee akkoord ging dat zij de volledige afsluitprovisie Wagemaker zou vergoeden.
4.10. Al deze omstandigheden wijzen derhalve op de juistheid van de uitleg van FCG dat [gedn.conv./eis.reconv.] moest instaan voor 100% van de retourprovisies. Gesteld noch gebleken is dat in mondelinge of andere schriftelijke uitlatingen tussen partijen iets anders te verstaan is gegeven. Wat in dezen gebruikelijk is in de branche is in dit geding niet komen vast te staan en behoeft bewijslevering, maar de rechtbank zal [gedn.conv./eis.reconv.] niet tot deze bewijslevering toelaten, omdat partijen als professionele financiële dienstverleners onderling duidelijke afspraken hebben gemaakt omtrent hun rechtsverhouding, waarbij in de omstandigheden van dit geval niet ter zake doet of deze afspraken in overeenstemming zijn met het gebruik in de branche.
4.11. Ingevolge die afspraken moet [ged.1conv./eis.1reconv.] 100% van de afgeboekte retourprovisies voor haar rekening nemen voor zover deze niet gedekt zijn door het retourprovisiefonds.
Vernietiging:
4.12. Vervolgens komt aan de orde of [gedn.conv./eis.reconv.], zoals zij vordert, de desbetreffende bepalingen in de samenwerkingsovereenkomst en de vaststellingsovereenkomst kan vernietigen wegens strijd met de eisen van de redelijkheid en billijkheid dan wel wegens een wilsgebrek.
4.13. Deze vraag wordt door de rechtbank ontkennend beantwoord. De derogerende werking van de beginselen van de redelijkheid en de billijkheid bieden geen vernietigingsgrond en in dit geval een wilsgebrek evenmin, aangezien de samenwerkingsovereenkomst is beëindigd door de vaststellingsovereenkomst en partijen in de vaststellingsovereenkomst in artikel 3 lid 2 uitdrukkelijk afstand hebben gedaan van het recht om deze overeenkomst te ontbinden en/of te vernietigen. Hetgeen [gedn.conv./eis.reconv.] heeft aangevoerd is onvoldoende om aan te kunnen nemen dat het in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn dat FCG haar houdt aan de overeengekomen afstand van het recht om te vernietigen.
4.14. Het vorenstaande leidt tot de slotsom dat de door FCG in conventie onder I gevorderde verklaring voor recht, kort gezegd inhoudend dat [ged.1conv./eis.1reconv.] voor 100% garant moet staan voor de retourprovisies, kan worden toegewezen. Daartegenover dient de door [gedn.conv./eis.reconv.] in reconventie onder I gevorderde vernietiging met de daarmee samenhangende verklaring voor recht dat zij slechts voor 65% moet instaan, te worden afgewezen. Evenzo faalt het beroep op een opschortingsrecht van [ged.1conv./eis.1reconv.], hetwelk gebaseerd is op een onjuiste lezing van de overeenkomst.
Omvang retourprovisiefonds:
4.15. De volgende vraag die voor ligt betreft de omvang en de toereikendheid van het saldo van het retourprovisiefonds. FCG heeft gesteld dat dit saldo € 14.127,38 is. [gedn.conv./eis.reconv.] heeft dit in haar conclusie van antwoord in conventie / eis in reconventie betwist en zij heeft om inzicht en overlegging van bewijsstukken gevraagd. Dit heeft [gedn.conv./eis.reconv.] ook gevorderd in reconventie onder II.
Vervolgens heeft FCG bij haar conclusie van antwoord in reconventie tevens akte overlegging producties een aantal rekening-courantoverzichten overgelegd. Op het laatste overzicht, dat van oktober 2008, staat dat het totaalbedrag van het fonds € 14.127,38 is.
4.16. Op de comparitie is vooral over de hoofdvragen gesproken en niet ook uitgebreid over deze overzichten. [gedn.conv./eis.reconv.] heeft echter wel in algemene termen haar bezwaren met betrekking tot de omvang van het fonds gehandhaafd.
4.17. De rechtbank kan de overzichten van FCG niet helemaal volgen. Het lijkt dat maandelijks bedragen voor retourprovisie van de aan [ged.1conv./eis.1reconv.] uit te betalen provisie worden afgeboekt zonder dat die reserveringen worden bijgeboekt in het fonds. Het fonds begint in juli 2007 met een saldo van € 14.192,38 en daarop hebben in de loop der maanden tot en met oktober 2008 slechts enkele kleine afboekingen plaats. De rechtbank kan niet zien dat de bedragen die volgens de rechter kolom zouden moeten worden toegevoegd aan het fonds, hierin ook daadwerkelijk zijn bijgeschreven.
4.18. De rechtbank zal de zaak naar de rol verwijzen, waar FCG zich bij akte moet uitlaten omtrent het ontstaan van het saldo per juli 2007, de bij- en afboekingen daarop en de huidige omvang van het fonds. Deze informatie is noodzakelijk voor de vaststelling van de omvang van de hoofdsom, waarvan FCG in conventie onder II betaling vordert en tevens voor de beoordeling van de vordering sub II van [gedn.conv./eis.reconv.] in reconventie.
4.19. Voorts heeft [gedn.conv./eis.reconv.] terecht gesteld dat over het saldo van het fonds een rente van 3% per jaar dient te worden vergoed. Dit was bepaald in artikel 5 lid 9 van de samenwerkingsovereenkomst. FCG diende dit bij te schrijven. FCG heeft dit niet betwist. Dit lijkt echter niet gebeurd te zijn, althans de rechtbank kan het niet zien, en FCG heeft in haar conclusie van antwoord in reconventie aangeboden om dit te herstellen. Dit lijkt, als gezegd, nog niet gebeurd en FCG kan dit doen bij vorenbedoelde akte.
4.20. [gedn.conv./eis.reconv.] kan uiteraard reageren bij antwoordakte. De rechtbank verzoekt [gedn.conv./eis.reconv.] om zich daarbij uit te laten over de vraag of met de producties en de uitleg van FCG voldaan is aan haar vordering sub II en, zo niet, wat dan nog ontbreekt. [gedn.conv./eis.reconv.] zal daarbij concrete bescheiden moeten aanwijzen, anders kan de rechtbank geen overlegging bevelen (zie artikel 843a Rv).
4.21. Bij het vorenstaande kondigt de rechtbank nu reeds aan dat kan worden voorbijgegaan aan het verwijt van [gedn.conv./eis.reconv.] ter comparitie dat het retourprovisiefonds tekort is gedaan, doordat eerst de opleidingskosten van [gedn.conv./eis.reconv.] werden afgeboekt en in mindering strekten op het bedrag waarvan 10% werd gereserveerd. [gedn.conv./eis.reconv.] heeft immers geen belang bij deze klacht in het kader van de gevorderde afrekening. Daardoor is het fonds misschien wel tekort gedaan, maar dit is ten goede gekomen aan [ged.1conv./eis.1reconv.], die door deze berekening immers destijds teveel provisie uitbetaald heeft gekregen.
4.22. Voorts kan buiten beschouwing blijven dat het fonds tekort is gedaan doordat [ged.1conv./eis.1reconv.] harerzijds heeft verzuimd om 5% van de aan haar uitbetaalde provisie te reserveren in het fonds. Dit tekort komt nu immers alsnog voor rekening van [gedn.conv./eis.reconv.]
Provisie Conservatrix:
4.23. Een volgend geschilpunt betreft een provisie, die FCG volgens [gedn.conv./eis.reconv.] heeft ontvangen van verzekeraar Conservatrix in verband met een door bemiddeling van [ged.1conv./eis.1reconv.] tot stand gekomen verzekeringsovereenkomst betreffende [betrokkene1]. [ged.1conv./eis.1reconv.] vordert in reconventie uitbetaling van 65% van deze provisie.
FCG bestrijdt deze vordering. Zij stelt dat deze provisie (de rechtbank neemt aan dat zij bedoelt: de onderliggende verzekeringsovereenkomst) niet althans niet binnen de samenwerkingsperiode tot stand is gekomen.
4.24. Dit onderdeel is niet uitgediept op de comparitie. De rechtbank kan niet zien waarover het gaat. Partijen noemen geen concrete betalingen en bedragen, terwijl de aanduiding ‘[betrokkene1]’ en ‘[betrokkene1]’ talloze malen en ook eenmaal [betrokkene1]’ voorkomt in de rekening-courantoverzichten die FCG overlegt.
De rechtbank nodigt partijen uit om zich hierover nader uit te laten in hun aktes.
4.25. De rechtbank zal thans de zaak naar de rol verwijzen en iedere verdere beslissing aanhouden.
5. De beslissing
De rechtbank
in conventie en in reconventie
5.1. bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 19 mei 2010 voor het nemen van een akte door FCG over hetgeen is vermeld onder 4.18, 4.19 en 4.24,
5.2. bepaalt dat [gedn.conv./eis.reconv.] vier weken later bij antwoordakte kan reageren op de akte van FCG en zich daarbij ook dient uit te laten over hetgeen is vermeld onder 4.20,
5.3. houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.W. Huijgen en in het openbaar uitgesproken op 21 april 2010.