Parketnummers : 05/700143-10 en 05/514099-09
Datum zitting : 14 april 2010
Datum uitspraak : 28 april 2010
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
naam : [verdachte]
geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats],
adres : [adres]
plaats : [woonplaats].
raadsman : mr. G.J.A van de Grint, advocaat te 's-Hertogenbosch.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
parketnummer 05/700143-10
hij op of omstreeks 01 januari 2010 in de gemeente Culemborg met een ander of
anderen, op of aan de openbare weg, te weten de Van der Duyn van
Maasdamstraat, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging
geweld heeft gepleegd tegen een woning gelegen aan de Van der Duyn van
Maasdamstraat (nummer [huisnummer]) en/of een auto (Opel Corsa, [kenteken]) en/of een
persoon, zijnde [slachtoffer], welk geweld bestond uit:
- het dreigend opdringen in de richting van die woning en/of die auto, althans
gewapend met (een houten) stok(ken)/knuppel(s) en/of (één of meer stukken)
hout en/of één of meer maglite('s) en/of één of meer ste(e)n(en) zich begeven
in de richting van die woning en/of die auto en/of (vervolgens)
- het slaan met hout en/of een stok/knuppel op/tegen die auto en/of
(vervolgens)
- het met een houten balk en/of stuk hout ingooien van de voorruit van die
woning (waarbij/waardoor een bewoner en/of aanwezige van/in die woning, zijnde
[slachtoffer1] pijn en/of letsel heeft ondervonden/opgelopen) en/of (vervolgens)
- het dreigend opdringen in de richting van die [slachtoffer] en/of
(vervolgens)
- het vastpakken en/of vasthouden van die [slachtoffer] en/of (vervolgens)
- het met een stok/knuppel en/of stuk hout en/of maglite slaan van die [slachtoffer] en/of (vervolgens)
- het slaan en/of stompen van die [slachtoffer] en/of
- het schoppen en/of trappen van die [slachtoffer] en/of (vervolgens)
- het gooien met één of meer ste(e)n(en) tegen en/of in de richting van die
woning en/of die auto en/of
- het ter aanmoediging en/of ondersteuning aanwezig zijn van één of meer van
bovenvermelde handelingen,
waarbij hij, verdachte, opzettelijk één
of meerdere ste(e)n(en) tegen en/of in de richting van die woning heeft
gegooid en aldus één of meerdere ruit(en) van die woning heeft vernield;
parketnummer 05/514099-09
hij op of omstreeks 02 augustus 2009 te Culemborg opzettelijk beledigend (een)
ambtena(a)r(en), te weten [betrokkene1] en/of [betrokkene2], gedurende en/of
ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hun bediening, in
diens/dier tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden
"kankerlijders" en/of "kankerhomo" en/of "kankerlijder", althans woorden van
gelijke beledigende aard en/of strekking;
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaken zijn op 14 april 2010 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. G.J.A van de Grint, advocaat te 's-Hertogenbosch.
De zaken van de officier van justitie in het arrondissement Arnhem, onder bovenstaande parketnummers bij afzonderlijke dagvaardingen aanhangig gemaakt, zijn gevoegd.
De officier van justitie, mr. J. Schram, heeft geëist dat verdachte ter zake van het bij parketnummer 05/700143-10 en bij parketnummer 05/514099-09 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 126 dagen waarvan 90 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht met de bijzondere voorwaarden dat verdachte zich gedurende de proeftijd zal houden aan de aanwijzingen van de Reclassering en dat verdachte zich in periode van 31 december 2010 12.00 uur tot en met 1 januari 2011 12.00 uur en de periode van 31 december 2011 12.00 uur tot en met 1 januari 2012 12.00 uur niet buiten zijn woning zal begeven.
De officier van justitie heeft voorts geëist dat verdachte zal worden veroordeeld tot een werkstraf van 120 uren subsidiair 60 dagen hechtenis.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
parketnummer 05/700143-10
In de wijk Terweijde in Culemborg wonen veel mensen van Marokkaanse en Molukse afkomst. In de periode vóór de jaarwisseling 2009-2010 zijn er in deze wijk veel spanningen tussen groepen Marokkaanse en groepen Molukse personen. Met name de jongeren uit deze groeperingen zoeken in die periode dikwijls de confrontatie met elkaar op, hetgeen enkele malen resulteert in (onder andere) vernielingen en brandstichtingen. De politie verbaliseert daarover dat de spanning tussen de twee groeperingen hoog oploopt en dat de direct betrokkenen nauwelijks aangifte durven doen of getuigenverklaringen durven af te leggen uit angst voor represailles. De betrokken jongeren willen zelf ook geen aangifte doen en nemen liever het recht in eigen hand door telkens elkaar bewust op te zoeken om gebeurtenissen met elkaar uit te vechten.
In de avond van Oudjaar 2009 rond 20.45 uur wordt op de Parklaan in Culemborg een auto van een Molukse jongere in brand gestoken. Later, in de nacht van Nieuwjaar 2010 rond 1.15/1.30 uur, begeeft een groep Molukkers zich naar de Van der Duyn van Maasdamstraat. Een deel van de groep richt vernielingen aan op de vlak bij diens woning geparkeerde Opel Corsa (kenteken [kenteken])[slachtoffer]] Het andere deel van de groep richt zich op de woning van aangever, waar de voorruit van de woning met een balk wordt ingegooid, stenen naar de woning worden gegooid en de ruit van de voordeur met stenen wordt ingegooid. [slachtoffer1], die in de woning op bezoek was en zich in de woonkamer op de begane grond bevond, wordt geraakt door de balk en raakt daarbij gewond. Als aangever uit zijn auto stapt wordt hij geslagen met een honkbalknuppel en/of een staaflantaarn (maglite), komt ten val en wordt vervolgens geschopt en geslagen. Hij loopt bij het afweren van een slag een gebroken arm (elleboog) op.
Standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 1 januari 2010 openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer], zijn woning en zijn auto. Zij acht tevens wettig en overtuigend bewezen dat verdachte daarbij opzettelijk ruiten van die woning heeft vernield door het gooien van stenen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair aangevoerd dat:
- De getuigenverklaringen in het dossier onbetrouwbaar zijn omdat, gezien de tijdspanne tussen het incident en de verhoren, wel vaststaat dat [slachtoffer] en de getuigen voor het verhoor met elkaar het verhaal hebben kunnen afstemmen, hetgeen ook ondersteund wordt door het gegeven dat alle getuigen dezelfde vier betrokken personen noemen, onder wie verdachte. Dit wordt onderstreept door de omstandigheden dat aangever [slachtoffer] pas bij zijn aangifte de naam van verdachte noemt, terwijl hij die meteen na het incident niet noemt tegenover de gearriveerde verbalisanten, en dat het onwaarschijnlijk is dat aangever goed kon zien dat verdachte stenen naar zijn woning gooide omdat hij even daarvoor een harde klap op zijn hoofd had gehad.
- Verdachte niet bij het openlijk geweld aanwezig kan zijn geweest omdat hij toen in de woning van zijn moeder op bed lag.
De raadsman heeft daarom primair verzocht om zijn cliënt vrij te spreken van het tenlastegelegde feit.
Subsidiair heeft de raadsman bepleit dat uitsluitend wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte met stenen naar de woning aan de Van der Duyn van Maasdamstraat [huisnummer] heeft gegooid en niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte bij de mishandeling van [slachtoffer] of bij de vernieling van zijn auto betrokken is geweest. Naar het oordeel van de raadsman is het gooien van stenen onvoldoende om van medeplegen te kunnen spreken.
De raadsman heeft daarom ook subsidiair verzocht om zijn cliënt vrij te spreken van het tenlastegelegde feit.
Beoordeling van de standpunten
Primair gevoerde verweren
1. Verklaring aangever
[slachtoffer] heeft meteen na het geweldincident een korte verklaring afgelegd tegenover de toen aanwezige verbalisanten. Hij heeft toen de naam van verdachte niet genoemd maar pas bij zijn aangifte over de betrokkenheid van verdachte verklaard. Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat hieraan niet de conclusie kan worden verbonden dat dit opmerkelijk is. Immers, [slachtoffer] verklaarde op dat moment alleen over het vernielen van de ruiten van de woning en niet over de andere geweldshandelingen. Daarnaast was de situatie, toen de verbalisanten bij de woning arriveerden, dusdanig chaotisch en emotioneel dat het niet vreemd is dat een even tevoren mishandelde persoon op zo’n moment niet meteen alle namen van de betrokken personen noemt, terwijl hij dat later bij zijn aangifte wél doet.
Dit geldt ook voor het verweer van de raadsman dat vreemd is dat [slachtoffer] goed kan hebben gezien dat verdachte stenen gooide, omdat hij even daarvoor een harde klap op zijn hoofd had gehad. Immers, uit het dossier blijkt niet dat [slachtoffer] door die klap helemaal niets meer heeft kunnen waarnemen.
2. Betrouwbaarheid getuigen
Het dossier biedt voorts geen aanknopingspunten voor het standpunt van de raadsman dat [slachtoffer] en de getuigen hun verklaringen op elkaar hebben afgestemd en dat hun verklaringen (derhalve) onbetrouwbaar zijn. Uit het gegeven dat aangever en genoemde getuigen dezelfde personen herkennen uit een grotere groep Molukse personen en de overige personen niet, kan niet zonder meer worden afgeleid dat een dergelijke afstemming heeft plaatsgevonden. De rechtbank merkt daarbij op dat aangever weliswaar als achternaam van verdachte [naam] heeft genoemd, maar uit de verklaring van aangever blijkt dat hiermee een en dezelfde persoon als verdachte is bedoeld. De omstandigheid dat [getuige1] eerst als tolk heeft opgetreden bij de aangifte van haar vader, en vervolgens als getuige is gehoord, is als ongelukkig aan te merken, maar ook dit leidt niet zonder meer tot het oordeel dat zij daardoor niet in staat is geweest een objectieve verklaring af te leggen van hetgeen zij zelf heeft waargenomen. Bij de beoordeling van de betrouwbaarheid van de verklaringen van aangever en de getuigen is van belang dat in de verklaringen van aangever en beide genoemde getuigen weliswaar overeenkomsten zijn - die vanzelfsprekend zijn als het feit zich inderdaad op die wijze heeft voorgedaan - maar dat er ook verschillen zijn in hun waarneming. Bovendien verklaren de getuigen gedetailleerd over omstandigheden waarover aangever niet heeft verklaard. Dit ondersteunt naar het oordeel van de rechtbank niet de stelling dat er sprake is geweest van afstemming tussen de betrokkenen.
Voorts acht de rechtbank voor de beoordeling van de betrouwbaarheid het volgende van belang. Uit het dossier blijkt dat door de voortdurende spanningen tussen de Molukse en Marokkaanse bevolkingsgroep en de incidenten die daaruit voort zijn gekomen dat de betrokkenen veelal geen aangifte durfden te doen. Bovendien blijkt uit het dossier dat veel mensen in de wijk Terweijde elkaar kennen. Tegen deze achtergrond acht de rechtbank het onaannemelijk dat [slachtoffer] opzettelijk de verkeerde Molukse mannen aanwijst als daders, bovendien uitgerekend de kleinkinderen van een Molukse man met wie hij tot diens overlijden een meer dan goed contact had.
3. Alibi van verdachte
Verdachte verklaart bij de politie dat hij als gevolg van afgestoken vuurwerk kruit in zijn ogen en mond gekregen en dat hij om die reden omstreeks 00.45 uur bij zijn moeder in de woning aan de Diepenbrockstraat [huisnummer] naar binnen is gegaan en tot ongeveer 01.15 uur op de bank is gaan liggen en vervolgens naar bed is gegaan. Hij heeft tot ongeveer 02.15 – 02.45 uur op bed gelegen in de slaapkamer van zijn moeder. Verdachte verklaart verder dat hij alleen was met zijn moeder en dat, toen hij later omstreeks 02.15 – 02.45 uur naar buiten rende toen er stenen in de straat werden gegooid, er niemand anders in de woning meer aanwezig was. Ter terechtzitting heeft verdachte dit herhaald.
Zijn moeder, [naam], verklaart dat verdachte die nacht omstreeks 01.15 uur naar huis wilde omdat hij last had van zijn ogen. Zij verklaart dat zij met verdachte mee naar huis is gegaan, dat zij ongeveer een half uur in de woonkamer zijn geweest en dat verdachte toen naar boven is gegaan. Omstreeks 02.30 uur is zij met haar dochter en met verdachte weer naar buiten gegaan omdat er lawaai op straat was.
Uit deze verklaringen zou de rechtbank wellicht kunnen afleiden dat verdachte ten tijde van het openlijk geweld de woning van zijn moeder niet heeft verlaten, ware het niet dat [zus verdachte] verklaart dat zij verdachte na het afsteken van het vuurwerk in en uit de woning heeft zien lopen en dat zij hem omstreeks 01.30 uur nog buiten heeft zien staan en naar hem heeft gezwaaid. Verdachte heeft ter terechtzitting bevestigd dat hij die nacht naar [zus verdachte] heeft gezwaaid. Bovendien heeft [naam], de broer van verdachte, verklaart dat hij na het afsteken van het vuurwerk rond 01.00 uur naar het pleintje is geweest en dat verdachte daarbij was. Hij verklaart verder dat hij om 01.30 uur en alleen naar huis is gelopen terwijl verdachte op het pleintje achterbleef.
Op grond van deze verklaringen van [zus verdachte] en [naam], in het licht van de verklaringen van aangever en de getuigen [getuige1] en [getuige2], acht de rechtbank de verklaringen van verdachte en zijn moeder dat verdachte de woning niet meer heeft verlaten tot in de Diepenbrockstraat stenen werden gegooid (rond 2.00 uur) dan ook ongeloofwaardig.
De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat de afstand tussen de woning van de moeder van verdachte, Diepenbrockstraat [huisnummer], tot aan de woning van [slachtoffer] kort is en dat het openlijk geweld in een relatief kort tijdsbestek heeft plaatsgevonden. De rechtbank is van oordeel dat het onder deze omstandigheden heel wel mogelijk is dat verdachte fysiek aanwezig is geweest bij de geweldshandelingen, terwijl hij daarvoor en daarna op bed in de woning aan de Diepenbrockstraat heeft gelegen. Het verweer van de raadsman wordt derhalve verworpen.
Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank geen enkele reden om de verklaringen van [slachtoffer], [getuige1] en [getuige1] niet geloofwaardig te achten.
De rechtbank acht, uitgaande van de lezing van [slachtoffer], in samenhang met de getuigenverklaringen van [getuige1] en [getuige1], het volgende bewezen.
In de Van der Duyn van Maasdamstraat zit in de nacht van Oud op Nieuw 2009-2010 tussen 1.15 uur en 1.30 uur [slachtoffer], een man van Marokkaanse komaf, in zijn auto een sigaret te roken. Op dat moment komt er een groep van ongeveer 15 tot 20 Molukse jongeren aanlopen. De groep splitst zich en een deel van de groep dringt zich dreigend op naar de woning van [slachtoffer] aan de Van der Duyn van Maasdamstraat [huisnummer]. Het andere deel van de groep dringt zich dreigend op naar de auto waarin [slachtoffer] zich bevindt.
[slachtoffer] hoort vervolgens dat er op zijn auto wordt geslagen met een stuk hout en stapt de auto uit, als gevolg waarvan het deel van de groep dat zich bij de auto van [slachtoffer] bevindt, naar het gedeelte van de groep dat zich bij zijn woning bevindt, rent. Medeverdachte [naam] gooit op dat moment een houten balk door de voorruit van de woning van [slachtoffer]. De ruit breekt in stukken en de balk komt in de woonkamer terecht. In de woonkamer bevindt zich op dat moment [slachtoffer1], die bij de familie [slachtoffer] bezoek is. Zij krijgt de balk tegen zich aan waardoor zij op de grond valt en gewond raakt.
Er worden door diverse mensen stenen tegen de ruiten en muren van de woning van [slachtoffer] gegooid. Verdachte is een van de personen geweest die een steen naar de ruit van de woning en de ruit van de voordeur heeft gegooid. Ook wordt een ruit aan de rechterzijde van de auto van [slachtoffer] ingegooid en worden er stenen naar deze auto gegooid. [slachtoffer] loopt naar zijn huis en roept tegen de groep dat zij moet stoppen. Dan keert de groep zich tegen hem, komt dreigend op hem af en er ontstaat een worsteling. Bij de groep zijn in ieder geval twee mannen met knuppels van hout of aluminium en deze twee mannen beginnen daarmee op [slachtoffer] in te slaan Eén van die ‘knuppels’ is een zaklamp van het merk Maglite en [slachtoffer] wordt daarmee op zijn gezicht geslagen. Hij wordt ook verschillende keren geslagen, gestompt, geschopt en getrapt. Een medeverdachte haalt met een honkbalknuppel hard uit richting het hoofd van [slachtoffer]. [slachtoffer] heft vervolgens zijn linkerarm op om de klap af te weren. Hij ziet en voelt dan dat de knuppel heel hard op zijn arm terechtkomt, voelt dat er iets breekt in zijn arm en voelt veel pijn. Op datzelfde moment wordt hij met een hard voorwerp op zijn hoofd geslagen en valt hij op de grond. Ook dan voelt hij veel pijn.
Als gevolg van het afweren van het geweld gericht tegen zijn hoofd heeft [slachtoffer] zijn arm gebroken. Voorts heeft hij een hoofdwond. Verder heeft hij meerdere blauwe plekken op zijn benen en in zijn rechterzij en heeft hij een verdoofde, blauwe plek op zijn kin.
Van de auto van [slachtoffer], een Opel Corsa met kenteken [kenteken] is een raam aan de passagierskant ingeslagen. Bij zijn woning is de hele voorruit vernield als ook de ruiten in de voordeur.
Om ongeveer 01.45 uur arriveren er twee verbalisanten bij de woning van aangever [slachtoffer] Zij treffen [slachtoffer] daar aan en zien dat hij verwondingen aan zijn hoofd heeft die bloeden.
De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 1 januari 2010 stenen naar/tegen de woning en de ruiten van de woning van [slachtoffer] heeft gegooid.
Subsidiair gevoerde verweer
Naar het oordeel van de raadsman is het gooien van stenen echter onvoldoende om te kunnen spreken van het medeplegen van de tenlastegelegde mishandeling van [slachtoffer] en de vernieling van zijn auto en woning.
De rechtbank overweegt als volgt.
Aan verdachte is tenlastegelegd dat hij openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd. Daartoe moet wettig en overtuigend kunnen worden bewezen dat verdachte een voldoende significante bijdrage heeft geleverd aan het geweld.
Verdachte maakte deel uit van een groep andere Molukkers, en begaf zich met de groep, nadat eerder de auto van een Molukker in brand was gestoken, in de richting van een ‘Marokkaanse straat’, terwijl verdachte wist en de overige groepsleden eveneens moeten hebben geweten dat er reeds hoog opgelopen spanningen tussen beide groepen bestonden. De rechtbank kan dan ook niet anders dan concluderen dat de groep Molukkers die straat in is gegaan om verhaal te halen bij ‘de Marokkanen’. Daarbij was de groep Molukkers bewapend met in ieder geval een honkbalknuppel en/of een maglite staaflantaarn. Verdachte bevond zich in deze groep en heeft een significante bijdrage geleverd aan het geweld door het gooien van stenen naar de woning van aangever. Daarmee acht de rechtbank het openlijk geweld wettig en overtuigend bewezen. Dit geldt ook voor het openlijk geweld gepleegd tegen [slachtoffer] en zijn auto, nu de personen in de groep als 1 homogeen geheel zijn opgetrokken en van daaruit het geweld hebben gepleegd. De omstandigheid dat de groep zich even heeft gesplitst richting enerzijds de woning en anderzijds aangever en zijn auto doet hieraan niet af, nu men steeds op korte afstand van elkaar is gebleven en steeds zicht heeft kunnen hebben op elkaars handelen.
Het subsidiaire verweer van de raadsman wordt verworpen.
De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 1 januari 2010 openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer], zijn woning, gelegen aan de Van der Duyn van Maasdamstraat nummer [huisnummer] en zijn een auto, een Opel Corsa met kenteken [kenteken].
Aan verdachte is tevens de strafverzwarende omstandigheid tenlastegelegd dat hij opzettelijk met één of meer stenen één of meer ruiten van die woning heeft vernield. Vast staat dat verdachte stenen naar de woning heeft gegooid. Vast staat ook dat er door het gooien van stenen ruiten van de woning zijn vernield. Echter, verdachte is niet de enige geweest die op dat moment stenen naar de woning gooide.
Voor een bewezenverklaring van de strafverzwarende omstandigheid is noodzakelijk dat de steen die verdachte gooide, ook daadwerkelijk de steen is geweest die de ruit heeft vernield. Nu er die avond meerdere stenen door meerdere personen naar de woning zijn gegooid, kan de rechtbank niet vaststellend dat één van de stenen die verdachte gooide, ook daadwerkelijk de vernieling van de ruit tot gevolg heeft gehad. Verdachte zal daarom van die strafverzwarende omstandigheid worden vrijgesproken.
parketnummer 05/514099-09
Ten aanzien van het tenlastegelegde feit is er sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, tweede volzin van het Wetboek van Strafvordering. Daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen, zijnde:
- de verklaring van verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting van 16 april 2010;
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal nr. 20090671193-175, gedateerd 16 november 2009, opgemaakt door verbalisant [naam] van de regiopolitie Gelderland-Zuid, District De Waarden, districtsrecherche, met bijlagen, voor zover inhoudende:
- het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 2 augustus 2009, p. 245.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het bij parketnummer 05/700143-10 en bij parketnummer 05/514099-09 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
parketnummer 05/700143-10
hij op 01 januari 2010 in de gemeente Culemborg met anderen, op of aan de
openbare weg, te weten de Van der Duyn vanMaasdamstraat, openlijk in vereniging
geweld heeft gepleegd tegen een woning gelegen aan de Van der Duyn van
Maasdamstraat (nummer [huisnummer]) en een auto (Opel Corsa, [kenteken]) en een
persoon, zijnde [slachtoffer], welk geweld bestond uit:
- het dreigend opdringen in de richting van die woning en die auto, en/of (vervolgens)
- het slaan met hout en/of een stok/knuppel tegen die auto en/of
(vervolgens)
- het met een houten balk ingooien van de voorruit van die
woning (waarbij een aanwezige in die woning, zijnde
[slachtoffer1] pijn en letsel heeft ondervonden/opgelopen) en/of (vervolgens)
- het dreigend opdringen in de richting van die [slachtoffer] en/of
(vervolgens)
- het vastpakken en vasthouden van die [slachtoffer] en/of (vervolgens)
- het met een stok/knuppel en/of maglite slaan van die [slachtoffer] en/of (vervolgens)
- het slaan en stompen van die [slachtoffer] en/of
- het schoppen en trappen van die [slachtoffer] en/of
- het gooien met stenen tegen en in de richting van die
woning en die auto en/of
- het ter ondersteuning aanwezig zijn van één of meer van bovenvermelde handelingen
parketnummer 05/514099-09
hij op 02 augustus 2009 te Culemborg opzettelijk beledigend
ambtenaren te weten [betrokkene1] en [betrokkene2], gedurende en/of
ter zake van de rechtmatige uitoefening van hun bediening, in
diens/dier tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden "kankerlijders" en "kankerhomo" en/of "kankerlijder",
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
Voor zover meer feiten bewezen zijn verklaard, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben.
4. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
parketnummer 05/700143-10
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en goederen.
parketnummer 05/514099-09
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd.
De feiten zijn strafbaar.
5. De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten.
6. De motivering van de sanctie(s)
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
• de justitiële documentatie betreffende verdachte, gedateerd 1 april 2010;
• een reclasseringsadvies (beknopt) van Reclassering Nederland, gedateerd 11 januari 2010, betreffende verdachte;
• een reclasseringsadvies van Reclassering Nederland, gedateerd 30 maart 2010, betreffende verdachte.
Standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het bij parketnummer 05/700143-10 en bij parketnummer 05/514099-09 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 126 dagen waarvan 90 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht met de bijzondere voorwaarden dat verdachte zich gedurende de proeftijd zal houden aan de aanwijzingen van de Reclassering en dat verdachte zich in periode van 31 december 2010 12.00 uur tot en met 1 januari 2011 12.00 uur en de periode van 31 december 2011 12.00 uur tot en met 1 januari 2012 12.00 uur niet buiten zijn woning zal begeven.
De officier van justitie heeft voorts geëist dat verdachte zal worden veroordeeld tot een werkstraf van 120 uren subsidiair 60 dagen hechtenis.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat de tijd door verdachte in verzekering en in voorlopige hechtenis gezeten afdoende is. Verder heeft de raadsman aangevoerd dat de door de officier van justitie geëiste werkstraf en het geëiste huisarrest te ver gaan.
Beoordeling van de standpunten
De rechtbank overweegt als volgt.
De wijk Terweijde in Culemborg is gedurende langere tijd gebukt gegaan onder spanningen tussen (met name) Molukse en Marokkaanse jongeren. De wijk Terweijde kwam uiteindelijk in een geweldspiraal terecht. Deze geweldspiraal lijkt op een hoogtepunt te zijn geweest in de nacht van 31 december 2009 op 1 januari 2010. Verdachte is die nacht, met een groep Molukse personen, verhaal gaan halen bij een Marokkaanse familie, nadat eerder die avond een Molukse auto in brand was gestoken en waarvan in de Molukse gemeenschap gedacht werd dat dit door de zoon van [slachtoffer] zou zijn gedaan. [slachtoffer] is hierbij ernstig gewond geraakt en zijn woning en zijn auto zijn vernield. [slachtoffer] heeft daarbij rake klappen met een knuppel en een maglite gehad en wanneer deze man zijn elleboog niet had opgeheven om zich hiertegen te verweren, was er een aanmerkelijke kans geweest dat deze man aan de gevolgen van het openlijk geweld was overleden. Het is dus niet aan verdachte of zijn mededaders te danken dat het letsel bij deze man niet ernstiger was dan dat het nu al was.
Bovendien is er bij het openlijk geweld een balk door de voorruit en zijn er stenen door de ruit van de voordeur van de woning van [slachtoffer] gegooid. In die woning bevonden zich op dat moment diverse personen. Dat door het gooien van die voorwerpen deze personen (ernstig) zouden kunnen worden verwond hebben verdachte en zijn mededaders voor lief genomen. Eén van hen heeft de balk tegen haar hoofd gekregen en heeft daardoor pijn en letsel ondervonden. Verdachte en zijn mededaders mogen daarbij van geluk spreken dat een en ander niet slechter is afgelopen.
Verdachte is daarbij niet de persoon geweest die geweld tegen [slachtoffer] heeft gepleegd noch is verdachte de persoon geweest die de balk door de ruit van de woning heeft gegooid, maar verdachte heeft wel stenen naar de woning gegooid en zo een wezenlijke bijdrage aan het openlijk geweld geleverd.
De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij in een groep op deze manier verhaal is gaan halen. Verdachte heeft door zijn handelen niet alleen anderen pijn, letsel, angst en schade toegebracht, verdachte heeft ook door het recht in eigen hand te nemen bijgedragen aan de spiraal van geweld waarin Culemborg zich op dat moment bevond en heeft er (mede) voor gezorgd dat dit geweld in stand bleef. Door zijn handelen heeft verdachte ervoor gezorgd dat 2010 voor een heleboel mensen in Culemborg is begonnen met angst.
Bovendien is verdachte eerder al betrokken geweest bij het incident op 2 augustus 2009 waarbij zijn aandeel in het openlijk geweld bestond uit het beledigen van verbalisanten. Hiermee heeft verdachte het openbaar gezag ernstig aangetast en het de politie onmogelijk gemaakt om de openbare orde te handhaven. Het openlijk geweld was zodanig hardnekkig en ernstig dat de politie zich uiteindelijk heeft moeten terug trekken. De rechtbank acht dit ernstig en volstrekt ontoelaatbaar. Uit voorgaande feiten kan gevoeglijk de conclusie worden getrokken dat verdachte kennelijk behoort tot een groep die een aanzienlijk aandeel heeft in de problemen in de wijk Terweijde in Culemborg. In het nadeel van verdachte houdt de rechtbank er rekening mee dat hij eerder voor dergelijke feiten is veroordeeld.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat voor dergelijke feiten in ieder geval een gevangenisstraf op zijn plaats is. Zij zal verdachte veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 127 dagen waarvan 90 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De rechtbank is van oordeel dat een forse voorwaardelijke gevangenisstraf noodzakelijk is om verdachte ervoor de toekomst hopelijk ervan te weerhouden wederom op een dergelijke wijze verhaal te gaan halen. Zij is ook van oordeel dat uitsluitend een deels voorwaardelijke gevangenisstraf, zoals is betoogd door de raadsman, geen recht doet aan de ernst van het feit. Zij zal verdachte daarom tevens veroordelen tot een werkstraf van 60 uren subsidiair 30 dagen hechtenis. Deze werkstraf is lager dan door de officier van justitie gevorderd omdat de rechtbank tot een vrijspraak komt voor de strafverzwarende omstandigheid die de officier van justitie wel bewezen acht.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat verdachte gedurende de periode van de jaarwisseling 2010-2011 en de jaarwisseling van 2011-2012 huisarrest opgelegd krijgt. De rechtbank is echter van oordeel dat het geweld in de wijk Terweijde een langlopend conflict betreft waarbij op verschillende momenten verschillende incidenten hebben plaatsgevonden. De spanning en het geweld hebben uiteindelijk, tijdens de jaarwisseling, tot een treurige climax geleid. Hoewel het aannemelijk is dat de jaarwisseling en de viering daarvan hebben bijgedragen aan de aanwezigheid van veel mensen op straat, ligt naar het oordeel van de rechtbank de oorzaak van de conflicten en de escalatie daarvan niet in de jaarwisseling en de viering daarvan. De rechtbank ziet onvoldoende redenen om het gevorderde huisarrest bij wege van bijzondere voorwaarde op te leggen. Ook voor het opleggen van een toezicht door de Reclassering ziet de rechtbank geen aanleiding nu dit niet door de Reclassering is geïndiceerd.
De rechtbank zal het thans geschorste bevel tot voorlopige hechtenis tegen verdachte opheffen.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 27, 57, 141, 266 en 267 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het bij parketnummer 05/700143-10 en bij parketnummer 05/514099-09 tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
A. een gevangenisstraf voor de duur van 127 (honderdzevenentwintig) dagen.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf 90 (negentig) dagen niet ten uitvoer zullen worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht geheel in mindering zal worden gebracht
B. Het verrichten van een werkstraf gedurende 60 (zestig) uren.
Bepaalt dat deze werkstraf binnen 1 (één) jaar na het onherroepelijk worden van dit vonnis moet worden voltooid.
De termijn binnen welke de werkstraf moet worden verricht, wordt verlengd met de
tijd dat de veroordeelde rechtens zijn vrijheid is ontnomen, alsmede met de tijd dat hij ongeoorloofd afwezig is.
Beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast.
Stelt deze vervangende hechtenis vast op 30 (dertig) dagen.
Heft op het thans geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
mr. A.M.P.T. Blokhuis (voorzitter), mr. M.M.L.A.T. Doll en mr. M.A.E. Somsen,
in tegenwoordigheid van mr. S.C.A.M. Janssen, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 28 april 2010.