zaaknummer / rolnummer: 137697 / HA ZA 06-345
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiseres,
advocaat mr. M.J. Ellenbroek te Deventer,
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
KOENDERS BEHEER B.V.,
gevestigd te Duiven,
gedaagde,
advocaat mr. H.H. van Gaal te [woonplaats],
2. [ged.2],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
advocaat mr. A.J.E. van den Bergen te Rotterdam,
3. [ged.3],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
advocaat mr. F.A.M. Knüppe te Arnhem.
Partijen zullen hierna [eiseres] en Koenders genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 11 maart 2009
- het deskundigenbericht van 14 december 2009
- de conclusie na deskundigenbericht van Koenders
- de conclusie na tweede deskundigenbericht van [ged.2]
- de conclusie na deskundigenbericht van [eiseres]
- de antwoordconclusie na tweede deskundigenbericht van [ged.2]
- de antwoordconclusie van [eiseres].
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De verdere beoordeling
2.1. De rechtbank blijft bij hetgeen zij in de eerdere tussenvonnissen van 29 november 2006, 28 februari 2007, 8 augustus 2007, 17 oktober 2007, 29 oktober 2008 en 11 maart 2009 heeft overwogen en beslist.
2.2. De rechtbank heeft de deskundige aanvullende vragen voorgelegd, met als doel vast te kunnen stellen of een noodzaak tot sanering bestaat. De deskundige komt tot de conclusie dat geen noodzaak tot sanering bestaat. In zijn rapport staat, voor zover hier relevant, onder meer het volgende opgenomen:
‘7. Sanscrit-beoordeling
(…)
Bij de standaard risicobeoordeling met behulp van Sanscrit, zoals opgenomen onder bijlage IV van dit rapport, zijn geen onaanvaardbare humane en/of ecologische risico’s gebleken.
Ingeval sprake is van een verontreiniging die voor 1987 is ontstaan worden geen onaanvaardbare verspreidingsrisico’s afgeleid. Daarmee wordt een sanering op grond van de wet Bodembescherming niet als ‘spoedeisend’ beoordeeld. Sanerende maatregelen worden dan veelal genomen op een natuurlijk moment, als nieuwe ontwikkelingen, zoals bouwactiviteiten of herinrichting van een locatie, daartoe aanleiding geven. Wel worden in de huidige situatie beheersmaatregelen aanbevolen, zoals periodieke monitoring van het grondwater; dit ter beoordeling door het bevoegd gezag Wbb.’
2.3. De rechtbank kan thans eindvonnis wijzen en overweegt als volgt.
2.4. Zoals reeds in het tussenvonnis van 29 november 2006 in r.ov. 4.2. is overwogen zullen de vorderingen jegens Koenders worden afgewezen.
2.5. [eiseres] wordt derhalve in het ongelijk gesteld en moet de kosten van Koenders dragen. Deze kosten worden tot op heden begroot op:
- vast recht € 248,00
- salaris advocaat 904,00 (2 punten × factor 1,0 × tarief € 452,00)
Totaal € 1.152,00
2.6. De vorderingen jegens [ged.3] zullen eveneens worden afgewezen, zoals is overwogen in r.ov. 4.8. van het tussenvonnis 29 november 2006.
2.7. [eiseres] wordt derhalve in het ongelijk gesteld en moet de kosten van [ged.3] dragen. Deze kosten worden tot op heden begroot op:
- vast recht € 248,00
- salaris advocaat 904,00 (2 punten × factor 1,0 × tarief € 452,00)
Totaal € 1.152,00
2.8. Zoals in r.ov. 2.6. van het tussenvonnis van 29 november 2006 is overwogen, is [ged.2] aansprakelijk voor schade die [eiseres] heeft geleden door het verval van haar rechten jegens Koenders. Die schade bestaat uit de schade waartoe Koenders veroordeeld zou zijn.
2.9. In het tussenvonnis van 8 augustus 2007 heeft de rechtbank al overwogen dat de vorderingen die zien op de kosten van Fugro (r.ov. 2.7.), de advocaatkosten en het vervoer naar de advocaten (r.ov. 2.11.), de verkoop van de dierenwinkel (r.ov. 2.13.), de makelaarskosten, tekening van de woning boven de winkel en de gemeenteleges (r.ov. 2.14.), de dubbele woonlasten (r.ov. 2.16.) en de immateriële schadevergoeding (r.ov. 2.17) zullen worden afgewezen.
2.10. Kosten die wel voor vergoeding in aanmerking komen zijn de makelaarskosten in verband met de niet doorgegane verkoop van het perceel ad € 544,54 (r.ov. 2.15). De accountantskosten komen eveneens voor toewijzing in aanmerking, indien deze kosten komen vast te staan, (r.ov. 2.18.) en de kosten van bodemsanering, indien een noodzaak tot sanering zou bestaan (r.ov. 2.9).
2.11. Ter onderbouwing van de accountantskosten heeft [eiseres] een brief van Gibo accountants van 24 juli 1998 overgelegd en een brief van de Rabobank van 5 augustus 1999. Uit deze stukken blijkt niet van de hoogte van de gemaakte accountantskosten en de rechtbank kan uit deze stukken niet afleiden of deze enig verband houden met de schade zoals [eiseres] die stelt te hebben geleden. Deze vordering zal dan ook, omdat [eiseres] deze onvoldoende heeft geconcretiseerd, worden afgewezen.
2.12. Ten aanzien van de gevorderde kosten voor bodemsanering overweegt de rechtbank als volgt. De deskundige heeft in zijn rapport geconcludeerd dat geen noodzaak bestaat voor sanering. Partijen hebben deze conclusie op zichzelf niet bestreden. [eiseres] heeft daartegen nog aangevoerd dat de deskundige slechts heeft bekeken of een noodzaak tot sanering bestaat in verband met de aangetroffen Paks, maar dat daarmee nog niet vaststaat dat sanering in verband met verontreiniging met andere stoffen niet noodzakelijk zou zijn. [ged.2] heeft daartegenin gebracht dat Fugro bij haar onderzoek op 11 december 1998 de bodem niet alleen heeft onderzocht op Paks maar ook op andere verontreinigingen, zoals minerale olie, vluchtige aromaten en fenolen. De rechtbank constateert dat dit standpunt van [ged.2] juist is, zoals blijkt uit de bijlagen bij het rapport van 11 december 1998. De rechtbank zal het standpunt van [eiseres], dat mogelijk nog andere verontreiniging een sanering noodzakelijk maakt, passeren, nu zij dat, in het licht van het gemotiveerde verweer van [ged.2], onvoldoende heeft geconcretiseerd. De rechtbank zal de conclusie van de deskundige, dat geen noodzaak tot sanering bestaat, dan ook overnemen.
Het voorgaande leidt tot het oordeel dat de kosten van sanering van de bodem niet voor vergoeding in aanmerking komen, nu geen noodzaak bestaat tot sanering.
2.13. [eiseres] heeft in haar akte na deskundigenbericht voor het eerst de stelling ingenomen dat de onroerende zaak in waarde is verminderd, dat deze waardevermindering de door haar geleden schade vormt en dat deze schade voor rekening van [ged.2] moet komen. Zij stelt deze waardevermindering gelijk aan de kosten van sanering en verzoekt de rechtbank een deskundige te benoemen om deze kosten vast te stellen.
2.14. [ged.2] voert, kort gezegd, aan dat de bodemverontreiniging niet leidt tot gebruiksbeperkingen, althans niet tot beperkingen van het ‘normaal gebruik’ als bedoeld in art. 5.3 van de koopovereenkomst. [ged.2] is daarom van mening dat de waardevermindering niet voor vergoeding in aanmerking komt. De rechtbank heeft evenwel in het tussenvonnis van 8 augustus 2007 in r.ov. 2.6. reeds overwogen dat de aansprakelijkheid van Koenders voor de bodemverontreiniging vast staat, nu [ged.2] dat niet had bestreden. De rechtbank ziet in hetgeen [ged.2] stelt geen aanleiding op dat standpunt terug te komen. [ged.2] dient dan ook de schade die [eiseres] als gevolg van de bodemverontreiniging heeft geleden aan haar te vergoeden.
2.15. De rechtbank is van oordeel dat aannemelijk is dat [eiseres] ten gevolge van de bodemverontreiniging schade heeft geleden of zal lijden in de vorm van een waardevermindering van het perceel. Volgens vaste rechtspraak komt deze schade voor vergoeding in aanmerking, ook als geen noodzaak tot sanering bestaat (o.m. HR 9 oktober 1992, NJ 1994, 286 en HR 14 juni 2002, JM 2002, 104).
2.16. De hoogte van deze schade staat evenwel nog niet vast. Voor de begroting daarvan dient waarschijnlijk wederom een deskundige te worden ingeschakeld. Gelet op de eis van [eiseres], zoals zij deze in de dagvaarding heeft geformuleerd, voert het naar het oordeel van de rechtbank te ver om opnieuw de omweg van een deskundigenbericht te bewandelen in deze procedure. De rechtbank is van oordeel dat deze zaak afgedaan moet worden en dat de schade bij staat dient te worden opgemaakt.
2.17. Gelet op het voorgaande komen thans slechts voor toewijzing in aanmerking de makelaarskosten, als hiervoor overwogen in r.ov. 2.8. De overige schadevorderingen zullen worden afgewezen, met uitzondering van de schade die bestaat uit de waardevermindering van het perceel en die bij staat dient te worden opgemaakt. De rechtbank zal aan [eiseres] geen voorschot op de schade toekennen, nu de hoogte van de schade nog moet worden begroot en [eiseres] de hoogte van het door haar gevorderde voorschot gelet op de nieuw ingenomen stelling onvoldoende heeft onderbouwd.
2.18. De rechtbank zal [ged.2] in de kosten van deze procedure veroordelen, nu hij overwegend in het ongelijk is gesteld. De kosten aan de zijde van [eiseres] worden tot op heden begroot op:
- dagvaarding € 84,87
- betaald vast recht 62,00
- in debet gesteld vast recht 186,00
- deskundigen 12.971,00
- salaris advocaat 1.582,00 (3,5 punten × factor 1,0 × tarief € 452,00)
Totaal € 14.885,87
3. De beslissing
De rechtbank
3.1. veroordeelt [ged.2] tot vergoeding van de door [eiseres] geleden schade ten gevolge van het tekortschieten door [ged.2] jegens [eiseres], bestaand uit een bedrag van € 544,54 en uit de schade die [eiseres] heeft geleden of zal lijden als gevolg van de waardevermindering van de onroerende zaak aan ’t Slag 8 te Westervoort, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet,
3.2. veroordeelt [ged.2] in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] tot op heden begroot op EUR 14.885,87 te voldoen aan de griffier door overmaking op rekeningnummer 56.99.90.548 ten name van MvJ arrondissement Arnhem onder vermelding van "proceskostenveroordeling" en het zaak- en rolnummer,
3.3. veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van Koenders tot op heden begroot op € 1.152,00,
3.4. veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van [ged.3] tot op heden begroot op € 1.152,00,
3.5. wijst het meer of anders gevorderde af,
3.6. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
Dit vonnis is gewezen door mr. S.H. Bokx-Boom en in het openbaar uitgesproken op 21 april 2010.